Binnenlandcorona

Zorgcentrum Anker in Kesteren kreeg klap na klap

Zorgcentrum Anker in Kesteren ging er afgelopen herfst diep door. Binnen luttele weken tijd stierven 14 van de ongeveer 75 bewoners aan corona. Acht betrokkenen vertellen erover.

19 February 2022 12:59
In zorgcentrum het Anker in Kesteren.  beeld RD, Anton Dommerholt
In zorgcentrum het Anker in Kesteren.  beeld RD, Anton Dommerholt

Wim Barten (87), bewoner in het Anker: „We zagen een paar weken lang haast dagelijks een zwarte wagen voorbijgaan. Soms twee keer per dag. Dat maakte indruk. Mijn vrouw Annie kon er op een gegeven moment niet meer tegen. Als ze weer een rouwauto langs ons appartement zag rijden, begon ze te huilen. Je gaat denken: wanneer ben ik zelf aan de beurt?”

Bert Veenhof (46), meewerkend teamcoördinator bij het Anker: „Er kroop angst in ons verpleeghuis.”

Marien van Dam (70), sinds tien jaar pastoraal medewerker bij het Anker: „Binnen veertien dagen had ik tien begrafenissen. Mensen in het zorgcentrum vroegen zich af: Komt hier nog wel een eind aan?”

Donkere dagen

Het protestants-christelijke zorgcentrum krijgt het vanaf oktober 2021 zwaar voor de kiezen. In het begin van de pandemie, voorjaar 2020, richt corona nog beperkte schade aan in het Betuwse verpleeghuis.

Maar in de herfst van 2021 slaat het virus hard toe. Van de ongeveer 75 bewoners overlijden er tussen half oktober en begin december 14 aan corona. Onder hen zijn twee echtparen. Vrijwel alle slachtoffers zijn ver over de tachtig jaar oud. Tal van hoogbejaarde bewoners liggen in die donkere dagen wekenlang flink ziek in bed, maar krabbelen toch weer op.

Hanny van Dijke (48), manager zorg en welzijn en lid van het crisisteam van het Anker: „Ik hield mijn hart vast toen we vorig jaar oktober weer werden geconfronteerd met coronabesmettingen. Voor hoogbejaarden met heel weinig weerstand is zo’n virus immers heel gevaarlijk. De vaccinatiegraad onder onze bewoners ligt rond de 50 procent, veel lager dan in de meeste andere zorgcentra in Nederland. Daarom wilden we extra voorzichtig zijn. Zo bleef ons personeel gedurende de hele pandemie mondkapjes dragen. Ook op momenten dat dat van de overheid niet per se hoefde.”

17987019.JPG
Sjaan van Setten en haar dochter Alie Timmer. beeld RD, Anton Dommerholt

Sjaan van Setten (94), sinds de zomer van vorig jaar bewoonster in het Anker: „Ik was in oktober eerst maar een beetje ziek, maar de hoofdpijn en misselijkheid werden erger en erger.”

Alie Timmer-van Setten (62) uit Lienden, dochter van bewoonster Sjaan van Setten: „Mama is heel ziek geweest. Veel heeft ze daarvan niet meegekregen. Drie weken lag ze aan de zuurstof. Vaak hebben we gedacht: ze gaat het niet halen. Mijn drie zussen, broer en ik gingen dagelijks bij haar langs, tot de late avond. Schort, bril, handschoenen, mondkapje: alles moest je dragen. We losten elkaar af. We aten met mama, gaven haar drinken uit een bekertje met een rietje en stonden erop dat ze twee, drie hapjes van een toetje nam. Dat wilde ze niet, maar moest van ons wel. Ze was zó verzwakt.”

Sjaan van Setten, bewoonster: „Ik heb vijf lieve kinderen. Ik heb een mooie oude dag, ik kan niet anders zeggen.”

Alie Timmer-van Setten: „Op een gegeven moment kon mama weer drie minuten rechtop in bed zitten. Wat waren we blij. En voor ieder slokje drinken dat ze zelf nam, waren we dankbaar. Door corona kon mama eerst zelf niet meer lopen. Ze zakte meteen door haar benen. Nu kan ze gelukkig weer achter de rollator lopen. Ja, mama is echt een taaie.”

Sjaan van Setten: „De Heere is goed voor mij geweest. Hij heeft mijn gebeden verhoord.”

Alie Timmer-van Setten: „Het was afgelopen najaar een angstige tijd. Via een app kon ik de gezondheidstoestand van mama volgen. Dan keek ik om drie uur ’s nachts op die app. Heeft mama wel of geen zuurstof?”

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Op mijn afdeling, De Park, zitten twaalf bewoners. Eind oktober overleden er drie van hen binnen 24 uur, een vierde bewoner stierf een week later. Heftig is dat. Een man had het erg benauwd. Hij lag op bed met zijn mond open en met zweet op het voorhoofd. Hij was niet meer bij bewustzijn.”

Esther Karens (19), verzorgende IG (individuele gezondheidszorg) en leerling-verpleegkundige: „In de zomer van 2019 had ik voor het eerst een bijbaantje in het Anker. Ik schonk als woonbegeleider koffie en thee. Afgelopen najaar heb ik verschillende coronapatiënten in de laatste stervensfase bijgestaan. Ik verzorgde bijvoorbeeld een demente vrouw van eind tachtig. Ze kwam haar bed niet meer uit. Met een staafje met daaraan een sponsje maakte ik haar lippen af en toe vochtig. „Wilt u wat drinken?” vroeg ik. „Nee”, antwoordde ze heel zacht.”

17987021.JPG
Esther Karens. beeld RD, Anton Dommerholt

Judith Drost (25), welzijnsmedewerker en verzorgende IG bij het Anker: „Ik heb deze demente vrouw in de paar laatste uren van haar leven ook verzorgd. Ik nam ’s avonds om halfacht de dienst van Esther over. De stervende vrouw lag in coma. Bewoog de vrouw tijdens Esthers dienst nog wat met haar vingers, toen ik kwam reageerde ze nergens meer op. Toch praat je tot het eind toe tegen de stervende. „We gaan u nog even recht leggen en uw temperatuur meten.” Of: „Ik hoop dat u lekker ligt.” Een paar uur nadat ik weer huiswaarts ging, is ze overleden. Later heb ik online meegeluisterd met haar rouwdienst.”

Wim Barten, bewoner: „Onze buurman kreeg ook corona. Hoewel hij een lekkende hartklep had, was het best een fitte kerel. Geregeld maakte hij met zijn elektrische fiets een tocht van 50 kilometer. Maar toen hij corona kreeg, was het binnen een week met hem gebeurd. Een paar weken later overleed zijn vrouw ook aan het virus.”

Esther Karens, verzorgende: „Een echtpaar van rond de negentig, beiden waren al terminaal, overleed aan corona. Op hun bed lagen ze hand in hand naast elkaar. Dat was heel ontroerend om te zien. De vrouw stierf een maand na haar man. Voor de familie was het een heftige tijd. Een deel van de familie ging naar vaders begrafenis, een ander deel bleef aan het sterfbed van moeder zitten.”

Virus velt personeel

De crisis in de herfst trekt een zware wissel op het personeel van het Anker. Niet alleen vanwege de sterfgevallen onder bewoners die elkaar in hoog tempo opvolgen, ook omdat het virus tal van medewerkers velt. Op het hoogtepunt van de najaarscrisis zit ongeveer één op de vier personeelsleden thuis. Een enkeling loopt zelfs Long Covid op. Roosters worden met kunst- en vliegwerk gevuld.

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Ik zat vanaf zaterdag 30 oktober twee weken met corona thuis. Later plaagden collega’s me: „Jij hebt ons fiks in de steek gelaten.” Maar ik was die twee weken totaal niet fit. Toen ik terugkwam op mijn afdeling, stonden er vier van de twaalf kamers leeg. Ik weet natuurlijk dat mensen in een zorgcentrum in hun laatste levensfase verkeren. Maar in de 25 jaar dat ik in de zorg werk, had ik zoiets heftigs niet eerder meegemaakt. Je gaat van deur tot deur om te zorgen voor de terminale mens.”

Judith Drost, welzijnsmedewerker: „Het was een hectische tijd. Ik werd op 12 oktober positief getest. Ik voelde me beroerd, had een zere keel en 40 graden koorts. Op onze personeelsapp zag ik het ene na het andere verzoek voor een invaldienst verschijnen. Overal moesten gaten in het rooster worden gevuld. Zodra het enigszins kon, ben ik weer aan de slag gegaan. Dat was op 25 oktober.”

17987020.JPG
Judith Drost. beeld RD, Anton Dommerholt

Hanny van Dijke, manager zorg en welzijn: „We gaven ons personeel gelegenheid om zich te uiten over hun stress, vragen en verdriet. Zo stelden we luistercoaches aan. Die bieden onze medewerkers gelegenheid hun verhaal te doen. Het is heftig als je als verzorgende in korte tijd ineens wordt geconfronteerd met het overlijden van mensen die je jaren hebt gekend.”

Judith Drost, welzijnsmedewerker: „Het liefst deel ik mijn gevoelens over de impact van de crisis met directe collega’s. Een van mijn meest indringende ervaringen maakte ik mee tijdens de tweede coronagolf, in november 2020. Een collega en ik hielden een vrouw met corona in de gaten. Ze leek weer op te knappen. Totdat we ontdekten dat haar saturatiewaarde, het zuurstofgehalte in het bloed, was gedaald tot 59 procent. Dat is erg laag. Haar vingers en voeten waren blauw. We zeiden tegen elkaar: „Dat mensje glijdt ons zo tussen de vingers weg.” We hebben de arts niet afgewacht, maar dienden haar meteen zuurstof toe. Wonderbaarlijk genoeg is ze weer opgekrabbeld.

Onlangs had ik weer dienst met diezelfde collega, bij de vrouw die toen zo slecht lag. Ik zei tegen mijn collega: „Wat hebben we toen wat méégemaakt. Als wij haar toen niet meteen zuurstof hadden toegediend, was ze er waarschijnlijk niet meer geweest.” Je kunt zo’n ervaring eigenlijk alleen goed delen met je collega die er ter plekke bij was.”

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Pas kwam ik op de gang de collega tegen die tegelijk met mij ziek was geworden. We hadden een gesprek van drie kwartier. Ook zij vertelde hoe lege kamers van overleden bewoners haar aan hadden gegaapt. De sfeer is niet alleen maar verdrietig. We lachen nu ook weer met elkaar en hebben plezier.”

Esther Karens, verzorgende: „Ik vond het mooi hoe flexibel het personeel was. Soms vielen zowat hele afdelingen om. Toch wisten collega’s gaten in roosters te vullen.”

Hanny van Dijke, manager zorg en welzijn: „Ik ben dankbaar voor de loyaliteit onder het personeel. Mensen maakten overuren, terwijl bijvoorbeeld een eigen familielid ook met corona op bed lag. De nood was zo hoog dat we bij uitzondering collega’s met een positief geteste huisgenoot toch lieten werken. Die collega’s moesten dan onder meer dagelijks een negatieve zelftest hebben. Ze hielden apart pauze, omdat het meeste besmettingsgevaar zat in de momenten dat het mondkapje af was.”

17987028.JPG
Zorgcentrum het Anker in Kesteren. beeld RD, Anton Dommerholt

Marien van Dam, pastoraal medewerker: „Ik voel nu nog de vermoeidheid van de crisis. Officieel werk ik twaalf uur per week bij het Anker. Maar afgelopen herfst verleende ik bij tijden dagelijks pastorale bijstand. Op sommige avonden legde ik zeven bezoeken af. Van de twaalf bewoners op afdeling De Leede, waar mensen met zware dementie verblijven, werden er elf ziek. Uiteindelijk overleden er vijf. Terwijl op De Leede in de anderhalf jaar vóór de coronagolf van afgelopen najaar niemand was gestorven.

Naast mijn werk voor het Anker verleende ik ook pastorale zorg binnen onze kerk. Als ouderling van de gereformeerde gemeente in Opheusden bezocht ik in diverse ziekenhuizen ook coronapatiënten uit onze gemeente.

In het voorjaar van 2020, toen de pandemie net was uitgebroken, bleef ik weg uit het Anker. Ik heb sarcoïdose, een ontstekingsziekte. De dokter zei: „Marien, jij moet stoppen bij het Anker, want als jij corona krijgt, is dat echt gevaarlijk.” Drie maanden lang verzorgde ik op afstand via de kerktelefoon dagelijkse meditaties voor de bewoners van het Anker.

Toch had ik er geen vrede mee dat ik het zorgcentrum meed. De verpleging ging daar door, de artsen ook en zou dan het zwarte pak achterblijven? Sinds de zomer van 2020 kom ik daarom weer in het Anker. Ik ben soms best bang om corona op te lopen, maar voel me ook gesterkt door Psalm 27. „God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen? Hij is de Heer’, Die hulp verschaft in nood. Mijn levenskracht; ’k heb niet vervaard te vrezen. Hij is ’t, Die mij beveiligt voor de dood.” Tot op heden kreeg ik geen corona. De Heere moet me echter te allen tijde bewaren.”

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Een van de vier bewoners op mijn afdeling die binnen een week overleden, was een hoogbejaarde en dove vrouw. Ik ken haar kinderen en kleinkinderen. Met haar had ik een goede band. Het was een kletsmajoor, in de positieve zin van het woord. Ze was pienter en ook nieuwsgierig. „Heb je de buurvrouw al op bed gelegd?” En als ik na mijn dienst wegfietste, zwaaide ze me uit achter het raam. We hadden veel schik met elkaar, joegen elkaar op de kast. Veel ouderen hebben een vast stramien. Eerst hemd aan, dan dit, dan dat. Ik deed het dan bij haar expres andersom. We spraken ook over geestelijke zaken en de naderende eeuwigheid. Haar sterven hakte er bij mij erg in.”

Beschermende pakken

Zoals in zo veel verpleeghuizen hebben de coronaregels ook in het Anker stevige impact. Het is voor zorgpersoneel geen pretje zich in beschermende pakken te moeten steken.

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Je loopt je continu om te kleden. Als ik een mondkapje draag, beslaat mijn bril nogal eens.”

Esther Karens, verzorgende: „Werken in zo’n beschermingspak is niet alleen fysiek maar ook mentaal zwaar. Het contact met bewoners wordt onpersoonlijker, terwijl zij vaak al lijden aan dementie. Draag ik bijvoorbeeld een spatbril en mondmasker, dan kunnen mensen mijn gezichtsuitdrukking minder goed zien.”

Als in oktober het virus rondwaart in het Anker, moeten bewoners in quarantaine. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Je kunt wel zo veilig mogelijk willen werken om het virus op afstand te houden, maar komt daarmee de menselijkheid niet te veel in het geding? Het is een voortdurend dilemma.

17987022.JPG
Hanny van Dijke. beeld RD, Anton Dommerholt

Hanny van Dijke, manager zorg en welzijn: „Het is vaak erg lastig om zieke mensen met dementie te isoleren. Je zegt tegen iemand met corona: „U bent ziek en moet op uw kamer blijven, omdat u anderen ook ziek kunt maken.” De bewoner knikt en belooft: „Ik doe mijn best.” Maar tien minuten later is de bewoner het gesprek alweer vergeten en loopt hij rond in het Anker. We hebben naar creatieve oplossingen gezocht in een poging om mensen met dementie toch in of bij hun eigen kamer te houden. Zo zetten we net buiten iemands deur een gezellig zitje neer, in de hoop dat een bewoner daar blijft zitten. Of we plaatsten twee positief geteste bewoners bij elkaar. Hopend dat ze het gezellig met elkaar hebben en minder de behoefte voelen om in het gebouw rond te gaan lopen.”

Judith Drost, welzijnswerker: „Normaal gesproken werk ik bij het Ankerpunt. Deze dagbesteding valt onder het Anker, maar is wel gevestigd in een apart gebouw. Op die dagbesteding komen oudere, kwetsbare mensen soms drie keer per week. Om bijvoorbeeld iets te bakken of een spelletje te doen. Toen vorig jaar herfst door sterfte in het zorgcentrum kamers leeg kwamen te staan, konden mensen van dagbesteding doorstromen naar die kamers. Maar ze moesten dan eerst vijf dagen in quarantaine in het Anker.

Dat ging vaak helemaal niet goed. Zo moest een man die geregeld bij ons op de dagbesteding verbleef en die zijn hele leven in een twee-onder-een-kaphuis had gewoond, zich vijf dagen isoleren in een kamertje. „Ik trek dit niet, ik doe dit niet meer! Ik ben zo eenzaam!” riep de man wanhopig. Hij vond het zo erg om de deur niet uit te mogen en geen bezoek te mogen ontvangen. Zo sneu allemaal. Met enkele andere collega’s ben ik naar zorgmanager Hanny van Dijke gestapt. We zeiden: „Dit kan zo niet langer. Die quarantaineregels werken niet.”

Ik ben wélzijnswerker, mijn missie is bestrijding van eenzaamheid. Ik mocht toen de man dagbesteding bieden op zijn kamer waar hij in afzondering zat. Hij was blij dat hij een vertrouwd gezicht zag en een vertrouwde stem hoorde. Zat ik daar op zijn nieuwe kamer, gestoken in een beschermingspak en met mondkapje, een potje met die man te dammen. Je moet wat.”

Sjaan van Setten, bewoonster: „Ik heb ook opgesloten gezeten in een kamer. Dat was verschrikkelijk. Ik was voor die tijd nooit alleen.”

Alie Timmer-van Setten: „Mama heeft echt een klap gehad van die quarantaine. Ze mocht niet naar de koffiekamer en mocht niemand van de afdeling spreken. Er was slechts één bezoeker per dag van buitenaf toegestaan.”

17987023.JPG
Wim Barten en zijn vrouw Annie. beeld RD, Anton Dommerholt

Wim Barten, bewoner: „Ik zat drie keer in quarantaine. Je neemt natuurlijk geen risico, mijn vrouw en ik zijn ook ingeënt. Ik kwam die tijd in quarantaine wel door. We wonen in een aanleunwoning, vroeger hadden we een appartement in Opheusden. Zo veel verschil maakt dat niet. Het personeel in het Anker heeft ons geweldig goed geholpen. Niks was hun te veel. Het scheelt natuurlijk dat ik niet alleen ben. Al kan mijn vrouw niet goed praten. Een zin zelf opbouwen lukt haar niet meer.”

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Gelukkig zijn afgelopen tijd de quarantaineregels versoepeld. Het was voor de leiding een worsteling om de juiste keuzes te maken. Het crisisteam gooit nu de boel meer open. Ik zie niet meer op allerlei plekken beschermingsschorten voor familieleden hangen.

Door omikron verloopt de pandemie milder. Een tijdje geleden hoorde ik in het Anker dat een jochie van een jaar of acht had gezegd: „Ik mag al weken niet naar oma, straks gaat ze dood en dan heb ik haar in weken niet gezien.” Die opmerking is bij mij blijven haken.

Je kunt veiligheid en het voorkómen van besmettingen niet altijd voorop blijven stellen. Je moet ook denken aan het welzijn van bewoners. In het voorjaar van 2020 mochten onze bewoners in het Anker wekenlang geen bezoek ontvangen. Die overheidsmaatregel was eigenlijk onmenselijk. Allerlei coronabeperkingen leidden ook tot fricties tussen het Anker en familie van bewoners.”

Hanny van Dijke, manager zorg en welzijn: „Het was echt niet goed voor onze bewoners dat het verpleeghuis in het voorjaar van 2020 op slot ging. Ik zou zeggen: Dat nooit weer. We hebben afgelopen tijd voor familie geregeld uitzonderingen gemaakt op de coronaregels. Dan mochten familieleden op sommige momenten helpen met eten geven aan bijvoorbeeld hun oude moeder. Maar lastig was al dat regelen van uitzonderingen wel. Je moet van alles schriftelijk vastleggen en moet tal van medewerkers op de hoogte stellen. Als familie hun ouders helpt bij de maaltijd heeft dat voordelen. Het is voor een bewoner gezelliger. Familie kan meer tijd nemen voor een maaltijd. Dat zorgt ervoor dat een bewoner meer eet.”

Sterfbed

Van de aan corona overleden bewoners stierf het gros in het Anker zelf. Een tweetal Covid-patiënten werd overgebracht naar een ziekenhuis en overleed daar. Aan het sterfbed ging doorgaans de Bijbel open.

Bert Veenhof, meewerkend teamcoördinator: „Het is in het Anker de gewoonte dat personeel van de afdeling een overledene uitgeleide doet bij de hoofdingang. Je vormt dan een soort haag. Ik moest dat vier keer binnen anderhalve dag doen. Dat hakt er wel in. In de achterliggende tijd was het de regel dat een overleden coronapatiënt binnen 24 uur naar een rouwcentrum moest zijn gebracht. Achteraf kun je je afvragen of dat wel zo’n verstandige richtlijn was. Familie heeft dan soms amper de tijd om in het Anker rustig afscheid te nemen.”

17987024.JPG
Bert Veenhof. beeld RD, Anton Dommerholt

Marien van Dam, pastoraal medewerker: „Ingepakt ging ik in het Anker van de ene naar de andere stervende. Je hoopt en bidt dat de Ark voorop mag gaan als iemand door de doodsjordaan moet. Ook als patiënten niet meer bereikbaar zijn of lijken, zeg ik wie ik ben. Ik doe een gebed en lees een stukje uit de Bijbel. Zoals Psalm 23, 116, 121 of 142. Of Johannes 10, over de goede Herder. Ik houd altijd de hand of arm van de patiënt vast. Al draag ik een handschoen. Zo mogelijk zing ik nog een psalm. In het Anker zingen we geregeld met de bewoners, ik bespeel dan het orgel.”

Esther Karens, verzorgende: „Ik leerde in coronatijd veel in het Anker. Bijvoorbeeld over welke medicatie je iemand in de laatste levensfase moet toedienen. Op een gegeven moment neemt een lichaam geen eten en drinken meer op. Je moet in zo’n fase geen voeding meer opdringen. Dat soort informatie kon ik met de familie van de zieke delen. Het is belangrijk om in de laatste momenten familie een luisterend oor te bieden en antwoord op medische vragen te kunnen geven.”

Marien van Dam, pastoraal medewerker: „Ik gaf familie mee dat de Heere doorgaat met Zijn werk, te midden van alle angst en verdriet. Soms vertelde ik iets over mijn eigen familie. Hoe mijn broer, hij had het syndroom van Down, in het verleden in alle ruimte stierf. Evenals mijn andere broer, die 28 jaar leed aan de ziekte MS.

Meer dan eens had ik met familie gesprekken over medische behandeling in de laatste fase. Hoe zit het met toedienen van morfine? Wanneer moet je zuurstoftoediening stopzetten? Dokters kunnen uiteindelijk het sterven niet tegenhouden. Je moet als familie ook kunnen terugtreden. Op een gegeven moment accepteert een lichaam geen medicijnen meer. Soms blijft alleen het gebed over.

17987025.JPG
Marien van Dam. beeld RD, Anton Dommerholt

In een ziekenhuis nam een uit het Anker afkomstige terminale vrouw met corona haast geen zuurstof meer op. Toch wilden haar kinderen dat de artsen hun moeder zuurstof bleven toedienen. Eén arts antwoordde: „Sorry, dat is niet medisch verantwoord. Of u het nou goed vindt of niet, wij stoppen de zuurstoftoediening.” Een tweede arts reageerde gelukkig iets anders, al klonk hij ook wat cru: „Nou, als u wilt dat uw moeder nog een paar dagen lijdt, blijven we haar zuurstof geven.” Daarna stelde hij een vraag: „Waarom wilt u zo graag dat uw moeder zuurstof blijft krijgen?”

Waarop haar dochter zei: „Als we zouden weten dat moeder naar de hemel zou gaan, was het makkelijker om haar te laten gaan.” Toen zei die arts: „Ze gaat naar de hemel. Ze vertelde me dat ze de zoom van Zijn kleed had mogen aanraken.” Ik herkende die uitspraak. Want ik had via haar kleinkinderen ook gehoord dat de vrouw dat had gezegd. Ik kende haar als een vrouw die er altijd mee voorzichtig was om zich iets toe te eigenen.

Dat ik afgelopen maanden ontzaglijk vaak met de dood werd geconfronteerd, bepaalt mij erbij dat ook voor mij het einde komt. Ik ben 70 jaar. Hoewel het pastorale werk afgelopen tijd vermoeiend was, ervoer ik ook blijdschap. Bijvoorbeeld als ik hoorde dat iemand in alle ruimte mocht sterven. Die ervaringen had ik niet willen missen.

Ik zal nooit vergeten hoe een ernstig zieke vrouw, ze had kanker, afgelopen najaar in het Anker met blijdschap ging sterven. De laatste vijf dagen was ze nog goed bij kennis en mocht ze getuigen hoe goed de Heere voor haar was. Ze zei: „Ik heb er geen woorden voor om uit te drukken wat er nu in mijn hart leeft en hoe graag ik Hem groot wil maken”. Ze zong Psalm 43 mee. „Dan ga ik op tot Gods altaren.”

Een andere vrouw, met corona, kreeg zuurstof en vocht toegediend. Ik zei: „Mevrouw, misschien mag u weer een beetje opknappen.” Ze antwoordde: „Dat hoeft niet meer, ik wil naar de hemel.” Ik vroeg: „Waarom?” Ze antwoordde: „Om de Heere eeuwig groot te maken.” Dat was echt ontroerend. Ruim een dag later overleed ze.”

Meer over
Corona

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer