Nederland niet klaar voor kunstmatige intelligentie; wat staat ons te doen?
Kunstmatige intelligentie is niet meer uitsluitend voorbehouden aan techneuten. Iedereen krijgt ermee te maken. AI is een systeemtechnologie waarop Nederland zich grondig moet voorbereiden, net als ooit op elektriciteit en op de auto.
Kunstmatige intelligentie zal net als de verbrandingsmotor steeds nauwer verweven raken met het dagelijkse leven. Nederland moet zich daar actiever op voorbereiden, adviseerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) deze maand in zijn 512 pagina’s dikke rapport ”Opgave AI”.
Wat merken we nu al van AI?
Kunstmatige of artificiële intelligentie bestaat uit computersystemen die menselijke intelligentie nabootsen: ze analyseren gegevens en ondernemen daarop zelfstandig actie. Sommige vormen van AI zijn al aardig ingeburgerd. Zoals chatbots die vragen beantwoorden zonder dat daar een mens aan te pas komt; digitale assistenten zoals Apple Siri die spraakgestuurd opdrachten uitvoeren; zoekmachines, socialemediaplatforms en muziek- en filmaanbieders als Netflix die met persoonlijke aanbevelingen komen op basis van het informatiespoor dat de gebruiker op het internet heeft achtergelaten.
Wat maakt AI zo ‘slim’?
Kunstmatige intelligentie is zelflerend. Met machine learning kan AI zichzelf verbeteren op basis van de verzamelde informatie. Hoe meer digitale gegevens (data), hoe beter het programma zijn werk zal doen. Een onderdeel van machine learning is deep learning. Dat betreft kunstmatig intelligente programma’s die zichzelf deels kunnen herschrijven op basis van informatie die ze filteren uit een enorme hoeveelheid data. Deep learning maakt bijvoorbeeld beeld- en spraakherkenning mogelijk, evenals zelflerende vertaalprogramma’s of zelfrijdende auto’s.
Waarom is AI een systeemtechnologie?
Kunstmatige intelligentie is bijzonder breed toepasbaar. AI zal daarom overal in de samenleving aanwezig zijn, en invloed uitoefenen op werk, veiligheid, gezondheid, autonomie, vrijheid, burgerrechten en de rechtstaat. Tegelijk baart de veelzijdigheid van AI de Raad zorgen: toepassingen van AI laten zich niet vooraf met een schaartje knippen en de privacy van burgers kan gemakkelijk worden geschonden. Zo maakt kunstmatige intelligentie het volgen van burgers kinderlijk eenvoudig, zowel digitaal als op straat. Een politiestaat zoals Noord-Korea ligt met AI binnen handbereik.
Moeten we ons dan zorgen maken over de invoering van AI?
Nee, schrijft de Raad. AI is een hulptechnologie die het leven van mensen aangenamer kan maken. Niemand hoeft bang te zijn dat machines of robots op een zekere dag de regie zullen overnemen.
Maar overheden moeten de golf aan technologische vernieuwing niet zomaar over zich heen laten komen, maar zich daarop grondig voorbereiden. Ze doen er goed aan AI te gebruiken waar die wettelijk is toegestaan, meent de WRR. Een landelijk coördinatiecentrum en een staatssecretaris die de invoering van AI in goede banen leidt, zouden geen overbodige luxe zijn.
Hoe kunnen we ons het beste voorbereiden op AI?
De Raad bepleit „AI-wijsheid”: niet alleen overheden, maar ook de Tweede Kamer, de rechterlijke macht, maatschappelijke organisaties en de gewone burger moeten een „realistisch begrip” krijgen van AI. Om de invoering van AI in goede banen te leiden en mislukkingen met AI te voorkomen, zullen er veel digitaal geschoolde experts nodig zijn.
Hoe zullen toepassingen van AI een plaats in de samenleving kunnen krijgen?
De WRR noemt de ondersteunende techniek, zoals telecommunicatienetwerken, cruciaal voor het slagen van de invoering van kunstmatige intelligente toepassingen. Ook is de uitrol van AI verknoopt met de komst van razendsnelle 5G-netwerken, het Internet of Things om machines op afstand te bedienen en uit te lezen, kwantumcomputers om de enorme hoeveelheden data snel te verwerken en blockchain om datadiefstal te voorkomen.
De techniek kan dan op rolletjes lopen, maar als de ‘zachte’, sociale kant van AI wordt verwaarloosd, gebeurt er alsnog niets. Bedrijven en organisaties zullen hun personeel moeten scholen in het omgaan met kunstmatig intelligente programma’s en machines. Het is ook zaak dat de privacy van de burger wettelijk wordt vastgelegd. Hier ligt een taak voor overheden. Is daarvoor onvoldoende aandacht, dan zullen toepassingen van AI niet van de grond komen of uitlopen op een desillusie, waarschuwt het rapport.
Wat als AI niet wettelijk wordt gereguleerd?
Dan liggen schandalen zoals de toeslagenaffaire opnieuw op de loer. De belastingdienst liet een computersysteem bepalen welke mensen fraude zouden plegen met toeslagen. De datahonger van de belastingdienst, de zogeheten sleepnet-AI waarmee de overheid die data doorspitte op zoek naar fraudegevallen, en de nasleep ervan bleken verwoestend voor gezinnen en het vertrouwen in de overheid.
Geen wonder dat de rechter vorig jaar een stokje heeft gestoken voor SyRi, een vergelijkbaar systeem waarmee overheden breed verzamelde informatie over burgers wilde combineren om –opnieuw– fraude op te sporen.
Zijn met wetgeving alle problemen met AI te voorkomen?
Nee, kunstmatige intelligente algoritmes kunnen ook ongewild systematisch discrimineren. Bijvoorbeeld doordat ze onbewust etnische minderheden, minder welvarende burgers en vrouwen kunnen benadelen. Het is een feit dat gezichtsherkenningsalgoritmen bijna uitsluitend blanke mensen herkennen, zwarte bijna niet. Om dit soort uitsluitingen te voorkomen, adviseert de WRR de overheid een waarborg, een zogeheten algoritmeregister in het leven te roepen.