Weerwoord: Van harte aanbevolen...
Kan digitaal collecteren, een noodmaatregel vanwege de coronapandemie, geen blijvertje worden?
Velen van ons zullen dankbaar zijn dat de gang naar het huis van God weer is zoals vanouds. Nu nagenoeg alle maatregelen en beperkingen vanwege de coronapandemie zijn vervallen, kan de gemeente weer in haar geheel samenkomen. Alles is weer zoals het was, op een enkel ding na. Vaak is daar wat voor te zeggen. Ik denk aan het nog blijven gebruiken van kleine bekertjes aan de avondmaalstafel en de wijze van collecteren. Maar over dat laatste wil ik het toch even hebben.
Wat het gebruik van die kleine bekertjes betreft: het zal nog volgehouden worden zolang er goede redenen voor zijn, maar niemand is voornemens om die praktijk tot vast gebruik te verheffen. Ik ben tenminste nog niemand tegengekomen die deze mening is toegedaan. Dat ligt bij de collecte anders. Her en der gaan geluiden op dat de nieuwe manier van collecteren wel eens een blijvertje zou kunnen zijn. Het gaat dan veelal concreet om geïmproviseerde offerblokken in de hal van de kerk of het overmaken van het collectegeld via de bank.
Naar mijn besef moeten we hier toch wel pas op de plaats maken. Vanouds horen de voorbeden in de dienst en het inzamelen van de gaven nadrukkelijk bij elkaar. De collecte, zoals wij die doorgaans noemen, is een wezenlijk onderdeel van de eredienst, en dat is niet van vandaag of gisteren. In de liturgie van de synagoge, de directe voorloper van de vroegchristelijke liturgie, werden de tienden ingezameld. En als het over de christelijke kerk van het eerste uur gaat: in Handelingen lezen we al van de verkiezing van zeven diakenen aan wie de diaconale zorg jegens hen die gebrek hebben, wordt toevertrouwd.
In deze vroege tijd brengen de leden van de gemeente gaven in natura en in geld mee naar de samenkomst van de gemeente. Van deze gaven wordt de gezamenlijke liefdemaaltijd gehouden en wat overblijft wordt gedeeld, met name onder armen, zieken en gevangenen, zodat niemand gebrek hoeft te lijden. Rond het jaar 200 doet dan een rieten mandje, ”corba” genoemd, zijn intrede in de dienst; het gaat rond en iedereen kan daar zijn geldelijke gave in kwijt.
Nu staat deze geldelijke gave ten diepste als deel voor het geheel: ze staat voor de hele mens met de hem of haar geschonken gaven. Het gaat om meer dan een gift. Het inzamelen van de gaven in de eredienst is dan ook echt iets anders dan wanneer je wat geeft aan de collectant die aan de voordeur staat. De gave is óók uitdrukking van het wijden van ons leven, onze krachten, onze gaven en ons bezit aan de Heere. De gave die we geven, is beschikbaar tot Zijn dienst, net zoals –als het goed is– ons hele bestaan Hem ter beschikking staat. De collecte is dan ook een wezenlijk onderdeel van de eredienst. Voor Calvijn is het ondenkbaar dat er een samenkomst van de gemeente is zonder prediking, gebed, sacrament én aalmoes.
Het feit dat we onze gave in de vorm van geld geven, kan dit besef van het wijden van wat we zelf ontvingen aan de dienst van de Heere al doen vervagen. Het is weinig concreet. En soms bekruipt je het gevoel dat we met het geven van een goede gift onze eigen roeping om naar hen die nood kennen om te zien en de dienst van de Heere te bevorderen bijna afkopen. Laat er dus minstens het besef blijven, én de liturgische vorm die daarbij hoort, dat we onze gaven voor Hém neerleggen. Hoe wezenlijk is het wanneer we, zelf door de Heere bediend, ook mogen dienen. En als het over de diaconale gaven gaat: wat een voorrecht is het om, als we zo rijk bedeeld zijn, ook te mogen mededelen aan anderen. Dat is Bijbelse barmhartigheid: dienen met gebeden én gaven.
De auteur is universitair docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarium en hersteld hervormd predikant in Putten. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen. > rd.nl/weerwoord