In Duitsland leven circa 25.000 Israëliërs. „De meesten zijn jong, hoogopgeleid en niet van plan om te blijven. Maar als ze een Duitse partner vinden, wordt hun verblijf permanent.”
Prof. dr. Dani Kranz stelt –via Zoom– dat de groep Israëlische immigranten in Duitsland klein is. „Als je kijkt naar het aantal Turken, dat zijn er ongeveer 3 miljoen, zijn er niet veel Israëliërs. Er zijn zelfs meer Palestijnen. In Berlijn alleen al zijn er tussen de 30.000 en 60.000 mensen die zich Palestijn noemen.”
Kranz is als antropoloog tijdelijk verbonden aan de Ben-Gurion Universiteit van de Negev in Beersheva. Haar onderzoeksgebieden zijn migratie en etniciteit. Voor de Bergische universiteit in Wuppertal verrichtte zij een paar jaar geleden het eerste onderzoek naar Israëliërs in Duitsland, getiteld ”Israëlische migratie naar Duitsland sinds 1990”.
Hoe kwam u bij dit onderzoek uit?
„Bij mijn dissertatie in 2009 over de liberale Joden in Keulen ontdekte ik dat er Israëliërs in Duitsland waren. Toen ik er later onderzoek naar wilde doen, moest ik er eerst geld voor los zien te krijgen. Aanvankelijk wilde niemand geld beschikbaar stellen. In Duitsland was men nieuwsgierig maar tegelijkertijd voorzichtig.
Bovendien is men op universiteiten in Duitsland als het om de Joden gaat vooral gericht op hun verleden. In de huidige gemeenschap is men minder geïnteresseerd. Dat veranderde toen begin 21e eeuw de media het opviel dat er Israëliërs in Duitsland waren. De Israëliërs in Duitsland werden toen voor de politiek een feit waar men niet omheen kon. Zo werkt dat met de politiek. Vervolgens kon ik met mijn onderzoek aan de slag.”
Welke Israëliërs komen naar Duitsland?
„Dat zijn met name jonge Israëliërs. Ze zijn stuk voor stuk na 1974 geboren. De Israëliërs die naar Duitsland gaan zijn in doorsnee links of gematigd links, seculier en hoogopgeleid. In de meeste gevallen hebben ze een Asjkenazische achtergrond. Dan gaat het dus om Joden en Jodinnen met West- of Oost-Europese wortels. Ze gaan in veel gevallen naar Duitsland voor hun vervolgopleiding. De beroepsmogelijkheden in Duitsland zijn een stuk beter. En in veel gevallen vinden ze als seculiere Joden de rol van de orthodoxe Joden in het openbare leven in Israël te benauwend.”
En dan gaan ze vooral naar Berlijn?
„Inderdaad, Berlijn heeft de meeste aantrekkingskracht. Dat is gewoon de aantrekkingskracht van een grote stad. Jonge Israëli’s gaan niet om andere redenen naar Berlijn dan jonge Amerikanen of jonge Nederlanders.”
Als Israëliërs hun opleiding hebben afgerond vertrekken ze lang niet altijd. Velen vinden tijdens hun studie een Duitse partner en dan kan het zomaar gebeuren dat ze in Duitsland blijven. Kranz schat in dat ongeveer de helft van de Israëliërs met een Duitser is gehuwd.
Hoe wordt in Israël op hun vertrek geregeerd?
„Daar is men niet zo blij. Men hoopt dat ze terugkomen.”
Omdat Duitsland het land van de Shoah is?
„Dat werkt nog altijd door, al staat men wel meer neutraal tegenover Duitsland Voor hen die naar Duitsland gaan telt dat helemaal niet.”
Hoe reageren de Duitsers op de komst van de Israëliërs?
„De Duitsers hebben bepaalde verwachtingen van Israëliërs. Israëliërs zouden stuk voor stuk religieus zijn en zich daarnaar gedragen. Dat zijn de jonge Israëliërs die naar Duitsland komen evenwel vaak niet. Op vrijdagavond gaan ze zelden naar de synagoge, maar zijn ze in hun gezin. Daarbij komt dat in de synagogen Duits of Russisch wordt gesproken en dat doen Israëliërs niet of nauwelijks.
Dat verwachtingspatroon valt vooral op bij de Duitse herinneringscultuur. Van de Israëliërs wordt verwacht dat ze deelnemen aan de oorlogsherdenkingen. De Joden die in Duitsland de oorlog hebben overleefd, hebben zich aangepast en doen mee aan die plechtigheden. Ze waren gering in aantal en hadden geen keus.”
Volgens Kranz is zo een bepaalde herinneringscultuur ontstaan. „De Duitsers menen dat de Joden het mooi vinden om samen met de Duitsers te rouwen en de gedenken. Maar dat is een foute veronderstelling. In principe rouwen of herdenken Joden niet in het openbaar, maar in gezinsverband. Duitsers daarentegen rouwen in het openbaar en niet met hun gezin.”
De jonge Israëliërs hebben niets met deze herdenkingen. Zij komen, aldus Kranz, uit een meerderheidscultuur en zeggen: „Daar doen wij niet aan mee.”
Joden uit de voormalige Sovjet-Unie hebben al helemaal niets met deze herdenkingen. Kranz: „Die roepen: „Wij zijn geen slachtoffer van het fascisme, wij hebben gezegevierd.”
Volgens onderzoeken neemt het antisemitisme toe. Hoe ziet u dat?
„Antisemitisme in de Bondsrepubliek is enerzijds structureel van aard. Maar wat vooral als een bedreiging wordt gezien is het antisemitisme van de straat. Dat zie je als een groep mensen voor een synagoge gaat staan en dingen gaat scanderen als ”Scheissjuden” of ”Joden aan het gas”. Dat wordt eerder waargenomen. Tegelijkertijd voedt het structurele antisemitisme het antisemitisme van de straat. Dus als het probleem structureel niet wordt aangepakt, blijft het probleem van de straat. Collega’s van mij die op ministeries proberen het antisemitisme te bestrijden, zijn gefrustreerd omdat ze weinig voor elkaar krijgen. Het meest bedreigende is het niets doen. Dan heb je reacties: „Het was altijd al zo. Het is toch niet zo erg”.”
En het islamitisch antisemitisme?
„Onder islamitische burgers heb je antisemieten, absoluut. Je hebt ook islamieten met sterke anti-Israël opvattingen. Ik zou overigens niet willen beweren dat ze sterker antisemitisch of anti-Israël zijn dan Duitsers. De mensen die uit de Arabische wereld komen, hebben daar niet anders gehoord dan: ”Israël is slecht” en ”Israël is de duivel”. Tegelijkertijd staat niet vast dat alle burgers daarin geloven.
Dat laat onverlet dat er islamitisch antisemitisme is door de komst van de gastarbeiders. Tegelijkertijd hoeft Duitsland geen gastarbeider in huis te hebben om antisemitisme te hebben.”
Een jaar later ging uw vader terug?
„Ja, zijn moeder, dus mijn oma, was ziek geworden en vroeg of hij terug wilde komen. Omdat hij haar niet alleen wilde laten is hij met zijn vrouw naar Duitsland verhuisd. Toen mijn oma in 1955 overleed zijn ze gebleven.”
Uw moeder vond het niet erg om naar Duitsland terug te keren?
„Ze was in Palestina geboren, maar heeft zich nooit beklaagd. In Duitsland ging ze Hebreeuws doceren. In 1962 heeft ze getolkt bij het Treblinkaproces voor de getuigen uit Israël.”
Uw vader was rechercheur en ontdekte dat verschillende collega’s in de oorlog fout waren geweest. Hoe was dat voor hem?
„Mijn vader wist niet precies wie zich hadden misdragen. Hij sprak er nooit over.”
Heeft hij nooit spijt gehad dat hij was teruggekeerd?
„Dat was geen thema thuis.”
Hebt u nooit overwogen naar Israël te emigreren?
„Ja, toen ik een jaar of zeventien was. Maar ik koos voor Duitsland en ging me inzetten voor de Joden. Ik werd actief in het jeugdwerk. Met onder meer Josef Schuster, die nu voorzitter is van de Centrale Raad voor de Joden in Duitsland, richtte ik de Bund jüdischer Jugend op. Later kwam ik in het bestuur van de Hochschule für jüdische Studien in Heidelberg terecht.”