Inburgeren, werken, studeren. De Afghaanse vluchtelingen Noor en Lyda en hun kinderen kijken graag vooruit. Na jaren van onzekerheid kregen ze een verblijfsvergunning. Nu richten ze de blik hoopvol op hun toekomst in Nederland. „Hier zijn we veilig.”
Met een brede glimlach opent Noor Sarwari (49) de deur van zijn rijtjeshuis in Nootdorp. Op 13 oktober kreeg hij de sleutel van de huurwoning. Dertien dagen later verruilde hij met zijn gezin het asielzoekerscentrum (azc) in het Friese Bergum voor hun nieuwe onderkomen in Zuid-Holland.
Op het tapijt in de woonkamer liggen twee matrassen die als zitplek dienstdoen. „We hebben banken besteld, maar die zijn er nog niet”, zegt Noor, terwijl hij het bezoek uitnodigt aan de eettafel plaats te nemen. Het is precies een jaar nadat hij in het Reformatorisch Dagblad verhaalde over de jarenlange onzekerheid waarin zijn gezin verkeerde.
In 2015 ontvlucht Noor met zijn vrouw en hun vijf kinderen de Afghaanse hoofdstad Kabul, waar hij als kok zijn brood verdient. Directe aanleiding is dat zijn oudste zoon, Samim (nu 21), door moslims wordt belaagd omdat hij afstand heeft genomen van de islam en niet meer naar de moskee wil. Hij heeft in het geheim een Bijbel gelezen en besloten christen te worden. Na aankomst in Nederland wordt hij in 2016 gedoopt in een internationale gemeente in Veenendaal.
Intussen groeit ook bij Noor het verlangen om christen te worden. Op een moment dat hij heel verdrietig is, hoort hij een stem. „Iemand zei: Waarom ben je verdrietig? Maar ik zag niemand. Toen ik later, in Bergum, Bijbelstudie ging doen, begreep ik dat God tot mij had gesproken en mijn hart raakte.” Noor wordt in de vrijgemaakt gereformeerde kerk (gkv) te Noordbergum gedoopt, evenals zijn jongste twee kinderen, Haqiqa (14) en Ebrahim (7). De overige gezinsleden respecteren hun keuze, maar houden zich weinig of niet met religie bezig.
Wachten
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vindt de bekering van Noor en enkele van zijn kinderen niet geloofwaardig en wijst de asielaanvraag van het gezin af. In december 2019 worden de Afghanen in het azc in Bergum rond kwart voor zes in de ochtend „door dertien politiemensen” van het bed gelicht en overgebracht naar Detentiecentrum Zeist. Dat zou het laatste station zijn voor een gedwongen uitzetting naar Afghanistan. Met een wake bij het detentiecentrum vragen onder anderen gemeenteleden van de gkv te Noordbergum aandacht voor hun situatie.
Uiteindelijk beginnen ze een nieuwe asielprocedure en keren ze, vlak voor Kerst 2019, terug naar het azc in Bergum. Daar wachten ze een jaar later, december 2020, nog steeds op een eerste gesprek met de IND over hun herhaald asielverzoek, vertelde Noor destijds. Over het vervolg zegt hij nu: „In januari hadden we een afspraak bij de IND. Daarna moesten we weer lang wachten op de uitslag. Wachten, wachten, wachten.”
Op 24 juni mist Noor een telefoontje als hij op de fiets zit. Terug in het azc ziet hij dat zijn advocaat heeft gebeld. „Ik zei tegen Lyda: Misschien heeft hij nieuws. Ik wilde hem terugbellen, maar kreeg geen contact. Het was al eind van de middag.”
Noor ziet dat hij ook een e-mail heeft gekregen van zijn advocaat, maar begrijpt de inhoud ervan niet. „Een meneer van de kerk die bij ons kwam, las het bericht. Hij zei: „Oh, gefeliciteerd, jullie krijgen een status!” Het was voor mij een wonder. De zondag erna hebben we er ook in de kerk God voor gedankt.”
Dochter Fatima (15) zegt dat ze eerst niet kon geloven dat ze echt in Nederland mocht blijven. „Ik dacht: er is vast iets fout gegaan. Maar toen ik de mail las, zag ik dat het waar was. Mijn moeder ging al haar vriendinnen roepen om te vertellen dat we een status hadden. We zouden bijna gaan eten, maar uiteindelijk werd het pas tien of elf uur. Alle mensen uit het azc kwamen ons feliciteren.”
Emotioneel
Dat hij na vijf jaar alsnog een verblijfsvergunning krijgt, noemt Noor het eerste wonder van 2021. „Kort daarna kreeg ik een baan, dat was weer een wonder. Toen ik twee dagen een status had, werd ik gebeld door iemand die via-via van mij had gehoord. Hij zei: „Ik ken een man die in Den Haag een Afghaans restaurant gaat beginnen. Kun je komen werken?” Ik heb hem gebeld, een afspraak gemaakt en na een keer koken op proef heb ik de baan gekregen.”
Vanwege Noors werk in Den Haag krijgt het gezin een woning toegewezen in die regio. In oktober gaan ze het huis in Nootdorp bekijken, zo’n 250 kilometer ten zuiden van Bergum. „De kinderen gingen meteen naar binnen en renden het hele huis door. Ik stond nog buiten met de meneer van het huis te praten, toen ze terugkwamen. „Het is te klein”, zeiden ze. „Er zijn maar vier slaapkamers.” Maar voor mij is het goed. We zitten 50 meter van het centrum van Nootdorp, hebben winkels en een tramhalte in de buurt.”
Het afscheid van Bergum, waar ze bijna vier jaar hebben gewoond, is emotioneel. Ebrahim: „Bijna iedereen moest huilen, mijn moeder ook.” Noor en Lyda knikken. „De mensen waren blij voor ons dat we een huis kregen, maar verdrietig dat we weggingen”, zegt Noor. Lyda: „Medewerkers van VluchtelingenWerk kwamen ons knuffelen en zwaaiden ons uit.” „En ook mensen van het COA”, zegt Noor.
Bij de inrichting van hun huis krijgen ze hulp van diverse vrienden en een contactpersoon van VluchtelingenWerk in Nootdorp. „Een aantal spullen hebben we van vrienden en bekenden gekregen. Elektrische apparaten, zoals een televisie, koelkast en wasmachine, hebben we nieuw gekocht. We kregen daarvoor een lening van de overheid van 7500 euro.”
Spannend
In verband met opleiding en werk wonen de oudste twee kinderen nog in Bergum. Voor de jongste kinderen betekent de verhuizing een start op een nieuwe school. Ebrahim zit in groep 4. „Ik vond het eerst spannend om naar een andere school te gaan, maar nu niet meer. In het begin miste ik mijn vrienden, maar ik heb hier nieuwe vrienden gemaakt.”
Voor Fatima duurt het na de verhuizing zes weken voordat ze naar haar nieuwe school in Voorburg kan. „Ik zat in het vierde jaar van het vmbo en zou dit jaar examen doen. Op mijn nieuwe school kwam ik in de derde klas terecht omdat ze niet tussentijds leerlingen in een examenklas plaatsen. Dat vind ik wel jammer, want ik wilde mijn opleiding graag afmaken. Maar ik heb gelukkig een leuke klas”, zegt Fatima, die tandartsassistente wil worden. In haar vrije tijd wil ze graag op dansles.
Ebrahim kijkt ernaar uit om bij een club in de buurt te gaan voetballen. „Dat is mijn favoriete sport. Nu train ik zelf of met vrienden van school.”
Haqiqa houdt van volleyballen en wil dat in de toekomst, net als eerder, weer graag in clubverband doen. Haar grote droom is stewardess worden. „Dat wil ik al heel lang. Vliegen en wereldreizen maken, lijkt me mooi. En als stewardess kun je veel mensen helpen.”
Inburgering
Ook Noor en Lyda hebben hun blik op de toekomst gericht. Ze zijn volop bezig met een taal- en inburgeringstraject. „Ik heb op maandag en woensdag drie uur les, mijn vrouw op dinsdag en donderdag. In 2024 moet het klaar zijn.”
Noor kan zich al behoorlijk goed redden met de Nederlandse taal en is gemotiveerd om die nog beter te leren. „Als je in Nederland woont, moet je de taal spreken. Dat is belangrijk.” Hij laat de methode ”Taal Compleet” zien, waarmee hij aan de hand van thema’s zoals ”hallo”, ”de school”, ”wonen” en ”eten en drinken” zijn taalvaardigheid verbetert. „Ik ben nu bezig met het zevende thema: reizen.”
Naast het inburgeringstraject werkt hij sinds half november in Den Haag als kok bij de derde vestiging van Grill-N-Rice. Vanwege de lockdown is het nieuwe restaurant nu gericht op afhaal- en bezorgmaaltijden. Noor staat er graag in de keuken om ghaboli met mahiche te bereiden, een Afghaans gerecht van rijst, vlees, wortels en rozijnen. Of lamsvlees met spinazie. Lyda hoopt in de toekomst samen met haar man in het restaurant te kunnen werken.
Vertrouwen
Na zijn verhuizing heeft Noor zich aangesloten bij de gkv in Pijnacker-Nootdorp. „Voor de lockdown fietste ik er elke zondagochtend naartoe. In november hebben we er ook avondmaal gevierd.”
Terugkijkend op de afgelopen jaren zegt hij nooit bang te zijn geweest dat hij daadwerkelijk zou worden uitgezet naar Afghanistan. „Ik vertrouw op Jezus Christus. Dat is heel belangrijk. Hij is altijd bij ons. Voor wie of wat moeten we dan bang zijn?”
Noor zegt dat moeilijke situaties hem helpen om „meer te vertrouwen op Jezus.” Hij herinnert zich een gesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) na een afwijzing van de IND in 2019. „Een vrouw van DT&V wees met een vinger naar me en zei: „Jouw God helpt je niet, Hij heeft niks voor je gedaan. Jullie krijgen geen status en dit is jullie laatste tijd in Nederland.” Ik ben niet boos op haar geworden, maar heb gezegd: Ik bid ook voor jou.”
Nieuwjaar
In Nederland staat de jaarwisseling voor de deur. De Afghaanse vluchtelingen kennen inmiddels de traditie van oliebollen. In Afghanistan beleefden ze oud en nieuw op een andere manier. „Wij vierden nieuwjaar –Norooz– altijd in maart. Dan gingen we met veel mensen naar een park.”
Voor Fatima is de komende jaarwisseling anders dan de voorgaande. „We hebben veel stress gehad. Steeds moesten we wachten op een uitspraak van de IND. Dan weet je niet wat je toekomst zal zijn. Vooral in Kamp Zeist was ik bang. Ik kon niets doen en wist niet wat er de volgende dag zou gebeuren. Maar nu ben ik eindelijk relaxed.”
Ze voelt zich intussen meer Nederlandse dan Afghaanse. „We hebben nu een eigen huis, een eigen leven. Als we in het azc een mooi tapijt wilden of een kast met een grote spiegel, kon dat niet. Nu hebben we echt onze eigen plek.” Ze betwijfelt of ze in de toekomst ooit naar haar geboorteland terug zou willen. „Op dit moment denk ik het niet. Het gaat daar alleen maar de slechte kant op.”
Noor ziet de toekomst eveneens met vertrouwen tegemoet. „Hier zijn we veilig en we hebben nu eindelijk rust. Ik hoop dat het zo blijft en dat mijn kinderen een mooie toekomst krijgen.”
Ook in 2022 wil Noor zich door God laten leiden. „Als ik de Bijbel lees, krijg ik antwoorden op mijn vragen. De hele Bijbel is belangrijk voor mij, maar een bijzondere tekst is bijvoorbeeld Johannes 15:16, die ik meekreeg bij mijn doop: „Wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.””