Prof. Huijgen: Een Mariabeeld in de kerk herinnert aan haar, wie zij was
Er is anno 2021 „alle reden” om in protestantse kerken „beelden, vooral Mariabeelden, neer te zetten”, betoogde prof. dr. A. Huijgen dinsdag in de Stentor. De volgende dag leek hij zijn stellingname op Twitter weer wat te nuanceren. Wat beoogt de Apeldoornse hoogleraar precies?
Het was een opmerkelijke passage in het interview met prof. Huijgen in de Stentor deze week. Aanleiding tot het artikel vormde het feit dat zijn boek ”Maria, icoon van genade” eind vorige maand van religierecensenten van Trouw en Nederlands Dagblad de prijs had gekregen voor ”beste theologische boek van het jaar”.
„Om Maria nadrukkelijker mee te laten doen in de protestantse kerk, ziet Huijgen enkele concrete stappen voor zich”, schreef de Stentor. „Zoals het zingen van het Magnificat: de lofzang van Maria. Dat helpt al om „de boodschap te laten binnenkomen.”” Tot zover weinig nieuws, maar de krant noteerde verder: „Het is zelfs niet gek in protestantse kringen ”het visuele” meer in te voeren. „Veel protestantse kerken zijn kaal. Er is alle reden beelden, vooral Mariabeelden, neer te zetten. Kan helpen de focus op haar boodschap te houden. Want wie Maria zegt, moet ook Moria zeggen”, verwijst Huijgen naar het vluchtelingenkamp.”
Tweet
De uitspraak van de christelijke gereformeerde hoogleraar dat er „alle reden” is „beelden, vooral Mariabeelden” neer te zetten in protestantse kerken, trok de aandacht. Het christelijk informatieplatform CIP.nl plaatste woensdag een artikel op zijn site onder de kop ”Arnold Huijgen vindt Mariabeelden in de kerk een goed idee: „Veel protestantse kerken zijn kaal”.” Woensdagavond reageerde prof. Huijgen met een tweet: „Naar aanleiding van vragen: gelieve niet alles direct te geloven wat op @cip.nl staat ;-) Losse citaten uit interview dat op het laatste moment nog gecomprimeerd werd. Lees het boek, pp. 152-154. Daar staat een genuanceerd pleidooi voor theologische waardering van beelden.”
Roept de vraag op wat de auteur van ”Maria, icoon van genade” wél heeft willen zeggen.
De Apeldoornse hoogleraar aarzelt in eerste instantie om op deze vraag in te gaan. „Ik ben met die exclusieve focus op beelden niet zo gelukkig. CIP licht nu iets uit het interview met mij in de Stentor, en vervolgens krijgt dat een heel eigen dynamiek.”
Een pleidooi van een protestantse hoogleraar voor meer (Maria)beelden in de kerk is toch ook opvallend? Zo expliciet lijkt u het in uw boek nog niet te zeggen.
„Ik heb inhoudelijk niets anders gezegd dan in mijn boek staat, maar de tekst in de Stentor is wel érg gecomprimeerd – al wil ik de journalist zeker niet afvallen. En door dit element er zo uit te lichten, zoals CIP deed en het RD nu ook doet, wordt het wel heel eenzijdig en ontstaat framing. Maar blijkbaar werken media zo. Typerend vind ik ook wel dat mijn opmerking over gastvrijheid voor vluchtelingen minder wordt opgepikt.”
Het kán u bijna niet verrassen dat media –ook Trouw , de Stentor, en CIP dus ook– juist op elementen als deze aanslaan.
„Natuurlijk had ik wel verwacht dat mijn pleidooi voor aandacht voor de Annunciatie, de aankondiging van de geboorte van Jezus, en het Magnificat, de Lofzang van Maria, zou worden opgemerkt. Maar steeds zeg ik dan: Lees mijn boek, dan weet je precies in welk kader ik dit voer.”
Wat hebt u, waar het gaat om de (Maria)beelden, bedoeld te zeggen?
„Je kunt zeggen dat je geen beelden mag hebben, maar in consistories hangen bijvoorbeeld ook foto’s of afbeeldingen van predikanten die in de betreffende gemeente hebben gestaan. Uit respect voor wat zij de kerk geschonken hebben. Het beeld roept de geschiedenis op. En zo kun je dat met personen uit de geschiedenis, zoals Maria, ook doen. Een beeld van haar in de kerk herinnert aan haar, wie zij was.”
Kunt u zich voorstellen dat een pleidooi voor beelden in de kerk, waar de Reformatie die heeft afgeschaft, vervreemding oproept?
„Ja, ik kan me gevoelens van vervreemding voorstellen bij mensen die alleen de quote uit het interview hebben gelezen. Die vervreemding hoor ik juist niet van mensen die het boek hebben gelezen. Het gaat mij om het Woord. Helemaal. Maar daarmee kunnen beelden in de kerk wel een functie hebben. Prof. Van Ruler nam zijn hoed af voor Willibrord, er hangen foto’s van predikanten in kerkenraadskamers. Wij zijn niet vrij van beelden.”
Dat de Reformatie de „beeldendienst” afschafte, had alles te maken met het feit dat deze beelden vereerd werden, met een eer die alleen God toekomt. Dat zal met de foto’s van predikanten nog niet meteen gebeuren.
„Nou…, dat laatste is helemaal de vraag. Ik kan hier echt wel namen noemen van predikanten die vereerd worden. Door portretten, door levensbeschrijvingen.
Dat de Reformatie in de zestiende eeuw de beelden afschafte, was terecht. Beelden moeten niet in plaats komen van het Woord, zie wat de Heidelbergse Catechismus daarover zegt. In de huidige tijd zeg ik: Beelden kúnnen een functie hebben. Aanbidden doen we alleen God, maar een beeld is als een foto van een overledene: het helpt om die in gedachten te houden.”
U kunt zich dus indenken dat er in protestantse kerken binnenkort Mariabeelden komen te staan.
„Laat ik zeggen: we hoeven niet alleen maar huiverig te zijn voor het visuele. Als ik dan een keer een anglicaanse kerk binnenloop, waar wél ruimte is voor beelden, doet mij dat weldadig aan. Maar ik blijf benadrukken: lees mijn boek. En ga dat dan ook niet uit zijn context halen.”