Onderzoekers: Nu nadenken over wat we in najaar met coronapas willen
Het coronatoegangsbewijs (ctb) lijkt zijn langste tijd te hebben gehad. Toch pleiten onderzoekers ervoor te overwegen om het ctb in de gereedschapskist te laten liggen, voor het geval het virus in het najaar weer opleeft. „De discussie daarover moeten we nu voeren.”
Het onderzoek naar de effectiviteit van de coronapas haalde half januari vrijwel alle kranten. In de Tweede Kamer debatteerden politici er urenlang over. Zo’n beetje alle fracties leken het rapport grondig te hebben bestudeerd. Maar liefst 146 vragen stelden ze erover aan Ernst Kuipers, minister van Volksgezondheid.
„We zijn enorm tevreden”, zegt dr. mr. Niek Mouter, die het onderzoek coördineerde en het gedragsonderzoek heeft verricht. „Door ons onderzoek is er in de Tweede Kamer een discussie gevoerd gebaseerd op kennis. Dit is misschien wel het maximale wat je als wetenschapper kunt bereiken in de politieke context. Ik heb artikelen voor vakbladen geschreven die waarschijnlijk nooit iemand heeft gelezen. Dat is een groot verschil met nu.”
Twee andere wetenschappers die aan het onderzoek hebben meegewerkt, zijn dr. Martin Bootsma en dr. Bas Kolen. Bootsma is vanuit het UMC Utrecht als wiskundige betrokken, en heeft zich vooral gericht op het effect van ctb-beleid op bevolkingsniveau. Kolen, die is verbonden aan de TU in Delft, heeft met name het individuele risico van een bezoek aan bijvoorbeeld een evenement onderzocht. Zijn onderzoekservaring bij de Fieldlab Evenementen kwam hem daarbij goed van pas.
De onderzoekers toonden aan dat het effect van het ctb sinds de komst van de omikronvariant aanzienlijk kleiner is geworden. Het invoeren van 2G, waarbij je op veel plekken alleen toegang krijgt wanneer je bent gevaccineerd of genezen, zou het reproductiegetal van het virus in januari met zo’n 10 procent verminderen. Bij 3G, waarbij ook mensen met een negatieve testuitslag naar binnen mogen, is de afname 5 procent.
Iedereen testen voor toegang, bij 1G-beleid, is volgens het onderzoek nog het meest effectief: dit zou het reproductiegetal met bijna 20 procent verlagen.
Let wel: deze getallen hebben betrekking op de meest optimale situatie. Dat wil zeggen dat alle locaties eraan moeten meewerken én dat ongevaccineerden elkaar als compensatie niet vaker mogen opzoeken op locaties waar niet wordt gecontroleerd.
Waarom is het effect zo laag?
Bootsma: „Dat komt vooral omdat er veel verspreiding van corona plaatsvindt op gebieden buiten ctb-locaties, zoals scholen.”
Kolen: „Je moet ctb-beleid op heel veel plekken invoeren, wil het een effect hebben. Als je de coronapas op maar één evenement verplicht, bijvoorbeeld alleen in de Johan Cruijff ArenA in Amsterdam, zie je geen effect op het reproductiegetal. Daarnaast is de besmettingskans op ctb-locaties niet nul. Zowel bij 2G als 3G vormen de gevaccineerden de grootste groep mensen. Zij kunnen nog steeds besmettelijk zijn.”
Mensen trekken de conclusie: de coronapas heeft geen zin. Mee eens?
Kolen: „Er zitten meerdere kanten aan het verhaal. Het effect van het ctb op het reproductiegetal is inderdaad beperkt, hoewel het de besmettingscurve over de tijd heen een beetje afvlakt. De andere kant van het verhaal is de bescherming van kwetsbaren en mensen die geen corona willen krijgen op evenementen. Dat argument hoor ik weinig. Zonder pas vinden daar meer besmettingen plaats. Daarom kunnen zowel in situaties mét ctb als zónder ctb mensen worden uitgesloten. De afweging is aan bestuurders.”
Mouter: „Bedoel je 1G, Bas? Uit het rapport blijkt dat 1G veel meer besmettingen onder bezoekers voorkomt dan 3G. Voor mensen die bang zijn om besmet te raken, geeft 1G daarom de beste bescherming.”
Bootsma: „Ik vraag me af of mensen het effect van het ctb op het reproductiegetal goed begrijpen. Omikron verspreidt zich razendsnel: binnen drie of vier dagen steekt een besmet persoon iemand anders weer aan. Elke drie dagen een paar procent remmend effect betekent na een maand ongeveer 30 procent minder besmettingen. Dan heb je nog steeds een grote piek, maar die is wel 30 procent lager. Dat punt moet worden meegenomen in de discussie.”
Steeds meer mensen lopen een infectie op en bouwen zo afweer op. Hoe beïnvloedt dat de effectiviteit van de coronapas?
Bootsma: „Een groot deel van de bevolking heeft al corona gehad. De paar extra die het virus nu oplopen, zorgen niet voor een groot effect. De coronapas is nog steeds redelijk effectief omdat er een verschil in immuniteit is tussen gevaccineerden en ongevaccineerden, ook als zij corona hebben gehad. Gevaccineerden zijn namelijk vaak ook geboosterd en hebben daardoor een behoorlijk hoge immuniteit. Ongevaccineerden hebben meestal maar een enkele infectie doorgemaakt en zijn daardoor minder beschermd tegen een herinfectie.”
Kolen: „Op de lange termijn neemt het effect van ctb af omdat het verschil tussen mensen kleiner wordt. Als straks iedereen afweer tegen corona heeft opgebouwd, heeft het weinig zin meer om hen te beschermen met 2G of 3G. Nieuwe varianten die mogelijk opduiken, kunnen daar verandering in brengen. Maar niemand kan voorspellen wanneer en hoe dat gaat gebeuren.”
Mouter: „De coronapas was juni vorig jaar vermoedelijk het meest effectief, toen de helft van de bevolking was gevaccineerd. Dan heb je een enorm onderscheid in bescherming tussen twee grote groepen en krijg je een extreem effect.”
Kolen: „We naderen nu de besmettingspiek. Daarna zakt het reproductiegetal onder de 1. Ik zie niet in waarom je dan nog het ctb zou toepassen. Volgens mij wordt het pas weer interessant als we richting het najaar gaan. Dan zal het aantal besmettingen naar verwachting toenemen, terwijl de effectiviteit van de boosterprik juist vermindert. We moeten nu de discussie voeren over wat we dan willen met alle vormen van G-beleid. Ook is het zinvol om onderscheid te maken in het besmettingsrisico van verschillende locaties, zodat het beleid effectiever kan worden en minder nadelen heeft. De echte vraag zit in het najaar.”
Elk model berust op aannames. Van welk effect van de boosterprik zijn jullie uitgegaan?
Bootsma: „We zijn uitgegaan van een 50 procent vermindering in vatbaarheid. Dat is een iets te pessimistische inschatting, want volgens de laatste cijfers van het RIVM verlaagt de boosterprik de kans op een besmetting met 67 procent. Dat zou betekenen dat het ctb iets efficiënter is dan wij hebben berekend.”
Kolen: „Onze berekeningen zijn een momentopname. Het effect van de boosterprik neemt na verloop van tijd af. In Israël kunnen mensen daarom al een vierde prik krijgen.”
Bootsma: „Binnen ons model onderscheiden we vijf groepen: gevaccineerden die wel of niet zijn geboosterd of een infectie hebben doorgemaakt, en ongevaccineerden die nul, één of twee keer zijn geïnfecteerd. Die getallen veranderen continu. Daarom is een update met zekere regelmaat nodig om de huidige effectiviteit van CTB-beleid te bepalen.”
Kolen: „Een belangrijke aanname in ons model is dat mensen die Covid-19 hebben doorgemaakt even goed zijn beschermd als mensen die zijn ingeënt.”
Mouter: „Mensen vragen mij soms: als je deze parameter verandert, wat gebeurt er dan? Maar eigenlijk moet je alle factoren langslopen. Tegenover één verandering die een positief effect heeft, staat misschien weer een andere met een negatief effect. We denken dat we nog kunnen uitgaan van de gegevens van vier weken terug. Maar misschien wordt het wel weer tijd voor een update.”
Wanneer komt die er?
Kolen: „Die vraag moet je aan het ministerie van VWS stellen, dat is onze opdrachtgever. Updates zijn van belang als er nieuwe inzichten zijn én mits de coronapas blijft. Vooral de vaccin- en boostereffectiviteit zijn ontzettend belangrijk voor de uitkomsten. We weten dat de bescherming van vaccins tegen een infectie sinds de zomer sterk is afgenomen. De booster heeft de bescherming weer tijdelijk opgekrikt.”
Hoe zeker zijn jullie van de uitkomsten van het onderzoek?
Mouter: „We kunnen onze hand ervoor in het vuur steken dat 1G effectiever is dan 3G. Daarom hebben we ons in de gesprekken met beleidsmakers vooral gericht op het type CTB-beleid en het verschil tussen de delta- en de omikronperiode. Daarover kunnen we met meer zekerheid uitspraken doen dan over de exacte percentages. Die kunnen best een paar procent meer of minder zijn.”
In de samenvatting van het rapport staan heel precieze getallen, tot achter de komma nauwkeurig. Waarom hebben jullie er niet voor gekozen om de boven- en ondergrens te noemen?
Mouter: „Dat had inderdaad ook gekund. Natuurlijk weet je dat er onzekerheid is in die cijfers. We merkten echter dat bij het presenteren van grafieken, beleidsmakers er een halfuur naar konden kijken en het nog niet begrepen zonder uitleg. Concrete getallen geven wel direct een gevoel voor de effectiviteit.”
Kolen: „In ons rapport noemen we wel getallen in een realistisch, pessimistisch en optimistisch scenario. In het pessimistische scenario zijn we ervanuit gegaan dat allerlei parameters minder gunstig zijn, zoals een lagere vaccineffectiviteit en minder mensen die beschermd zijn.”
De percentages die het meest zijn genoemd in kranten en de Tweede Kamer, betreffen de optimale scenario’s. Wat is het effect van CTB-beleid bij een minder optimaal scenario?
Kolen: „In de optimale situatie gaan we ervanuit dat ongevaccineerden thuis blijven als ze niet meer naar een CTB-locatie kunnen gaan. In de werkelijkheid zien we dat zij thuis feestjes geven, waardoor CTB-beleid minder effect heeft op het aantal besmettingen.”
Bootsma: „Als 30 procent van de mensen compenserend gedrag vertoont en elkaar vaker gaat opzoeken, neemt het effect van CTB met ongeveer 30 procent af. Dat is geen dramatisch effect.”
Kolen: „De grootste onzekerheid in de resultaten zit ’m niet in het compenserend gedrag, ook niet in de kwaliteit van toegangstesten en eventuele fraude daarbij, maar in de mate van bescherming die de vaccins bieden. Bij een lagere effectiviteit van vaccins kan bijvoorbeeld het aantal besmettingen verdubbelen.”
Hoeveel effect heeft het CTB nog bij mensen die negen maanden geleden zijn gevaccineerd?
Kolen: „Niet zo veel meer. Vaccinatie beschermt dan nog maar beperkt tegen een besmetting, maar nog wel goed tegen een ziekenhuisopname. Niet voor niets zet de overheid in op de boostercampagne. In ons model hebben we ook meegeteld hoeveel mensen zijn geboosterd. Zelfs bij de huidige vaccinatiegraad is het lastig om met het CTB het reproductiegetal onder de één te krijgen.”
Ruim 800.000 mensen hebben het manifest Onverdeeld Open ondertekend, dat oproept tot het onmiddellijk afschaffen van het coronatoegangsbewijs. Zijn jullie van mening dat de coronapas afgeschaft moet worden?
Bootsma: „De pas heeft een effect. Hoe ik dat moet wegen tegenover ethische en economische aspecten, is een ander verhaal.”
Mouter: „Wetenschappers gaan over het weten, de politiek over het willen. Ons onderzoek is maar een stukje van de hele legpuzzel. Het is aan de politiek om op grond van die stukjes een afweging te maken. Ik ben blij dat kennisclaims nu kunnen worden gebaseerd of weerlegd op basis van onderzoek, maar daar houdt het voor ons op.”
Kolen: „We hebben gezien dat de effectiviteit van de pas sterk varieert per tijd en per situatie. Daarom is het te makkelijk om te zeggen: die pas werkt niet in alle omstandigheden. Naarmate de effectiviteit afneemt, wordt de proportionaliteit belangrijker. We zitten in een crisis waar we uit willen komen. Dan is het aan de politiek om concessies te doen.”
Bootsma: „Ik ben voorstander van de mogelijkheid om CTB-beleid bij toekomstige infectieziekten in het arsenaal te hebben. Of je dat nu in wetgeving moet vastleggen, is een ander punt. Er zijn situaties denkbaar waarbij je door het uitsluiten of testen van een kleine groep mensen het reproductiegetal van een infectieziekte sterk kunt verminderen. Toegangsbeleid kán een heel effectieve maatregel zijn om de samenleving open te houden.”
Mouter: „Het maximale wat ik hierover in de media heb gezegd, is dat het goed is om de discussie te voeren over de proportionaliteit van de maatregel, omdat de effectiviteit relatief laag is ten opzichte van de deltaperiode. Het is redelijk dat hierover in de Kamer wordt gedebatteerd.”
In veel andere landen geldt ook een CTB-beleid, zoals Duitsland (2G+), België (3G) en Frankrijk (3G). Zijn er in deze landen vergelijkbare modelstudies gedaan?
Mouter: „In recente studies in het buitenland is vooral gekeken naar de impact van de coronapas op de vaccinatiegraad. Dan zie je dat de pas een groot effect heeft in landen met een voorheen lage vaccinatiegraad, zoals Frankrijk. In Duitsland, waar de vaccinatiegraad al hoog was, is het effect juist klein.”
Kolen: „Het is lastig om het effect van de pas op het aantal coronabesmettingen te bepalen. Er zijn namelijk allerlei andere maatregelen die dat aantal beïnvloeden. Daarnaast weet je niet hoeveel besmettingen er zouden zijn geweest zónder pas. Ik denk dat er in veel landen het voorzorgsprincipe is gehanteerd, vanuit de gedachte: alle beetjes helpen.”
Mouter: „In Duitsland geldt 2G+ voor de horeca en 2G voor de cultuur- en evenementensector. Desondanks is het aantal besmettingen in een maand tijd opgelopen van 37.000 naar 180.000 per dag.”
Bootsma: „Dus ook in landen met 2G is het niet gelukt om het reproductiegetal onder de 1 te houden. Dat blijkt ook uit ons model. De besmettingspiek was zonder pas waarschijnlijk wel hoger geweest.”