Kerk & religie

Kerkgebouwen veranderden sterk in jaren zestig: naar strak en sober

De kerk veranderde in de jaren zestig. De zuilen verloren hun kracht. De liturgie werd vernieuwd. Dat alles leidde ook tot een heel andere visie op de kerkgebouwen zelf. „Ze werden bescheidener van omvang, functioneler en de indeling werd flexibeler.”

4 March 2022 17:57
Thomaskerk in Amsterdam-Zuid. beeld Dick Vos
Thomaskerk in Amsterdam-Zuid. beeld Dick Vos

Architectuurhistoricus dr. Herman Wesselink hield vrijdagmiddag in Museum Catharijneconvent in Utrecht een lezing over de kerkarchitectuur in de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij deed dat voor bezoekers van de expositie ”Van God los? De onstuimige jaren zestig”. Wesselink is werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort en inventariseerde eerder welke kerkgebouwen Nederland heeft.

De jaren zestig brachten ongekende maatschappelijke veranderingen, zegt Wesselink. „Nederland zat nog in de naweeën van de wederopbouw. Er werd veel gebouwd. Tegelijk vormden deze jaren een overgangstijd. Begin jaren zestig was de verzuiling er nog helemaal, maar dat veranderde snel. Halverwege het decennium nam de ontkerkelijking snel toe.”

Die verandering liet zich eerst vooral in de steden zien, schetst Wesselink. „Dat kwam doordat mensen uit de grote steden verhuisden naar nieuwe buitenwijken en satellietsteden. De stadswijken liepen leeg.”

In de nieuwbouwwijken tekenden de stedenbouwkundigen ruimte in voor de bouw van kerken. „Daarbij werden de plekken gelijkwaardig verdeeld over de Rooms-Katholieke Kerk, de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. De kerken kregen een plek aan de randen van de wijken, zodat iedereen een vergelijkbare plek had.”

Modernisme

Niet alleen de plaats van het kerkgebouw veranderde, ook de vorm, zegt Wesselink. „De architectuur was erg in beweging. Er waren veel vernieuwingen vanuit het buitenland. Vooral het modernisme sloeg erg aan.” In deze bouwstroming was het functioneel gebruik belangrijker dan de vorm. Architecten uit deze school kozen voor sobere, geometrische vormen, platte daken en zetten moderne bouwmaterialen in, zoals gewapend beton. Voor veel ontwerpers, ook aan protestantse zijde, was de Franse architect Le Corbusier (1887-1965) een inspirerend voorbeeld. Wesselink: „Kerkgebouwen werden in de jaren zestig bescheidener van omvang, functioneler en doelmatiger qua indeling. Het werden multifunctionele gebouwen met veel nevenruimten voor verenigingsactiviteiten en diaconaal werk.”

Architecten voelden wel aan dat ze niet te ver konden gaan, stelt de onderzoeker. „Een kerk moest zich onderscheiden van andere gebouwen. Maar de tijd van de gereformeerde bankenpakhuizen en oude hervormde kerken was voorbij. De ruimte moest naar de mening van architecten de geest triggeren en de indeling moest flexibel zijn. Andere onderdelen van de kerkdienst kregen meer ruimte, de preken werden korter. Dat vroeg om een andere indeling van de kerkzaal.”

Vooral onder de gereformeerden in Nederland sloeg de vernieuwing erg aan, ziet Wesselink terugblikkend. „Zij waren vooruitstrevend. Kunst was lange tijd niet toegestaan geweest in het kerkgebouw. Uitbundige kunstuitingen werden in strijd met de Bijbel gezien. Vanaf de jaren zestig zie je dat kunst wel een plaats kreeg in de kerken. Kunst, waaronder glas-in-beton en glas-applique en wandtapijten, kon bijdragen aan de verheffing van de geest, zo vond men. Verder draaide het om soberheid en doelmatigheid. Geen banken, maar losse stoelen. Dat soort dingen.”

Opvallend noemt Wesselink het dat de gereformeerden als het waren een stap vooruit zetten, terwijl de rooms-katholieken juist een tegenbeweging kenden. „Hun kerkgebouwen werden in de jaren zestig juist soberder onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie. De rooms-katholieke kerkgebouwen veranderden wellicht wel het radicaalst. Zo kregen ze geen hoge torens meer. Zij veranderden soms letterlijk in een doosvorm. Kerken leken steeds meer op elkaar.”

Grote namen wat betreft de kerkarchitectuur uit deze periode zijn volgens Wesselink Geert Drexhage, Karel Lodewijk Sijmons, Johannes Bernardus baron van Asbeck. „De eerste bouwde vooral voor de gereformeerden. De laatste twee vooral voor de hervormden.”

Wat zijn sprekende voorbeelden van kerkgebouwen uit deze tijd?

„De Thomaskerk van Sijmons in Amsterdam-Zuid is een uitbundig voorbeeld met onregelmatige betonnen vormen. Vooruitstrevend was de aparte situering van de avondmaalsruimte. Verder noem ik Van Asbecks Paaskerk in Amstelveen en de Messiaskerk in Wassenaar. De gereformeerden lieten naar een plan van Wouter Ingwersen de Maranathakerk in Nijmegen bouwen. De Goede Herderkerk in Alphen aan den Rijn en de Sionskerk in Heerenveen zijn ook het vermelden waard. Voor de rooms-katholieken in Den Haag bouwde Aldo van Eyck –zelf niet katholiek– de Pastoor van Arskerk.”

Door de ontkerkelijking moeten steeds meer van deze kerken dicht. Ziet u toekomst voor kerken uit de jaren zestig?

„Een aantal kerken uit deze periode heeft een monumentenstatus, vooral gemeentelijk. In een enkel geval betreft het een rijksmonument. Het is van belang te proberen deze gebouwen zo zinvol mogelijk te blijven gebruiken. Soms past een maatschappelijke functie, of een rouwcentrum. Met een goed plan zijn ze vrij eenvoudig te verbouwen en geschikt te maken voor gebruik in deze tijd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer