De zondag op 90-jarige leeftijd overleden Zuid-Afrikaanse aartsbisschop Desmond Tutu wist door humor en empathie bij velen gemakkelijk het ijs te breken. Maar in zijn heiligste overtuigingen was hij onverzettelijk.
Verbindend en verzoenend, maar ook controversieel en scherp. Het zijn woorden die veel klinken om Tutu’s optreden te typeren. Rode draad in zijn leven was de strijd tegen wat hij als onrecht zag: of het nu ging om het apartheidsregime in Zuid-Afrika, de omgang van Israël met Palestijnen of de positie van homoseksuelen.
„Als je neutraal bent in een situatie van onrecht heb je gekozen voor de kant van de onderdrukker”, zei hij ooit. Om er met een snedig voorbeeld aan toe te voegen: „Als een olifant zijn voet op de staart van een muis zet en jij zegt dat je neutraal bent, zal de muis je neutraliteit niet waarderen.”
Tutu werd geboren op 7 oktober 1931 in Klerksdorp, Transvaal, en had eigenlijk arts willen worden. De rassenpolitiek ten tijde van de apartheid maakte het voor hem echter onmogelijk om een studie geneeskunde op te pakken. Net als zijn vader begon hij daarom een loopbaan als leraar, om uiteindelijk geestelijke te worden in de Anglicaanse Kerk van Zuid-Afrika. Binnen de kerk was hij onder meer bisschop van Lesotho en Johannesburg voordat hij in 1986 als de eerste zwarte aartsbisschop van Kaapstad werd geïnstalleerd.
Het meest bekend is ”The Arch” echter geworden door zijn strijd tegen het apartheidsregime en als voorzitter van de Waarheids- en Verzoeningscommissie na het einde daarvan. Voor zijn verzet tegen de apartheid kreeg hij in 1984 de Nobelprijs voor de Vrede.
Tutu was een geestelijke die zich nadrukkelijk uitsprak over politiek en samenleving en daarin een deel van zijn roeping zag. Verwijten dat hij zou heulen met marxistisch gedachtegoed wees hij van de hand. Dergelijke ideologieën had hij als christen helemaal niet nodig, benadrukte hij. „Ik ken geen radicaler boek dan de Bijbel.” Belangrijk uitgangspunt voor hem was dat ieder mens naar Gods beeld is geschapen en daarom niet als oud vuil behandeld mag worden. Dat vond Tutu niet maar alleen ‘gewoon’ verkeerd, tekende zijn biograaf John Allen op, maar godslasterlijk. „Het is als spugen in Gods aangezicht.”
„Het is als spugen in Gods aangezicht.”
Gesprek
Van zijn even behoedzame als scherpe optreden gaf de Zuid-Afrikaanse journalist Lin Menge ooit een typerend voorbeeld. Ze beschreef eens hoe Tutu tijdens vergaderingen van de Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken het gesprek zocht met witte kerkleiders. „De ene minuut werden blanken meegesleurd, ondergedompeld in een zwarte politieke tirade, om de volgende minuut veilig en wel te worden neergezet op de zonnige oevers van pais en vree tussen de rassen. En na elke onderdompeling zagen blanken de grote zwarte bisschop steeds meer als vriendelijke oom die hen op het droge haalde en niet langer als het monster dat hen onder water hield.”
Dergelijke kwaliteiten zette hij na het einde van de apartheid ook in om van zwarte zijde spijtbetuigingen te ontlokken over gebruikt geweld. Verguisd en geprezen werd Tutu om de manier waarop hij de ex-vrouw van Nelson Mandela, Winnie, tijdens een zitting van de Waarheids- en verzoeningscommissie excuses ontlokte over gewelddadigheden die er tijdens de strijd tegen apartheid onder haar leiding waren begaan.
Winnie was geenszins van plan geweest zich berouwvol uit te laten, tot Tutu het gesprek over een andere boeg gooide. Hij strekte zijn armen uit alsof hij haar wilde omhelzen en zei: „Ik omhels u nog steeds omdat ik van u houd, zielsveel van u houd. Er zijn daarbuiten mensen die hetzelfde zouden willen doen als u het kunt opbrengen te zeggen: er is iets fout gegaan (…) En te zeggen: het spijt me, ik heb spijt van mijn aandeel in wat er fout ging. Ik smeek u, ik smeek u, ik smeek u…” Waarop Winnie haar „diepe spijt” betuigde. „Het is waar, er zijn dingen verschrikkelijk fout gegaan.”
Sommigen vonden dat Tutu hiermee zijn onafhankelijke rol als voorzitter te grabbel had gegooid en oordeelden dat Winnie slechts een goedkoop, onoprecht gebaar maakte. Anderen prezen hem juist om zijn tact en pastorale rol.
Controverse
Ook na zijn emeritaat liet Tutu zich nog geregeld kritisch over actuele kwesties uit en reisde hij met zijn boodschap de hele wereld over. Tutu erkende dat daarbij ook eergevoel en ijdelheid hem parten speelden en dat hij graag geliefd wilde zijn.
Tegelijk schuwde hij de controverse niet. Zo bestempelde hij de Israëlische omgang met de Palestijnen als een vorm van apartheid en typeerde Israël daarbij als een „dronken oom.” „Ik wilde dat ik stil kon blijven over het lot van de Palestijnen. Ik kan het niet!”, zei hij in 2013 in The Washington Post. Compromisloos was hij ook rond het thema homoseksualiteit. „Wij streden tegen apartheid omdat ons iets werd verweten waar we niets aan konden veranderen. Met homoseksualiteit is het niet anders”, zei hij.
Ondanks zijn grote rol buiten de kerk, bleef Tutu ook altijd de geestelijke. Bekend is dat hij geen ontmoeting begon zonder gebed, of het nu met wereldleiders was of met journalisten die hem een interview kwamen afnemen. Als bidden erbij inschoot, voelde dat voor hem „alsof ik mijn tanden niet had gepoetst”, noteerde biograaf Allen.