Joodse overlevenden herbouwden hun bestaan
De Joden die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd, gingen niet bij de pakken neerzitten. Ze zetten zich in voor de wederopbouw van het Joodse leven. Een aanzienlijk deel van hen beijverde zich ook voor het in stand houden van de orthodoxie.
Het is de kern van het nieuwste boek van prof. dr. Bart Wallet, hoogleraar Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam. Deze donderdagavond presenteert hij in Amsterdam zijn geschiedschrijving van de familie Eisenmann, „een eeuw orthodox-Joodse familiegeschiedenis.”
Ronnie Eisenmann is een bekende naam in Joodse kring: voorzitter van het CIDI, bestuurder van andere organisaties, advocaat, VVD- fractieleider in bestuurscommissie Amsterdam-Zuid.
Hij schreef het woord vooraf in dit boek over zijn grootouders, ”Sam en Henny”, zoals de titel eenvoudigweg ook luidt (uitg. Omniboek, Utrecht, 240 blz.). Een boek over de turbulente twintigste eeuw, die de Joden onnoemelijk veel pijn en verdriet bracht, maar waarin ze zich ook met ongekende veerkracht richtten op de herbouw van hun leven.
Compleet gezin
Vijf bange oorlogsjaren sloegen diepe wonden. Het was bepaald bijzonder dat Sam en Henny en hun vier kinderen –de vierde werd tijdens de onderduik geboren, de vijfde na de oorlog– op verschillende adressen de Duitse bezetting overleefden. Het hele gezin! Dat bezorgde hun volgens Wallet een bijzondere positie. „Zij werden een baken van normaliteit, een ruimte van huiselijkheid en vertrouwdheid voor velen die gehavend de oorlog uit kwamen. Kinderen zonder ouders, ouders zonder kinderen, partners zonder elkaar: veel gezinnen waren wreed kapotgescheurd.”
Vanuit de hechte Joodse gemeenschap waren de onderduikers overgeplant in een niet-Joods gezin. „In het hart van de oorlog leerden de Eisenmanns niet alleen de diepte van het antisemitisme kennen, maar ook de reikwijdte van de naastenliefde van een deel van de niet-Joodse bevolking.”
Stichting Vrienden van Yad Vashem hield deze donderdagmiddag het symposium ”Onderduikgevers/onderduikers; Helden?!” En Henny Eisenmann-Cohen bedankte de onderduikgevers in 1945 in een Limburgse krant: „Weest ervan overtuigd dat wij dit alles nooit zullen vergeten en, hoe donker de terugblik op dezen tijd van ellende en nood ook moge zijn, uw gastvrijheid en hulp een lichtende plek in deze duisternis zal blijven.”
Weesgegroetje
Ouders en kinderen moesten na de hereniging hun weg samen weer vinden. Om haar zoontje, die in een rooms gezin had gezeten, geleidelijk weer naar de eigen sfeer te laten terugkeren, knielde moeder Eisenmann de eerste tijd zelfs met hem voor het bed om een weesgegroetje te zeggen, geheel tegen haar eigen principes in. De andere zoon had in een hervormd gezin gezeten.
Na de Bevrijding vonden ze hun familie en gemeenschap gedecimeerd terug. Het aantal lege plaatsen was groter dan het aantal overlevenden. Veel groter.
Antisemitisme
De contacten en ervaringen uit de onderduikperiode gingen levenslang mee. De Eisenmanns gingen samen met hun vroegere onderduikgevers op vakantie. Het hervatten van het Joodse leven kreeg echter de meeste aandacht.
Direct na de Bevrijding was er al contact met Joodse soldaten onder de bevrijders. Terug in Amsterdam gaven de Eisenmanns hun tijd en krachten aan de wederopbouw: van hun gezin, van de resten van hun familie, van het bedrijf, maar vooral ook van de Joodse gemeenschap. Het was een overstelpend druk leven.
Veel Joodse gezinnen waren nu samengesteld van karakter, met overlevenden die hertrouwden, ooms en tantes die neefjes en nichtjes in huis namen en familieleden die bij elkaar inwoonden omdat de rest van hun gezin de oorlog niet had overleefd.
De anti-Joodse gevoelens waren niet met de Duitse soldaten over de grens verdwenen, zo blijkt uit een brief van Henny Eisenmann: „Het vreemde is wel dat je er onder de bevolking absoluut geen last van hebt, integendeel. Iedereen is even voorkomend en bereidwillig, maar de krant kun je nauwelijks opslaan, of je krijgt een stukje anti-semietisme opgediend. Dit versterkt natuurlijk bij de meeste menschen het verlangen naar eigen Land zéér.”
Orthodox offensief
Voor een orthodoxe Jood was niet nationaliteit of een eigen staat, maar de godsdienst het hart van zijn identiteit. In zijn geestelijk testament drukte Sam Eisenmann in 1962 zijn kinderen op het hart vrome Joden te blijven.
Wallet beschrijft het „orthodoxe offensief” waarmee de Joden zich teweerstelden tegen assimilatie aan de seculiere tijdgeest, zoals ook andere orthodoxe groepen in de samenleving dat deden. „Kinderen en tieners moesten ingewijd worden in het Joodse leven, volwassenen verleid worden tot synagogebezoek en Joods leren.”
Meer dan in sommige andere groepen was het leven van orthodoxe Joden transnationaal van karakter. Ook de Eisenmanns hadden veel relaties in het buitenland, eerst binnen Europa, later ook in de staat Israël, het land waar een deel van de familie naartoe emigreerde.
Half woord
Wallet beschrijft het uitgebreide Joodse sociale leven van de jaren vijftig en zestig. Daarin werd er „uitbundig gefeest en volop gelachen. Tegelijkertijd lag over dit alles een grote schaduw.” Zo veel, zo héél veel dierbaren waren er niet meer bij, weggevaagd in een massamoord die niet te bevatten was. „Op de feesten en partijen werd er nauwelijks over gesproken, maar ieder had aan een half woord genoeg en velen wisten van elkaar hoe ze uit de oorlog gekomen waren.” De oorlog die het Joodse volk stempelt tot de dag van vandaag.
Zaterdag in RDMagazine een interview met prof. Wallet.