Reformatorische organisaties worstelen met steeds grotere verschillen binnen achterban
Reformatorische organisaties worstelen met een steeds verder verdeelde achterban. Bestuurders roepen op om elkaar vast te houden. „Speel geen kerkje binnen de instituten.”
In het terugkerend lezersonderzoek van het Reformatorisch Dagblad zijn voor de eerste keer enkele vragen over reformatorische organisaties toegevoegd. Hoe kijken de ondervraagden aan tegen de wijze waarop zij omgaan met hun principiële uitgangspunten? Meer dan de helft (52 procent) is kritisch en geeft aan dat reformatorische organisaties in hun ogen losser worden. Anderzijds onderschrijft 62 procent van de ondervraagden de stelling dat de eigen organisaties te veel naar binnen zijn gericht en te weinig oog hebben voor onkerkelijken. Vooral jongere lezers vragen om meer aandacht voor niet-christenen.
Rens Rottier, bestuurder van Driestar hogeschool, weifelt als hij reageert op de uitkomst van de eerste stelling. „Ik zou het woord kritiek niet in de mond willen nemen. Wat bedoelen ze met hun stellingname? Er zijn ook geen eerdere cijfers beschikbaar.” Dan, stelliger: „Natuurlijk is er sprake van verschuivingen in de reformatorische achterban. Dat gaat het onderwijs niet voorbij.”
De missie en de visie van ”zijn” organisatie zijn en blijven evenwel onveranderd, benadrukt de hoogste baas van de hogeschool. „Maar dat geldt niet voor de omgeving waarin we ons werk moeten doen. Wij hebben de taak ons te verhouden tot het overheidsbeleid en maatschappelijke ontwikkelingen. We worden sterk bevraagd op de wijze waarop we identiteit gestalte geven en zijn gedwongen daarvan rekenschap te geven. Denk aan onderwerpen als seksuele vorming, diversiteit en burgerschap. Reformatorische scholen zijn daar heel serieus mee bezig. Spannend en ingewikkeld in een politiek landschap waarin je op steeds minder begrip kunt rekenen. Ik wil daarbij benadrukken dat we blij en dankbaar moeten zijn voor de onderwijsmogelijkheden in dit land.”
HSV
Rottier kan zich voorstellen dat een deel van de gereformeerde gezindte niet altijd begrijpt hoe ingewikkeld sommige besluiten zijn. „Daarbij komt dat de polarisatie toeneemt. De eigen achterban is soms kritischer dan de niet-achterbanner. Over bepaalde thema’s wordt heel verschillend gedacht. Neem bijvoorbeeld de discussies over HSV en SV. Als instituut hebben we te maken met de breedte van de achterban. Ook intern, met een paar honderd personeelsleden. Die denken niet allemaal hetzelfde.”
Rottier hoopt dat het lukt om constructief om te blijven gaan met de verschillende opvattingen. „Laten we positief het gesprek voeren, elkaar vasthouden en geen kerkje spelen binnen de instituten. Anders verzwakken we onze positie naar buiten. We liggen onder een vergrootglas. Laten we elkaar dan niet be- en veroordelen. Ik wil de discussie niet platslaan, maar zie wel dat er vaak heel hard wordt geoordeeld. Dat siert ons niet.”
Als hbo-instelling is hij verplicht om iedere student toe te laten. „Maar je mag vragen dat studenten zich conformeren aan identiteitsgebonden gewoonten en gebruiken. Ze moeten ook alle delen van het curriculum volgen. Zo lezen alle studenten Engels bijvoorbeeld boeken van C. S. Lewis. Alle pabostudenten volgen het vak godsdienst.
In de praktijk vindt het grootste deel van de studenten op de dagopleiding van Driestar kerkelijk onderdak bij de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), Oud Gereformeerde Gemeenten of de Hersteld Hervormde Kerk. „Het aandeel van de Gereformeerde Bond is flink afgenomen.”
De avondopleiding laat daarentegen een heel ander beeld zien. „Daar zie je dat bereikbaarheid van de school, kwaliteit, sfeer en kleinschaligheid een belangrijke rol spelen bij de aanmelding. Waardoor de studentenpopulatie heel divers is. Dat geeft een dubbel beeld. Wellicht kleurt dat ook hoe een deel van de achterban naar ons kijkt.”
Rottier onderschrijft de stelling dat reformatorische organisaties te veel naar binnen zijn gericht en te weinig oog hebben voor buitenkerkelijken. „In mijn geval heb ik het dan vooral over het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Het is belangrijk om vanuit een besloten reformatorisch gezin bekend te zijn met die andere onkerkelijke wereld. Die begrijpt jou niet en jij hen niet als je niet bent voorbereid. Natuurlijk is dat ook risicovol, maar de meesten komen na hun studie wel in de wereld. Er gebeurt op dit terrein al veel, maar er mag nog wel een tandje bij.”
Geen lijstje kerken
Peter Boudewijn, bestuurder van RST Zorgverleners in Barneveld, begrijpt dat bij een flink deel van de achterban van het Reformatorisch Dagblad de gedachte bestaat dat reformatorische organisaties losser omgaan met hun uitgangspunten dan vroeger. „Die organisaties vormen een weerspiegeling van de achterban en die verandert.”
Binnen RST is de aandacht voor identiteit volgens hem onverminderd hoog. „We houden eraan vast dat onze medewerkers een christelijke achtergrond hebben en de Bijbel en belijdenisgeschriften onderschrijven. Wel zijn we van het hanteren van een lijstje kerken afgestapt. We vinden een inhoudelijk gesprek over de rol van identiteit in je dagelijkse werk veel belangrijker.”
De grote werkdruk in de zorg heeft daar geen invloed op. „Wij verkeren in de min of meer luxe positie dat we iets makkelijker nee kunnen zeggen dan bijvoorbeeld verpleeghuizen. Het geeft wel spanning, want de zorgharten van onze medewerkers voelen zich tekortschieten wanneer ze iemand niet kunnen helpen.”
De hulp is in de loop der jaren wel verbreed. „Waren we bij de oprichting in 1989 alleen op de reformatorische gezindte gericht, nu zijn we er voor iedereen die onze zorg vraagt. Tijdens inspiratiesessies met onze medewerkers in 2019 bleek dat dit breed wordt gedragen. Velen zien het als hun roeping om ook niet-christenen te helpen. Voor sommigen is dit wel spannend, zeker als ze zijn opgegroeid binnen reformatorische scholen en weinig te maken hebben gehad met andersdenkenden.”
Boudewijn verwacht dat als gevolg van de toenemende zorgvraag, de krapte van personeel en financieringseisen van de overheid de samenwerking met andere organisaties alleen maar zal toenemen. „Het gebeurt nu al regelmatig bij avond-, nacht en weekenddiensten. Invullen met eigen krachten zou wel kunnen, maar dan moet de achterban een deel van de kosten dragen. Ik merk bij gesprekken met kerkenraden dat we die gedachte een beetje zijn kwijtgeraakt. Veel mensen zien ons als een gewoon commercieel bedrijf. Dat kom ik ook tegen als we gemoedsbezwaarden tegen het lagere, particuliere tarief helpen.”
Levensstijl
Voor de krapte in de thuiszorg ziet hij andere oplossingen dan alleen inzetten op meer personeel. „Even langskomen biedt vaak schijnzekerheid. Beter is het meer gebruikmaken van thuiszorgtechnologie voor het monitoren van de cliënt.”
Identiteitsgebonden zorg zal nodig blijven, verwacht de RST-bestuurder. „Wel zullen we vaker de vraag stellen waar het echt nodig is. In de huishoudelijke ondersteuning heb je te maken met mensen voor wie je soms de enige bent die hij of zij die week spreekt. In de kraamzorg is een gelijke levensstijl belangrijk en dat geldt ook in de palliatieve zorg. Maar bijvoorbeeld in de wondzorg ligt dat wat anders.”
„De tegenstellingen nemen toe en kerken zijn verdeeld”, zegt Boudewijn. „Het blijft een opgave om de breedte vast te houden en identificatiefiguren niet tegen elkaar uit te spelen. Mijn advies is meer en beter naar elkaar te luisteren.” De roep om meer oog voor buitenkerkelijken onderschrijft hij. „Je kunt je afvragen of de wildgroei aan zorgorganisaties in het verleden wel verstandig is geweest. Moeten we elkaar niet meer opzoeken?”