Het valt wel mee met de radicalisering binnen de gereformeerde gezindte. Toch bestaat er een gevoel van verwijdering tegenover de samenleving. De opkomst van een problematisch soort slachtofferschap is daarbij het echte probleem.
Vanaf de kansel in een gemiddelde gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland klonk laatst: „We worden uitgeplugd.” Het ging over Openbaring 13 en het beest uit de afgrond. De afgelopen tijd zijn er meer geluiden te horen die wijzen op een vorm van eschatologisch ongeduld, en een fascinatie met een mogelijke naderende christenvervolging. Wat is er aan de hand in christelijke kringen, van evangelische tot aan reformatorische kring? Sommige mensen vinden dat er eindelijk klare wijn wordt geschonken. Anderen zijn bezorgd dat er sprake is van radicalisering. Ik zal betogen dat we niet moeten overdrijven. Het gaat om marginale ontwikkelingen. Maar er is in onze kringen wel iets aan de hand, en dat is te urgent om niet aan de orde te stellen.
Eerst even een paar definities. Bij radicalisering gaat het om „een proces van toenemende bereidheid om de uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Deze toenemende bereidheid kan leiden tot gedrag dat andere mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt, kan aanleiding zijn voor individuen of groepen om zich af te keren van de samenleving en kan leiden tot het gebruik van geweld.” Radicalisering kan dus tot extremisme en tot geweld of andere wetsovertredingen leiden, maar dat hoeft niet. We mogen er in onze samenleving radicale ideeën op nahouden, en antidemocratisch gedachtegoed aanhangen – ook al zal daar dan wel met kritiek of afwijzing op worden gereageerd. Polarisatie is iets anders, dat is: „Het benadrukken van tegenstellingen in de samenleving, met als gevolg dat groepen verder van elkaar verwijderd raken en spanningen toenemen” (NCTV).
Toch is het niet zo eenvoudig vast te stellen wanneer een radicale actie of uitlating over de schreef gaat. Of omgekeerd, wanneer een daad van geweld op radicalisering wijst, of op een gelegenheidsactie. Een brandbom richting een moskee of een testcentrum kan een daad van spontaan vandalisme zijn. Maar het kan dus ook de uitkomst van een langer proces van ideologische of religieuze radicalisering zijn.
Daarom is het goed om heel voorzichtig met de term radicalisering om te gaan, en ook duidelijk te onderstrepen dat radicalisering mág binnen een democratische rechtsorde, zolang er maar geen grenzen van geweld of dreigen met geweld worden overschreden.
Complotdenkers
Kunnen we nu gewapend met die definities aangeven of er binnen orthodox-christelijke kringen sprake is van radicalisering? (Ik doel daarbij op zowel de gereformeerde gezindte als evangelicale kringen.)
Als we naar die eerste, en meest concrete indicaties kijken –daadwerkelijke wetsovertredingen en daaropvolgende arrestaties– dan is er wel degelijk sprake van een handvol incidenten. Te denken valt aan de grafschendingen in Bodegraven en de vervolging en arrestaties van bekende complotdenkers die via de website weesdeweerstand.nl verhalen over pedonetwerken verspreiden. Zij, en met hen een enkele evangelische prediker, roepen mensen op om in verzet tegen „de duivelse plannen van de Deep State” te komen. De genoemde website presenteert zich als christelijk. Wouter R. is inmiddels veroordeeld tot een celstraf, enkele van zijn medestanders zijn eveneens aangeklaagd.
Of er bij andere geweldsincidenten, zoals het aanvallen van cameramensen en het in de brand steken van een GGD-teststraat in Urk, in februari dit jaar, ook sprake was van radicalisering, is lastig te zeggen, omdat ik niets over hun motieven kan zeggen. Geweld in de Biblebelt hoeft niet geweld ván de Biblebelt (gemotiveerd door orthodox-christelijk gedachtegoed) te zijn. Bovendien lijkt dat direct met de Covidmaatregelen samen te hangen, en is daardoor eerder conjunctureel dan structureel van aard.
Een tweede indicatie voor de sluipende verworteling van radicale ideeën binnen het christelijke segment zou lidmaatschap van radicale groepen kunnen zijn of stemgedrag op partijen die radicalisering aanzwengelen. Maar hoe groot zijn die aantallen radicaal-rechtse christenen nu feitelijk? Uit onderzoek in Duitsland, Zweden en Nederland blijkt dat dit een relatief klein percentage is, en dat onder kerkgaande christenen het percentage rechtspopulisten juist kleiner is dan het landelijk gemiddelde.
Met andere woorden, feitelijk gezien valt het vooralsnog mee met die radicalisering binnen de gereformeerde gezindte, zowel qua incidenten als qua stemgedrag. Maar we kunnen er niet omheen dat er aan beide zijden het gevoel lijkt te bestaan van verwijdering: de mainstreamsamenleving en de overheid enerzijds en de behoudende, orthodox-bevindelijke dan wel evangelische kringen lijken elkaar niet meer goed te begrijpen.
Angst aanwakkeren
Die verwijdering drukt zich vooral uit in apocalyptisch en daarmee per definitie hyperbool taalgebruik. De dienaar van het hyperbole woord wil juist gematigde stemmen laten verstommen, en angst, euforie en woede aanwakkeren. Op hetgekrookteriet.com of derokendevlaswiek.com worden zelfs RD-coryfeeën als Wim Kranendonk en Steef de Bruijn als „demonen” weggezet, die „duivelse deepstate-leugens” verspreiden.
Dit soort hyperbolen –die zowel in evangelische, maar ook in bevindelijk gereformeerde kringen worden gebruikt– zijn niet acuut gevaarlijk, maar ze vernauwen wel het spectrum van de politieke mogelijkheden. Zo ondermijnen ze vertrouwen in collectieve inspanningen en creëren een hysterische fantasiewereld. Maar waarom spelen ze de laatste tijd zo op? Zoals gezegd, de Covidperiode haalt helaas niet het beste uit de mensen. Maar toch is er wellicht ook nog iets anders aan de hand dat maakt dat bonafide predikanten en christenen zich op zo’n militante wijze ten opzichte van de seculiere samenleving gaan verhouden.
Vreemdelingschap en verwijdering tussen kerk en samenleving zijn van alle tijden. Christenen zijn niet van de wereld. Maar in de westerse wereld en zeker ook in Nederland zijn de kerkelijke gemeenschappen de laatste tijd wel heel snel afgekalfd. Tegelijkertijd zijn overheid en samenleving die restanten van het christendom ook steeds meer als iets raars, of zelfs oneigenlijks gaan behandelen. Christenen worden in de media met regelmaat en zonder terughoudendheid bespot. Voeg daarbij de coronacrisis en de kritiek op eenieder, ook christenen, die zich niet wil laten vaccineren, en het is wel verklaarbaar waarom orthodoxe christenen zich onzeker, en zelfs onveilig voelen. Als er dan predikanten of orthodox-populistische influencers komen, die die onzekerheid herformuleren als een geestelijke beproeving, en de tegenwind die behoudende christenen menen te voelen aanwijzen als voortekenen van een Great Reset, dan geeft dat een vorm van houvast.
Martelaarscomplex
Dat brengt me bij het echte probleem. Dat is (nog) niet de radicalisering in christelijke kring. Belangrijker is iets anders: wat op verjaardagen en feestjes onder christenen, in de kerk, en vooral ook op de sociale media wel kan worden waargenomen. Dat is de opkomst van een militant en problematisch soort slachtofferschap. Hermeneutische kaders worden vastgetimmerd. Elke preek, lezing, tweet of Facebookpost over de naderende eindtijd en de Great Reset wordt gretig opgepakt als bouwsteen om de muren nog hoger en dikker te maken. De onverschilligheid van de wereld, de manier waarop behoudende christenen belachelijk worden gemaakt, kruipen zo onder onze huid, dat we dan maar liever de vervolging bezweren. Daar kun je je als vermeende martelaar tegen afzetten, en in het geweer komen.
Maar is dit in feite niet een nieuwe vorm van wat Augustinus noemde het ”libido dominandum”? Dat wil zeggen: de zucht om te heersen, niet langer marginaal te zijn, maar ‘in verzet’ te komen, toch een vorm van macht en aanzien op te eisen – als het niet meer via de volkskerktraditie en het traditionele bestuur en gezag gaat, dan maar als dwarsdenkers en als onheilsprofeten. Dat kan via preken, boze tweets, opruiende opinieartikelen, en zelfs via oproepen tot „dwarsdenken” in het RD. Alsof dat de kern zou zijn van de navolging van Christus. Misschien is navolging anno 2021 juist wel de acceptatie van het feit dat je, hoe getalenteerd en gezegend ook met de gave van het woord en politieke instincten, niet mee kunt doen met de politiek van deze tijd.
Onverschillig
Wat moeten we ermee? Wat zou Jezus doen? Hoe ging Hij om met dreigende en echte vervolging? Met politieke polarisatie en met een kerkelijke en wereldlijke overheid die er een volstrekt antichristelijke staatsleer op nahield?
Heel simpel: Jezus stond eigenlijk nogal onverschillig tegenover de politiek. Hij had het er nauwelijks over. Hij werd pas boos als de Naam en de eer van Zijn Vader in het geding waren, zoals met de handel in de tempel. Of wanneer de kleinen werden buitengesloten. Toen hij wél iemand als knecht van satan aansprak was dat discipel Petrus, omdat die Hem van Zijn heilsweg wilde afhouden. En de Schriftgeleerden diende hij van repliek, omdat ze de mensen ervan afhielden Hem te volgen. Met andere woorden, de grootste strijd tegen het kwaad is niet die tegen een vermeende duivelse overheid, maar is de strijd in eigen kring, en in het eigen hart (zie ook De Graaf, ”Heilige strijd”, 2017).
Wanneer we alleen nog maar neerkijken op anderen, en onszelf superieur en allenige kenners van de waarheid achten, dan ligt die zonde het meest op de loer. Sterker nog, hij heeft ons reeds in de ban getrokken van zelfliefde. Militant slachtofferschap en dwepen met martelaarschap zouden zomaar een vorm van hoogmoed kunnen zijn.
Bovendien, als we de ander als de vijand, als onverlosbaar, ja zelfs als satanisch gaan zien – wat is dan de volgende stap? Wat gebeurt er als je je gemeente meer dan een uur lang voorhoudt dat ze „te grazen worden genomen door het beest uit de afgrond”? Je stompt mensen af, je verwart ze en maakt ze angstig.
Uit de literatuur rondom radicalisering weten we dat je ze daarmee óók mobiliseert om in actie te komen, om de eigen ‘stam’ te gaan verdedigen. De poorten gaan dicht, de bruggen omhoog en je wacht de belegering af die gaat komen. Dan wordt de hyperbool een zelfgekozen opsluiting. Worden bange mensen daar betere christenen van?
Mijn punt is niet dat dit dan mogelijk ook tot gewelddadige radicalisering leidt. Nee, mijn punt heeft niets met mogelijke zorgen voor de nationale veiligheid te maken, maar alles met het wezen en de taak van de Kerk. Want waartoe is de christelijke gemeente hier geplant? Niet om zich in hysterische hyperbolen op te sluiten. Bid niet voor uzelf, maar voor hen die elders echt hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Voor mensen in acute fysieke, geestelijke nood in China. Voor christenen die worden vervolgd in Nigeria en Kameroen. Voor mensen in geestelijke nood in eigen land. Prik de gebedskalender van Open Doors op keukenmuur en kijk daarnaar als je je weer eens opwindt over D66.
Weerbaar
In tijden van onzekerheid, van vermeende aanvallen op de eigen identiteit, zoeken mensen houvast bij elkaar. Ze doen aan ”bonding”, ze bouwen een veilig huis en verschansen zich in hun vesting. Maar wanneer er geen ”bridging” meer plaatsvindt, nemen de kloven in de samenleving toe, en dragen we bij aan de verharding in het land. Radicalisering begint bij vervreemding, polarisatie, en het aannemen van een militant slachtofferschap. Het is de taak van ouders, opvoeders, geestelijk leiders –zo weten we uit radicaliseringsonderzoek– om kinderen weerbaar te maken. Dat doe je door ”bonden”, en ze een stevige eigen identiteit te laten ontwikkelen. Maar je moet ze ook leren om te ”bridgen”: de wereld in te gaan, niet als haters, maar als dragers van Gods heil voor de wereld. Niet als onheilsprofeten, maar als ”tekenen en voorproefjes” van het Koninkrijk dat komt.
De auteur is hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en doet onderzoek naar terrorisme. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die ze zaterdag uitspreekt tijdens de studiedag van het Dutch Biblebelt Network.