Christelijke school over landsgrens verwelkomt vaak iedereen
Bijna overal ter wereld verwelkomen christelijke scholen kinderen met én zonder kerkelijke achtergrond. De een gedwongen, de ander vanuit een diepe overtuiging. Nederlandse immigranten in Canada en Amerika hebben wel ruimte voor een eigen toelatingsbeleid.
Duitsland: bestaan dankzij brede instroom
Het bijzonder onderwijs in Duitsland heeft alle ruimte om een eigen toelatingsbeleid te voeren. Maar als de scholen hun instroom te veel beperken, verliezen ze soms hun levensvatbaarheid, zegt Reinhard Wurster, directeur van de Johann-Christoph-Blumhardt-Schule in Mühlacker, in de deelstaat Baden-Württemberg.
De grote verschillen tussen Nederlandse en Duitse scholen zijn volgens hem historisch gegroeid. „In Nederland zijn reformatorische scholen nauw aan de kerken verbonden. In Duitsland zijn christelijke scholen gewoonlijk onafhankelijke organisaties zonder binding aan een kerk.”
Het toelatingsbeleid van de Duitse christelijke scholen heeft volgens Wurster vaak iets ambivalents. „Het was nooit een vraag of kinderen uit niet-christelijke gezinnen zouden worden toegelaten: zonder hen zouden veel scholen beduidend kleiner zijn of zelfs niet kunnen voortbestaan. Voor een wettelijke basis hebben de scholen echter een gemeenschappelijke christelijke belijdenis nodig. Dat betekent niet alleen dat de werknemers zichzelf als christenen moeten beschouwen, maar ook dat ouders de grondslag van de school moeten kennen én onderschrijven. Daar zetten ze hun handtekening voor. In hoeverre die belijdenis in hun gezin een plaats heeft, beoordelen we overigens weer niet.”
Duitsland telt 102 ”evangelische Bekenntnisschulen”, vrije christelijke scholen die in grote lijnen dezelfde grondslag delen. De eerste werd in 1972 in Reutlingen –eveneens in deelstaat Baden-Württemberg– opgericht. De meeste andere volgden in de jaren negentig of daarna. Ze liggen verspreid over het land, met concentraties in het westen en zuidwesten. Daarnaast is er een aanzienlijk groter aantal scholen met een minder orthodoxe inslag.
Op de school in Mühlacker, gesticht in 1997, komt zo’n 70 procent van de leerlingen uit een gezin dat bij een kerk is aangesloten. Alle particuliere scholen in Duitsland –christelijk of niet– hebben de vrijheid leerlingen te aanvaarden of te weigeren, zegt Wurster. „In theorie kunnen de scholen dus een strikt toelatingsbeleid voeren, bijvoorbeeld door het lidmaatschap van een kerk als voorwaarde te stellen. In de praktijk gebeurt dat echter niet.”
België: open beleid versterkt identiteit
Juist het open karakter van een christelijke school kan de identiteit van leerlingen versterken, vindt Bruno Gijsels, directeur van de protestantse basisschool de WEGwijzer in Mechelen.
Een gesloten toelatingsbeleid mag de WEGwijzer –de oudste School met de Bijbel in België– niet voeren. „Ieder kind heeft recht op onderwijs en moet dus overal terechtkunnen, vindt de overheid”, zegt Gijsels. Een standpunt waarvoor de schoolleider begrip heeft. Tegelijkertijd kan het christelijke scholen in een lastig parket brengen, weet hij. „Ouders mogen zelf aangeven welke school hun voorkeur heeft”, legt Gijsels uit. „Als daar plek is, wordt het kind geplaatst. Maar als er meer leerlingen worden ingeschreven dan er plaatsen zijn, beslist een algoritme welk kind mag komen. Met de identiteit van de ouders wordt dan geen rekening gehouden.”
Het komt daardoor voor dat kinderen van protestantse ouders achter het net vissen, terwijl seculiere leerlingen wel een plaats krijgen toebedeeld. Gijsels: „Dat is wrang. Er zijn maar elf protestantse scholen in België, dus die eerste groep komt dan vaak op een openbare school terecht. Helaas.”
Een brede populatie hoeft de christelijke identiteit van een school niet te bedreigen, vindt Gijsels. „Tenminste: als het aandeel protestantse leerlingen in de meerderheid blijft. Op de WEGwijzer schommelt dat aantal tussen de 60 en 75 procent. Zou dat teruglopen naar bijvoorbeeld 30 procent, dan krijg je wel een andere dynamiek en wordt het lastiger het christelijk karakter vast te houden.”
Een christelijke school met een open toelatingsbeleid kan op meerdere manieren haar profiel hooghouden, zegt Gijsels. „Het is allereerst belangrijk dat de school zich op haar identiteit profileert. Dan is meteen duidelijk wat van ouders verwacht wordt. Dat voorkomt frictie.”
Daarnaast is het benoemingsbeleid essentieel. „Personeelsleden belichamen de identiteit van de school”, benadrukt Gijsels. „Van hen verwachten we daarom dat ze van harte staan achter de christelijke identiteit.”
Ook als het wettelijk zou worden toegestaan, zou Gijsels niet kiezen voor een gesloten toelatingsbeleid. „Ik vind het van grote meerwaarde dat kinderen al jong leren omgaan met leeftijdsgenoten die andere opvattingen hebben. Ze leren daardoor hun eigen overtuigingen kritisch te bevragen – binnen de veilige bedding van een christelijk school. Als iedereen hetzelfde denkt, is kuddegedrag en lauwheid een reëel risico.”
Een veelheid aan overtuigingen kan leerlingen in verwarring brengen, onderkent de schoolleider. Tot groep zes moeten scholen hun leerlingen daarom vooral laten wortelen in de eigen identiteit, vindt hij. „Daarna kun je ze best prikkelen, ook om hen te wapenen richting de middelbare school. Uiteindelijk hoop ik dat leerlingen leren om zichzelf steeds de vraag stellen: wat vind ik van wat hier wordt gezegd en wat zegt Gods Woord daarover? Als we hen die houding hebben kunnen aanleren, laat ik hen met vertrouwen de maatschappij in gaan.”
Schotland: kans om Evangelie te verkondigen
Zelf bezocht de in Nederland geboren Janneke Fraser-van Panhuis scholen met een gesloten toelatingsbeleid. Toen ze in Schotland een reformatorische school oprichtte, koos ze bewust voor een open toelatingsbeleid. „We zien onszelf als zendingsschool”, legt ze uit. „Wij willen gráág dat er kinderen zonder christelijke achtergrond komen. De school biedt een geweldige kans om hun het Evangelie te verkondigen.”
Grote toestroom van niet-kerkelijke kinderen is er nog niet op de school die in 2014 de deuren opende, maar een brede populatie leerlingen zit er zeker. „Leerlingen die rooms-katholiek, evangelisch of zevendedagsadventist zijn, hebben nog nooit psalmen gezongen of de catechismus geleerd. Ze zullen dat nooit vergeten als ze van school af zijn.”
Hoe de school omgaat met de diversiteit? „Als kinderen met vragen komen over bijvoorbeeld de doop, zeggen we: Dat moet je aan je ouders vragen. We willen geen partij kiezen tussen de leer van een reformatorische baptistenkerk of een presbyteriaanse kerk.”
Belangrijk vindt Fraser om vooraf duidelijk te maken waar de school voor staat. En ouders te vragen: Respecteer je dat? Door haar ervaringen heeft ze hoofd- en bijzaken leren onderscheiden. „Het is makkelijk om binnen je eigen clubje kledingregels te stellen. Hier moet je nadenken: waarom doe ik dit? Zonder Bijbelse onderbouwing kun je het ook niet van anderen vragen.”
Het open toelatingsbeleid geeft ouders ook meer verantwoordelijkheid. „Zij kunnen niet meer denken: ik stuur mijn kinderen naar een reformatorische school en alles is voor elkaar. Als ze straks in de wereld komen en ze hebben alles klakkeloos overgenomen, is de kans groot dat ze het geloof loslaten. Wij praten hier veel met de kinderen over waarom mensen dingen anders zien.” Ze vindt basisschoolkinderen daar niet te jong voor. „Dan hebben ouders juist veel meer invloed dan wanneer ze tiener zijn.”
Fraser raadt ook Nederlandse scholen aan alle leerlingen toe te laten. „Jullie hebben niet alleen een plicht naar je eigen kinderen. We behoren ons rijke erfgoed te delen. Ik weet dat het veiliger voelt om het voor onszelf te houden, maar naar mijn idee doe je dan als de man die zijn talent in de grond begroef. Laten we kijken hoe we de natie kunnen bereiken. We hoeven niet bang te zijn als we weten dat ons erfgoed van de Heere komt.”
Wil een school met een breed publiek het reformatorische karakter bewaren, dan zijn de grondbeginselen van de leerkrachten en leidinggevenden volgens Fraser cruciaal. „Al onze docenten moeten lid zijn van een reformatorische kerk – dat betekent hier: aan het avondmaal gaan. Een leerkracht die alleen uit gewoonte naar de kerk gaat, kan een kind van alles leren of zelfs meewerken aan verandering van de school.” Dat gevaar ziet ze bij het reformatorisch onderwijs in Nederland. „We hebben echte christenen nodig, rolmodellen. Geen kerkgangers die allerlei regeltjes navolgen. Hier voelen we dat de vervolging komt. Daarom moeten we klaar zijn om de wereld in te gaan en voor Christus te lijden.”
Canada: één lijn in opvoeding en onderwijs
Het mogen voeren van een eigen toelatingsbeleid is wezenlijk voor het handhaven van de identiteit van een school, zegt Marc Slingerland uit de Canadese provincie Alberta. Hij is daar directeur van Calvin Christian School in Coalhurst. Die gaat uit van de Gereformeerde Gemeenten (Netherlands Reformed Congregations). Dat waren er eerst twee –Fort Macleod en Lethbridge–, maar door splitsing kwamen Picture Butte en Nobleford er later bij. Alle leerlingen behoren tot deze gemeenten.
Andere christelijke scholen in Alberta hebben een breder toelatingsbeleid, maar ze vragen ouders wel de beginselen van de school te onderschrijven, zegt Slingerland. Die mogelijkheid is vastgelegd in de provinciale wetgeving. „Er kunnen wat kleine verschillen van provincie tot provincie zijn, maar in heel Canada geldt dat scholen hun eigen toelatingsbeleid mogen bepalen. Voor zover mij bekend geldt dat ook voor onze scholen in de Verenigde Staten.” De meeste ontvangen overigens geen enkele overheidsfinanciering, alleen in de Canadese provincies Alberta en British Columbia wordt een deel van de kosten vergoed.
Doordat een school zelf het toelatingsbeleid mag bepalen, kan worden gestreefd naar eenheid tussen gezin, kerk en school. Er klinkt weleens kritiek op de wettelijke mogelijkheden, met name van mensen die alle kinderen op de openbare scholen willen hebben, zegt Slingerland. „Ze beschuldigen scholen er dan van de beste leerlingen uit te kiezen en minder getalenteerde kinderen af te wijzen. Dat is echter niet de realiteit. Er zijn wel wat scholen die zich op hoogbegaafden richten, maar daar staat tegenover dat andere scholen er juist voor kinderen met leermoeilijkheden zijn. De meeste bijzondere scholen hebben echter een bepaalde onderwijsvisie of een religieuze achtergrond, en die bepaalt het toelatingsbeleid.”
Op de Calvin Christian School zijn alle kinderen uit de aangesloten kerken welkom, ook degenen die grote moeite met leren hebben. „De toelatingscriteria beschermen de identiteit van de school”, zegt de directeur. „Niet alleen weten ouders hoe hun kinderen zullen worden onderwezen, maar ook weten de leerkrachten dat ze kunnen aansluiten bij de gemeenschappelijke achtergrond van de leerlingen. Daardoor is er één consistente lijn in opvoeding en onderwijs, vanuit een gemeenschappelijke mensvisie en wereldbeschouwing.”