Een Oekraïense voorganger uit Charkov schreef begin deze week: „De wereld huilt, Oekraïne lijdt, maar de Koning leeft.” Dat gaf hem houvast, terwijl onophoudelijk bominslagen in zijn stad te horen waren. En de christen in het (nog) vrije Westen?
Eigenlijk hield geen Europeaan er nog rekening mee dat in zijn werelddeel een oorlog zou uitbreken. Internationale samenwerking, onderlinge verdragen en redelijk overleg waren voldoende garanties om een strijd tussen naties te voorkomen. Zo leek het althans.
Totdat Poetin vorige maand besloot Oekraïne binnen te vallen. De Russische beer was losgebroken en gaat sindsdien ongetemd tekeer. De democratische wereld is verbijsterd. Die vraagt zich angstig en vertwijfeld af waar dit eindigt. Nu is het Oekraïne, maar zal het daarbij blijven? Zal Poetin straks over de drempel van de NAVO stappen en bijvoorbeeld Estland, Letland en Litouwen aanvallen? Niemand kan in het hoofd van de Russische president kijken. Maar als hij zich niet beheerst, is een wereldbrand niet uitgesloten.
De beelden uit Oekraïne zijn onthutsend, de verwoestingen enorm en de ontreddering bij de bevolking is onbeschrijfelijk. De gigantische stroom vluchtelingen roept deernis en machteloosheid op. Hoe kan dit in een beschaafde wereld, vraagt menigeen zich af.
Constante
De Amerikaanse apologeet Gene Edward Veith schrijft in zijn boekje ”Christianity in an age of terrorism”: „Er is geen dramatischer manifestatie van onze gevallen staat dan oorlog. We leven in een wereld van conflicten, niet alleen tussen individuen maar ook tussen naties, ideologieën en religies. (…) Het is een van de duistere geheimen van de geschiedenis dat het grootste deel van het menselijk ras houdt van oorlogen. Het is een wezenlijk onderdeel van de meeste culturen en beschavingen. Tribale samenlevingen zijn vaak gevormd rond oorlogsheren; de geschiedenis van de westerse beschaving is gerangschikt rond oorlogen. Oorlog is een constante in de geschiedenis.”
Voor christenen kan dat geen nieuws zijn. De Bijbel leert dat sinds de zondeval onvrede, haat en nijd de geschiedenis stempelen. Rust noch vrede wordt gevonden om onze zonden.
Dat alleen al zou moeten voorkomen dat een christen verbijsterd is als er strijd tussen natiën ontstaat. Bovendien heeft de Heere Jezus Zelf gezegd dat naarmate de eeuwen voortwentelen oorlogen en andere dramatische gebeurtenissen zich steeds vaker zullen voordoen.
Misplaatst
Na de grote Wende eind jaren tachtig dacht de wereld dat er een tijdperk van vrede en rust was aangebroken. Maar die hoop bleek misplaatst. Zomaar even een greep uit de dieptepunten in de westerse geschiedenis van de laatste dertig jaar. In de jaren negentig woedden de oorlogen in Irak en in Joegoslavië. In 2001 was de aanslag op de Twin Towers. In 2008 brak de financiële crisis uit. In 2019 begon in China de coronapandemie. En dan nu de oorlog in Oekraïne. Om maar te zwijgen van de oorlogen en rampen in andere delen van de wereld. Het ene wee was nog niet voorbij of het andere diende zich aan.
In 1915 hield de bekende redenaar G. Wisse een ”Tijdrede over den oorlog”. Op dat moment was Europa in de greep van de Eerste Wereldoorlog. In die rede zegt Wisse: „Nu zijn er wel alle eeuwen door oorlogen en geruchten van oorlogen geweest, maar zie nu of er gang en proces in te ontdekken valt. Dit zal dan tot een teken worden. En merken we nu niet, hoe van jaar tot jaar en van eeuw tot eeuw dat woord ”oorlog” met steeds roder letters geschreven wordt op het blad van de historie; hoe al omvangrijker dit drama wordt; en hoe thans reeds schier de gehele ”beschaafde”” wereld er mee gemoeid wordt; en de ruiter op het rode paard (Openb. 6) hét zinnebeeld bij uitnemendheid wordt van wat op aarde thans plaatsvindt?”
Wisse verklaart deze toenemende intensiteit van oorlogsgeweld met de groei van de macht van satan en duivelen op aarde. In zijn rede wijst hij erop dat sinds de hemelvaart van Christus de aarde hun domein lijkt te zijn geworden. Bij de heerlijke intocht van Christus zijn satan en zijn trawanten voorgoed uit de hemelse gewesten verbannen. „Daarvoor kon, gelijk Job 1:1 ons leert, de satan nog verschijnen in de vergadering van de goede engelen (de ”kinderen Gods” genaamd).” Maar Openbaring 12 leert dat bij de hemelvaart de draak oorlog voerde tegen de engelen. De boze heeft echter niet kunnen winnen en „hun plaats is niet meer gevonden in de hemel. En de grote draak is geworden, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen”, aldus Wisse.
Het gevolg van deze definitieve verbanning van satan uit de hemelse gewesten is, zo stelt Wisse, „tot ontzetting voor de aarde. Immers, van nu voortaan zal op bijzondere wijze satan zijn geweld op aarde oefenen. (…) Satan en zijn engelen, die met hun geweld in de hemel het onderspit moesten delven, zijn nu te vergelijken met een verslagen leger dat op zijn aftocht en vlucht dorpen en steden uitmoordt en plundert. Zo doet de hellemacht het nu hier op aarde. Hoe meer de tijden rijpen voor Christus’ wederkomst hoe beginsellozer de volkeren-oorlogen ook zullen worden.”
Waarborg
De waarschuwingen die Wisse geeft, zijn ernstig. Maar toch eindigt hij niet in mineur. Een christen die weet deel te hebben aan Christus, heeft hoop. „Hoop is geloof voor de toekomst. En dat is het voorrecht van een christen. De waarborg van die hoop is het Lam.”
In een preek over Openbaring 5 schrijft ds. G. van Reenen, predikant van de Gereformeerde Gemeenten, dat het onder alle omstandigheden een troostrijke gedachte is dat dezelfde handen van Christus, die eenmaal aan het kruis werden genageld, nu de handen zijn die de scepter van het wereldbestuur vasthouden. „Hij is de Leeuw uit Juda’s stam, Wiens macht en majesteit onbegrensd is.”
Geeft dit houvast in tijden van oorlog en dreiging? Ds. Van Reenen: „Het antwoord op die vraag hangt af van de verhouding waarin gij staat tot die Leeuw uit Juda’s stam.” Alleen als die verhouding goed is „dan roep ik u toe: Verheugt u en weest blijde. Weent niet. Geen kwaad zal u genaken. De Heere zal u bewaken.”
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad