Refo-organisaties nog altijd breed gezien als „zegen”
„Refo-organisaties zijn een zegen”, vinden velen in de lezerskring van het RD. Maar: „Elk jaar, vaste prik, 25 euro overmaken aan de Bonisazending, dat doen jongeren niet meer.”
Is Nederland in de achterliggende vijftig jaar in rap tempo ontzuild, in diezelfde periode bouwde het reformatorische volksdeel juist een veelomvattende nieuwe zuil op. Aan enkele reeds bestaande organisaties, zoals de SGP en de VGS, werd vanaf de jaren zestig een indrukwekkende reeks nieuwe verenigingen en stichtingen toegevoegd: scholen voor voortgezet onderwijs, het RD, de RMU, de GBS, Woord en Daad, Kom over en help, Ontmoeting, Siloah, De Schutse, Adullam, Eleos, Revoke enzovoort, en zo verder.
Anno 2021 is de binding van de achterban met deze organisaties nog altijd sterk, blijkt uit onderzoek dat het Reformatorisch Dagblad hield onder 2941 lezers. Zo wordt de stelling ”Het bestaan van reformatorische organisaties ervaar ik als een zegen” door 85 procent van de respondenten in meerdere of mindere mate onderschreven. Die hoge score is iets om dankbaar voor te zijn, vindt ds. G. W. S. Mulder, predikant van de gereformeerde gemeente te Ridderkerk. „Het woord zegen is hier een gepast woord”, zegt de predikant, die zelf in enkele besturen van refo-organisaties zit en onder meer vicevoorzitter is van de SGP. „Deze organisaties zijn ontstaan om de achterban ten dienste te staan, maar ze reiken verder. Het mogen geen in zichzelf gekeerde clubjes zijn. Ze zijn bedoeld om onze gezindte de gelegenheid te geven om, op basis van Schrift en belijdenis, haar taak in de samenleving te vervullen.”
Zo kijkt ook ds. A. A. Egas, predikant van de christelijk gereformeerde kerk te Damwoude, ertegen aan. Ds. Egas, onder meer actief binnen Stephanos, Bonisa, diverse schoolbesturen en in het hoofdbestuur van de SGP, noemt zichzelf „een echte besturenman.” De Friese predikant: „Ik zie dit soort organisaties als uitlopers van de kerk waarin de stem van de kerk doorklinkt. Natuurlijk, de zondagse prediking is het centrum. Maar het is voor mij onbestaanbaar dat je als kerk geen verlengstukken zou hebben in de maatschappij. Als dat ook nog eens interkerkelijk kan, vind ik dat erg mooi. Wat een zegening is het, om maar één voorbeeld te noemen, dat we Eleos hebben gekregen, een organisatie voor een Bijbels gefundeerde geestelijke gezondheidszorg.”
Ook jongeren voelen zich nog altijd verbonden met reformatorische instanties, merkt ds. Egas, maar zij uiten die betrokkenheid anders dan eerdere generaties. „Je langdurig verbinden aan een organisatie, daar hebben ze moeite mee. De betrokkenheid is er vaker een op projectmatige basis; voor zo’n eenmalig project wordt soms, gelukkig, veel geld overgemaakt. Mensen die elk jaar, vaste prik, 25 euro overmaken aan de Bonisazending, worden schaarser.”
Ook ds. Mulder ziet deze ontwikkeling. „Zelf heb ik daar wel mee te maken als voorzitter van ZGG, Zending Gereformeerde Gemeenten. De loyaliteit aan kerkgebonden zending is niet meer vanzelfsprekend; particuliere initiatieven worden soms enthousiast begroet. Dan zegt men: „Ik heb daar een goed gevoel bij, dát project is toch óók mooi?” Jazeker, maar laten we toch ook kerkelijk blijven denken en trouw blijven aan onze eigen instellingen, die op het zendingsveld voor continuïteit zorgen en waarin de Heere ons veel zegen heeft gegeven.”
Met de stelling ”Ik zou graag werken (of werk graag) in een reformatorische organisatie”, is 42 procent van de respondenten in het RD-onderzoek het helemaal of enigszins eens; 25 procent is het er helemaal of enigzins mee oneens. Dat laatste percentage ligt hoger naarmate het opleidingsniveau stijgt.
Ds. Egas vindt deze verdeling tussen ”eens” en ”niet eens” begrijpelijk. „Dit hoef je niet negatief te duiden. Ik zeg weleens tegen jongelui: Zou God je misschien kunnen roepen als een christelijke politieman of christelijk verpleegster in een seculiere omgeving om, bij wijze van spreken als een Daniël, een getuige te zijn? De Heere zegt niet voor niets: Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen.”’
Ds. Mulder bestrijdt dat niet, maar plaatst wel een kanttekening. „Van belang is welk motief iemand heeft om beslist niet in een eigen organisatie te willen werken. Laat het toch geen escape zijn om losser te komen staan van kerkelijke gemeenten en van een leven naar Schrift en belijdenis.” De Ridderkerkse predikant ziet overigens onder jongeren grosso modo „gelukkig nog veel bereidheid om in onze eigen zorgorganisaties, die vaak een goede naam hebben, te willen werken.” Hij zou dat ook zeker willen stimuleren, zowel met betrekking tot de zorg als tot het onderwijs. „„Doet wel aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs”, schreef Paulus aan de Galaten.”
Beide predikanten wijzen op het gevaar dat de gereformeerde gezindte „verwend” raakt en vergeet om dankbaar te zijn voor het bestaan van eigen organisaties. Ds. Mulder: „Je ziet hoe moeilijk het voor christenen is in landen waar men die vrijheid niet heeft. En hoe lastig het dan is om als eenpitter je plek in de samenleving te moeten innemen.” Ds. Egas: „Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem, zegt de Schrift.”
Tegelijk denkt de predikant uit Damwoude dat in het huidige tijdsgewricht eigen organisaties belangrijker zijn dan ooit en gaat hij ervan uit dat velen dat ook zullen blijven inzien. „Denk aan het betekenisvolle werk dat de NPV doet, onder meer in de Week van het Leven. Of aan de verstandige manier waarop SGP-leider Van der Staaij bij kwesties zoals de coronapas, vaccinatiedrang of artikel 23 in het publieke domein ons geluid laat horen, gebaseerd op Gods Woord. Dat kunnen we niet genoeg waarderen.”