„Wat denken jullie, gaat de kernbom vallen?” De catechisanten keken verrast bij deze vraag, aan het begin van de les. Ze aarzelden even, maar uiteindelijk was hun conclusie: „Nee, daar begint Poetin niet aan, dat durft hij niet.”
Als ik zou weten dat morgen de wereld vergaat, zou ik vandaag nog een appelboom planten. Luther zou het gezegd kunnen hebben, afgelopen week.
Het wás ook een week om verdrietig van te worden. Vrijwel alle media trokken de registers open over de dreiging van een nucleaire oorlog met Rusland. Zomaar wat krantenkoppen: ”Wat als Poetin een kernbom inzet?” ”Gaat-ie op zijn rode knop drukken?” ”Wat is de veiligste plek op aarde bij een kernoorlog?” ”Oude atoombunkers gaan ons niet redden”. ”Kernoorlogen kunnen ook per ongeluk beginnen”. Veel artikelen beschrijven de gevolgen van deze kernwapens op een manier die weinig aan de verbeelding overlaat.
Direct nadat Poetin twee weken geleden besloot zijn nucleaire arsenaal op scherp te stellen, nam het zoekverkeer op Google naar de term ”kernoorlog” met een factor 100 toe. Dat is meer dan ooit sinds 2004, toen Google begon die metingen vast te leggen.
Abortuspil
Ieders ogen zijn gericht op de gruweldaden in Oekraïne, de vluchtelingenstroom die daarmee gepaard gaat en de dreiging tussen Oost en West. Maar intussen is er ook veel ander leed, dat maar weinig aandacht krijgt. In Afghanistan voltrekt zich een drama sinds het bewind van de taliban: daar lijden 3 miljoen kinderen honger. Het aantal mensen dat daar in acute nood verkeert, is verdubbeld in anderhalf jaar tijd. In Syrië zijn sinds de oorlog uitbrak 5,5 miljoen mensen het land ontvlucht: dat is het dubbele van het aantal Oekraïense vluchtelingen. Over Jemen, Ethiopië en Somalië zijn soortgelijke verhalen te vertellen.
Dichterbij voltrok zich een ramp van een andere orde toen de Tweede Kamer deze week groen licht gaf voor de verstrekking van de abortuspil via de huisarts. Van een andere orde, zeker, maar ook hier gaat het over leven en dood. Elke pil beëindigt een pril leven, zet een kloppend hartje stil. In de media was er amper aandacht voor.
Eindtijd
Ook de redactie van het Reformatorisch Dagblad stond voor de afweging hoe te berichten over de dreiging van een kernoorlog. Dat leidde niet tot reportages over schuilkelders of bloedstollende beschrijvingen over de gevolgen van een kernbom. Wél een essay van C. S. Lewis over leven in het nucleaire tijdperk. Hij riep weliswaar niet op om een appelboom te planten, maar wel om „zinnige en menselijke dingen te doen (…) en niet als bange schapen bijeengedromd aan de atoombom staan te denken.”
Hoe komt het toch dat juist die dreiging van een kernoorlog direct de gedachte aan de eindtijd oproept? In deze Accent-bijlage gaat ds. J. M. J. Kieviet in op de opvattingen rond het laatste der dagen. Het patroon lijkt verdacht veel op wat gebeurde tijdens de coronapandemie, maar ook bij tal van eerdere rampen, van de tsunami in de Indische Oceaan tot de ineenstortende Twin Towers. Direct komt de vraag of dit een teken is van de eindtijd, of Poetin nu echt de antichrist is en of we hier het ruisen horen van de voetstappen van de wederkomende Christus.
Goede vragen. Maar waarom stelt niemand die bij de Kamerdebatten over abortus? Bij een CBS-rapport over het aantal echtscheidingen? Bij een predikant die vervolgd dreigt te worden om zijn uitspraken over homoseksualiteit? Bij discussies over de vrijheid van onderwijs? Natuurlijk, het menselijk leed daarvan is van een totaal andere orde dan bij genoemde rampen, maar het zijn óók tekenen der tijden en het zou kortzichtig zijn ze over het hoofd te zien.
Niet alleen de apostel Johannes schrijft in het boek Openbaring over de weeën die aan de wederkomst voorafgaan, ook Paulus doet dat. Aan Timotheüs schrijft hij dat er „zware tijden” zullen komen in de laatste dagen en hij somt dan op dat veel mensen dan egoïstisch, gierig, hoogmoedig, onheilig en wreed zullen zijn. De traditionele familiebanden zijn niet meer in tel en er zijn veel schijnchristenen.
Aan de gemeente van Thessalonica schrijft Paulus dat er een grote afval vooraf zal gaan aan de wederkomst en dat eerst „de mens der zonde, de zoon des verderfs” openbaar komt. Die autonome, zelfbepalende mens verheft zich tegen God, werpt alle banden van zich en wil zelf de dienst uitmaken. Die beschrijving past echt niet alleen op Poetin.
Appelboom
Het is dus niet de dreiging van een nucleaire oorlog die het laatste der dagen dichterbij brengt. Het is elke dag eindtijd. Een christen zou niet moeten leven in de ban van de bom maar als een pelgrim die het einde van zijn levensreis al in het vizier heeft. Het is nu de hoogste tijd voor die appelboom. Terzijde: die uitspraak is niet van Luther, al zou hij het gezegd kunnen hebben.
Van Calvijn is de dringende oproep om die laatste dag voortdurend in het oog te houden. In zijn Institutie (boek 3, hoofdstuk 9) beschrijft hij hoe God de mens onderwerpt aan allerlei beproevingen, zodat „we eraan wennen het tegenwoordige leven te verachten en als gevolg daarvan onszelf aansporen om het toekomende leven te overdenken.”
De leerschool van het kruis moet de christen ertoe aansporen om naar de dood te verlangen. Dan wordt de „onbestendige, gebrekkige, verderfelijke, bouwvallige, vergankelijke, stinkende tabernakel van ons lichaam afgebroken, om spoedig weer opgebouwd te worden tot een bestendige, volkomen, onverderfelijke, ja, een hemelse heerlijkheid.”
Wie door Gods genade zo vooruitblikt, kijkt met een andere bril naar het nieuws uit Oekraïne en naar het geestelijke slagveld waarin Nederlandse christenen zich bevinden. De zaak van de Koning heeft haast en moet niet gehinderd worden door interne verdeeldheid. Er valt geen tijd te verliezen om de seculiere tegenwind te bestraffen. Om de leegheid van het aardse te ontmaskeren bij degenen die daar nog zo aan gehecht zijn. Om niet-christenen te laten zien dat het goed en heilzaam is om God te dienen. Om catechisanten te leren bereid te zijn, als Poetin tóch op die knop zou drukken.
De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad