Nee, vader kwam niet naar de kant. Maar zijn dochter bleef wachten tot hij kwam. Toen zag ze een lichaam in het bootje liggen. Haar verdronken zus. „Ik heb gegild. En mijn vader leek in één keer tien jaar ouder geworden.”
Het relaas van Riet Bovee-van Eekelen uit Halsteren –twéé zussen verloor ze in die rampnacht– was een van de verhalen die dinsdag klonken tijdens herdenkingen van de watersnood van 1953. Verhalen over „onvoorstelbaar geweld van water en wind”, zoals de burgemeester van Goeree-Overflakkee de gebeurtenissen schildert. „Een kolkende watermassa, krakend hout, hulpgeroep, huilende kinderen.”
In de toespraken werd verwezen naar storm Corrie. Die zal maandag veel gedachten hebben doen teruggaan naar die andere 31e januari, 69 jaar geleden. Dinsdagmorgen is de wind zo krachtig niet meer, maar nog altijd vervult ze de herdenking bij het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk met rumoer.
Het is koud en guur en nat. En de vlag klappert halfstok. Het rampgebied rouwt, ook na zoveel jaren nog. Bij het monument liggen 270 witte rozen, besteld door mensen die de herdenking in besloten kring niet kunnen bijwonen. De burgemeester, de commissaris van de Koning, de Deltacommissaris: over het groene kleed dat over het zompige gras is uitgerold stapt de een na de ander naar voren om een krans te leggen. Ook burgemeester Prevoo van Valkenburg aan de Geul, de Limburgse gemeente die afgelopen zomer door een waterramp werd getroffen.
Zijn collega van Schouwen-Duiveland vertelt dat hij een Limburgs gezin verwelkomde op een camping in Burgh-Haamstede. De vader was in zijn kelder maar net aan het snel stijgende water ontsnapt. Hij trok aan de deur. Aan de andere kant duwde zijn vrouw. Zo wist hij te ontkomen. Net aan.
Klimaatboodschap
Het zijn verhalen die doen denken aan 1953. Koos Hage verloor toen zijn moeder. En zijn zus. Nu plaatst hij een krans namens de nabestaanden. Namens de Molukse gemeenschap is er een bloemstuk. De kinderburgemeester legt een witte roos.
Terwijl de wind in de microfoons buldert, spreekt burgemeester Van der Hoek over de indrukwekkende en vernietigende kracht van het water, over waakzaamheid die nodig blijft, over klimaatverandering en zeespiegelstijging. Ooggetuigen uit 1953 vallen steeds meer weg. „Gelukkig zijn veel verhalen vastgelegd. Al die verhalen zijn kleine watersnoodmonumenten.”
Op de graansilo van Zierikzee is sinds september een waterpeilschaal afgebeeld. Schoolkinderen van Schouwen-Duiveland maakten een animatie die op de klimaatconferentie in Glasgow werd vertoond en die online al meer dan een miljoen keer is bekeken. Allemaal om aandacht te vragen voor land dat wordt bedreigd als het water stijgt.
In het prikkeldraad
In 1953 steeg het snel. Ook dinsdag klonk bij verschillende herdenkingen weer dat 1836 mensen zouden zijn omgekomen. Dat aantal is nergens op gebaseerd, maar het misverstand is hardnekkig. Meer dan 1800 waren het er wel; het exacte aantal is niet te berekenen.
Twaalf van hen kwamen om in Den Bommel, en het Flakkeese dorp staat er opnieuw bij stil. In de dorpskerk vertelt Kees Osseweijer over zijn oom, Kees Verkerke. Zijn lippen waren gebarsten door het zout, want hij zocht al dagenlang naar zijn omgekomen vrouw en dochtertjes. En hij wist inmiddels: „Waar meeuwen vliegen, daar moet je zoeken.”
Zijn vrouw was 29 jaar. Zijn oudste dochtertje zeven jaar. Zijn jongste dochtertje slechts zeven maanden. Van de dijk gespoeld. Verkerke zelf kwam vast te zitten in prikkeldraad en riep om hulp. Theo Jacobs hoorde dat, ging terug het water in en hielp Verkerke. Die hield een dekentje vast met daarin zijn dochtertje. Toen hij in het dekentje keek, zei hij: „Jannie is er niet meer.” Jacobs, de redder, woonde de herdenking dinsdag bij.
Toevlucht
Osseweijer vertelt over zijn vader die met het geweer dat hij sinds de oorlog op zolder had liggen, op plunderaars schoot, maar zo van zijn eigen reactie schrok dat hij het wapen in het Haringvliet gooide.
Hij vertelt over zijn oma, die „in alle ellende en angst haar toevlucht zocht tot de Heere.” Ds. B. de Borst mediteert over Psalm 107: „De dichter wijst de weg hoe we met rampen om moeten gaan. De regering zegt dat we alleen samen corona eronder krijgen, maar de dichter zegt dat we niet alles in de hand hebben, dat het leven niet maakbaar is. God heeft de hand in alles hier op aarde. In 1953 geloofden veel mensen dat nog wel. Dat God regeert, daaraan willen veel mensen in ons seculiere Nederland niet meer denken. Hij helpt op het gebed.” Hier net buiten de kerk en ook elders in het rampgebied is het op gedenkplaten te lezen: „Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren.”
Heldendaden
„Telkens als de wind storm wordt, is die oude angst er weer”, citeert wethouder Bruggeman in de dorpskerk van Den Bommel een overlevende van de watersnood. „De ramp liet grote littekens achter”, zegt burgemeester Grootenboer-Dubbelman in een videoboodschap die ze op internet plaatste. Haar toespraak illustreert ze met fragmenten uit een interview met Piet van den Ouden. In Oude-Tonge redde hij mensenlevens, en daardoor verdronk hij bijna zelf in het ijskoude water. Hij kreeg een eremedaille van het Carnegie Heldenfonds, maar zelf zegt hij: „Ik ben geen held. Nee.”
Bij het Watersnoodmuseum houdt kinderburgemeester Silke van Heukelom uit Zierikzee zich staande in de wind. Ze praat over hoge golven, zwakke dijken, schrijnende verhalen. Ze heeft het alleen van horen zeggen, maar: „Die angst mogen we nooit vergeten. Ik ben enorm dankbaar dat we ons op ons eiland zo veilig kunnen voelen.”
Arie Noordijk blaast de taptoe. Dan worden de slachtoffers in stilte herdacht.