Laten we trouwen in een knus kerkje
De klassieke visie op het huwelijk is in de westerse wereld radicaal opzijgeschoven. Orthodoxe christenen die gaan trouwen komen daardoor voor een lastige vraag te staan. Kan de publieke bevestiging van hun levensverbintenis door de overheid nog als Bijbels worden gezien?
Nog even en mijn vrouw en ik zijn 40 jaar getrouwd. De locatie voor de viering is geregeld en de uitnodigingen zijn verzonden. Met zo’n gedenkwaardige dag voor de boeg blik je als vanzelf terug, onder meer door het trouwalbum nog eens te bekijken. En het voor ons nog waardevoller album met foto’s die een zwager maakte van de mensen die onze receptie bezochten. Velen zijn intussen weggevallen.
Ook de huwelijkskaart pakte ik er weer eens bij. „Dankbaar delen wij U mee, ook namens onze ouders, dat wij in het huwelijk hopen te treden op D.V. dinsdag 17 november a.s. om 14.15 uur in het Stadhuis te Gorinchem. In aansluiting hierop zal ons huwelijk kerkelijk bevestigd worden door de weleerwaarde heer Ds. H. Hofman. Deze dienst begint om 15.00 uur in de Johanneskerk in Gorinchem.”
Door zo’n kaart trekt de hele dag na vier decennia als een film aan je voorbij. ’s Morgens gingen we samen nog een rondje lopen door Gorinchem. We waren jong en laconiek. Rond het middaguur verzamelden onze omvangrijke families zich in het huis van mijn schoonouders, waar de corsages werden opgespeld.
Met de bloem op de revers togen we naar het stadhuis, waar we werden opgewacht door SGP-raadslid A. M. Weststrate, buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Zondags zagen we hem in een zwart pak in het ouderlingenbankje van de gereformeerde gemeente zitten, nu stond hij in indrukwekkend ornaat aan de ingang van de trouwzaal van Gorinchem, de plek waar ons burgerlijk huwelijk werd voltrokken. Vanzelfsprekend.
Na het imponerende moment waarop ons beider levens onlosmakelijk aan elkaar werden verbonden door ons jawoord, reden we naar de kerk. Het vriendelijke gebouwtje van de gereformeerde gemeente aan het Paardenwater werd verbouwd, daarom maakte de gemeente tijdelijk gebruik van de Johanneskerk. Een foeilelijk pand, maar het kwam niet in ons hoofd op om voor iets anders te kiezen. De gemeente waartoe we behoorden kwam hier op zondag samen, en wij dus ook in onze huwelijksdienst. Ondanks het doordeweekse tijdstip en het druilerige weer was een behoorlijk aantal gemeenteleden opgekomen om de dienst bij te wonen.
De receptie hielden we in dorpshuis De Til in Giessenburg, al evenmin een sfeervolle locatie. Maar wel ruim, en dat was nodig, want alle familieleden, vrienden en bekenden hadden we uitgenodigd. Nadat we enigszins waren bekomen van de dag, leerde het gastenboek ons dat ruim 400 mensen blijk hadden gegeven van hun belangstelling.
Huwelijkscontract
Veertig jaar later zijn de meeste vanzelfsprekendheden van destijds verdwenen, ook die rond het huwelijk en de invulling van de huwelijksdag. Het noopt tot een kritische reflectie. Wat is essentieel voor de sluiting van een christelijk huwelijk en wat bijkomstig? Welke positie hebben de wederzijdse families, de overheid en de kerk daarin? En het huwelijkspaar zelf?
In zijn vorig jaar verschenen boek ”Waarom trouwen? De publieke bevestiging van een relatie” biedt dr. Douwe J. Steensma een mooi overzicht van het denken over huwelijk en huwelijkssluiting in de loop der eeuwen. De christelijke gereformeerde predikant, tevens docent ethiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, begint met de situatie onder Israël ten tijde van het Oude Testament. Daarna volgen hoofdstukken over trouwen volgens het jodendom, volgens het Nieuwe Testament, tijdens de eeuwen daarna en in de moderne tijd. Een thematisch hoofdstuk plaatst de huwelijkse verbintenis in theologisch perspectief. Het laatste hoofdstuk gaat in op alternatieve samenlevingsvormen, de wetgeving die daaraan werd gekoppeld en de vraag hoe de kerk zich daartoe heeft te verhouden.
Bij alle nuanceverschillen tussen onderscheiden maatschappelijke en religieuze groepen in de samenleving was het denken over het huwelijk eeuwenlang redelijk homogeen. De huwelijkssluiting was primair een zaak van de families waartoe de aankomende echtelieden behoorden. Van cruciaal belang waren de instemming van beide families en de publieke bekrachtiging van de verbintenis in aanwezigheid van familie, vrienden en andere leden van de gemeenschap. Binnen het jodendom werden de wederzijdse verplichtingen vastgelegd in een huwelijkscontract. Rond 140 na Christus eiste rabbijn Simon ben Gamaliël dat de huwelijksoorkonde ook werd ondertekend door de priesters en levieten die getuige waren van de huwelijkssluiting. De overheid speelde daarbij geen rol. Pas onder de Romeinse keizers kwam er enige bemoeienis van die kant, zij het nog zeer beperkt.
Sacrament
De christelijke kerk had rond huwelijkszaken aanvankelijk alleen een pastorale taak: het geven van onderwijs over het huwelijk, als beeld van de relatie tussen Christus en Zijn gemeente, en voorbede voor het jonge paar. Geleidelijk nam de invloed op de huwelijkssluiting toe. De kerkelijke inkadering was compleet toen het huwelijk tussen gedoopte gelovigen door het concilie van Trente tot sacrament werd verheven. Niet de bekrachtiging door de burgerlijke samenleving, maar de kerkelijke inzegening door de priester was bepalend geworden.
De reformatoren onderstreepten de verantwoordelijkheid van de burgerlijke overheid bij huwelijkssluitingen. De overheid moest als Gods dienares en ordenende macht ook toezien op de naleving van de afgelegde beloften. In de lutherse traditie werd de huwelijkssluiting al snel weer een kerkelijk gebeuren. Het gereformeerd protestantisme bleef de centrale rol van de overheid benadrukken, volgens Steensma terecht, al was er een forse kloof tussen theorie en praktijk, leer en leven. Tot het begin van de 19e eeuw liet de overheid de huwelijkssluiting bij gereformeerden over aan de kerk. De plechtigheid vond plaats in de zondagse eredienst of tijdens een weekdienst, voor de prediking.
Napoleon
Het is aan de revolutionaire en verlichte Napoleon Bonaparte te danken dat het reformatorische ideaal algemeen gebruik werd. Om de Rooms-Katholieke Kerk te dwarsbomen, maakte hij van de huwelijkssluiting een wettelijk geregelde overheidstaak. De kerkelijke plechtigheid kon pas plaatsvinden als het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand was voltrokken.
Sindsdien stond de ontwikkeling in de westerse wereld niet stil. De secularisatie, met als bijproduct de individualisering, zette gestaag door. De opvatting over het huwelijk als een verbond dat alleen door de dood kan worden ontbonden, sleet weg. Het wordt meer en meer gezien als een privézaak van twee individuen die een contract aangaan voor zo lang de liefde duurt. Mensen moeten in de eerste plaats trouw zijn aan zichzelf, waarbij het gevoel belangrijker is dan het geweten en zelfontplooiing prevaleert boven het geluk van de ander. De overheid gaf aan deze opvatting een wettelijke basis.
De gereformeerde voorman Abraham Kuyper achtte in zijn tijd de huwelijkssluiting door de overheid al niet meer voldoende voor een christen, vanwege de seculiere achtergrond van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. De plechtigheid in de kerk en de daar afgelegde beloften waren voor hem een noodzakelijke aanvulling. De situatie is er sindsdien bepaald niet beter op geworden. Anno 2021 kun je kiezen voor de levensverbintenis die bij je past, variërend van ongehuwd samenwonen, al dan niet met een notariële akte, tot officieel huwen. In 1998 werd de Wet geregistreerd partnerschap van kracht, als wegbereider voor de Wet openstelling huwelijk uit 2001, die de huwelijkssluiting tussen twee personen van hetzelfde geslacht mogelijk maakte.
Bij de presentatie van het wetsvoorstel gaf de regering aan de verandering als een principiële zaak te zien. In een artikel in het Reformatorisch Dagblad constateerde de christelijke gereformeerde ethicus dr. W. H. Velema: „Nu de overheid het scheppingsonderscheid tussen man en vrouw niet meer wezenlijk acht voor het sluiten van een huwelijk, schrijft ze eigenlijk de scheppingsgedachte af. Ze verwaarloost niet alleen de betekenis ervan. Ze verzet zich ertegen.”
Verzet
Dat verzet nam na 2001 steeds driestere vormen aan. Het moderne genderdenken krijgt in de westerse wereld trekken van een fundamentalistische ideologie. In Canada belandde Robert Hoogland achter de tralies omdat hij zich verzette tegen de geslachtsaanpassing bij zijn 15-jarige dochter en weigerde haar met mannelijke voornaamwoorden aan te duiden. Binnen de Europese Unie wordt een land als Hongarije, dat vasthoudt aan het klassieke denken over het huwelijk, onder zware druk gezet. Onze gewoonlijk zo aimabele en plooibare premier Rutte toont zich nu compromisloos: Hongarije moet op de knieën worden gedwongen. Met het huidige standpunt dient het land de Unie te verlaten. Een duidelijker bewijs van Velema’s woorden is nauwelijks denkbaar.
Op het kerkelijke erf is de situatie niet beter. In Nederland kregen de ondertekenaars van de Nashvilleverklaring, waarin de Bijbelse visie op het huwelijk is verwoord, het zwaar te verduren. In Duitsland werd niet alleen de strijdlustige ds. Olaf Latzel uit Bremen, maar ook de irenische ds. Marcus Piehl uit Nordstemmen geconfronteerd met zware kerkelijke maatregelen omdat hij wenst vast te houden aan het Bijbelse getuigenis over het huwelijk.
Buitengewoon ambtenaar
Het is een ontwikkeling die in de gereformeerde gezindte met zorg wordt gevolgd. Tegelijk ademen ook reformatorische christenen elke dag het algemene maatschappelijke denken in. Samenwonen wordt niet goedgekeurd, maar in een groeiend deel van de gereformeerde gezindte wel getolereerd, mits het een tijdelijk karakter heeft. De opvatting dat seksuele gemeenschap is voorbehouden aan gehuwden, erodeert snel. Het samen op vakantie gaan in de verkerings- en verlovingsperiode is gangbare praktijk geworden, tot in de behoudendste kerken toe. Veel predikanten sluiten hun ogen voor de realiteit, om zichzelf het stellen van lastige vragen te besparen.
De opvatting dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw mogelijk moet zijn, wint ook in orthodox-christelijke hoek gestaag terrein. Het meegaan met de algemene trend blijkt verder uit de invulling van de huwelijksdag. Dat begint al met de trouwkaart. Je leest nog maar zelden dat het paar de genodigden mede namens hun ouders in kennis stelt van hun voorgenomen huwelijk. Terwijl instemming van de ouders millennia lang wezenlijk was voor een publieke huwelijksverbintenis.
Ook de positie van de overheid is uitgehold. De trouwlocatie is vandaag een plek van eigen keuze. Daardoor begeeft het bruidspaar zich veelal niet naar de overheid, in de persoon van de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar omgekeerd. Die overheidsvertegenwoordiger kan tegenwoordig Jan en alleman zijn. Elke meerderjarige Nederlander met een geldig legitimatiebewijs en zonder strafblad mag voor één dag buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand (BABS) worden. Het vraagt wat formaliteiten, maar die zijn te overzien.
Trouwlocatie
Niet alleen de trouwlocatie wordt bepaald door het bruidspaar. In toenemende mate geldt dat ook voor de kerk waar de huwelijksdienst plaatsvindt. Steeds minder vaak is dat het kerkgebouw van de gemeente waartoe de bruid of de bruidegom behoort. Als dat te weinig sfeer heeft, begeeft het huwelijksgezelschap zich naar een kapelletje aan de rand van een bos of in een gemoedelijk dorpje. De dominee reist gehoorzaam mee en ondersteunt zo de privatisering en de-institutionalisering van de publieke huwelijksverbintenis.
De vraag aan de gehuwden uit het klassieke huwelijksformulier wordt daarmee deels een farce. Hoe kunnen ze voor God en deze Zijn heilige gemeente beloven elkaar tot man en vrouw te nemen als niemand van die heilige gemeente aanwezig is, afgezien van de predikant en de ouderling en diaken van dienst? Omdat de huwelijksdienst 40 kilometer verderop gehouden wordt of, nog erger, het kapelletje zo klein en knus is dat zelfs de genodigden er amper in passen.
De invloed van het algemene klimaat op de huwelijksviering in reformatorische kring blijkt, om niet meer te noemen, uit de eisen die soms worden gesteld aan de dracht van de gasten en de exorbitante bedragen die het bruidspaar uitgeeft aan huwelijkskledij, trouwvoertuig en huwelijksreportage en -video. Bedragen die doorgaans in geen verhouding staan tot dat wat in de collectezak wordt gedeponeerd.
Gevoel
Onlangs trouwde onze jongste zoon. De reguliere ambtenaar van de burgerlijke stand, een alleraardigste dame, vond het heel opvallend dat zowel hij als onze jongste schoondochter uit een ongedeeld gezin komt. Dat maakte ze nog maar zelden mee. Doorgaans heeft minstens een van de ouderparen een scheiding achter de rug. Het drukte het huwelijksgezelschap stevig op de rauwe realiteit.
In haar toespraak refereerde ze aan het feit dat onze Benjamin zijn vrouw vond via de christelijke datingsite Funky Fish. Ze had die site eens geraadpleegd en stuitte op een artikel over de vier pijlers van blijvend liefdesgeluk: realistische verwachtingen, respect voor elkaars eigenheid, veel aandacht voor intimiteit en trouw door dik en dun. Mooi verwoord, vond ze, maar wel erg zwaar aangezet. „Het gaat toch in de eerste plaats om verliefdheid, of niet soms?”
„De romantische verliefdheidseis is een strenge norm geworden”, stelde Nico van der Voet eerder dit jaar in een bijdrage voor het familieblad Terdege vast. „Ruwweg tot 1970 werd nog wel verwacht dat we na de huwelijksdag trouw zouden blijven, al gaat het verliefde gevoel misschien weg. Dat is ook voorbij. Liefde als plicht is uit de mode. Liefde als gevoel is de norm, niet alleen voorafgaand aan, maar ook in het huwelijk. Dat heeft veel echtscheidingen tot gevolg.”
De constatering van de studentenpastor van de CHE sluit nauw aan bij wat Tim Keller schreef in zijn boek over het huwelijk. „Hedendaagse westerse samenlevingen maken van het individuele geluk de hoogste waarde, en zo wordt het huwelijk in de eerste plaats een ervaring en een vervulling van romantische verlangens. Maar de Bijbel ziet God als het hoogste goed, niet het individu of de familie – en dat geeft ons een visie op het huwelijk die gevoel en plicht, passie en belofte met elkaar verenigt.”
Prangende vragen
Hoe nu verder? Het reformatorische ideaal ten aanzien van de publieke huwelijksbevestiging ging uit van een christelijke overheid. We hebben vandaag te maken met een regering die in het omverwerpen van door God gegeven (huwelijks)ordeningen antichristelijke trekken vertoont. Dat stelt voor de lastige vraag welke betekenis een christen nog kan toekennen aan de formele huwelijkssluiting door zo’n overheid. Het burgerlijk huwelijk mag ietwat meer inhoud hebben dan het geregistreerd partnerschap, groot is het onderscheid niet. Voor de overheid is het zelfs nihil. In beide gevallen wordt uitgegaan van een verbreekbaar contract tussen twee partners, al dan niet van verschillend geslacht. De opgestelde akte is gelijk, net als het ‘trouwboekje’.
Dit punt blijft onderbelicht in ”Waarom trouwen?” van Steensma, die benadrukt dat de huwelijkssluiting een wereldlijke aangelegenheid is waarbij de kerk slechts een pastorale taak heeft. In een bespreking van het boek voor het orgaan De Waarheidsvriend van de Gereformeerde Bond stelde de hervormde ds. B. J. W. Ouwehand uit Andel een drietal fundamentele vragen. In de eerste plaats of het duiden van de huwelijkssluiting als wereldlijke aangelegenheid niet leidt tot een on-Bijbelse scheiding tussen geestelijk en wereldlijk. In de tweede plaats of het terecht is de overheid als plaatsvervanger en vertegenwoordiger van de families van het jonge paar te zien. „Valt er niet veel meer voor te zeggen dat de christelijke gemeente de opvolger is van de extended family waarover in de Bijbel sprake is?”
Zijn derde vraag was het meest cruciaal. „Ontstaat er op een bepaald moment geen inhoudelijke reden om een door de overheid erkende en publiek bevestigde levensverbintenis niet langer als Bijbels te erkennen? Is bijvoorbeeld een burgerlijk huwelijk waarbij geen trouw meer gevraagd wordt tot de dood, nog wel een huwelijk in Bijbelse zin? Kun je er dan mee volstaan, zoals Steensma betoogt, dat degene die ”ja” zegt dat erbij moet denken?”
Verbond
Welk antwoord op deze vragen ook wordt gegeven, duidelijk is dat christelijke gemeenten veel meer aandacht moeten besteden aan principieel en praktisch huwelijksonderwijs en begeleiding van verloofden en jonggehuwden. Een uitstekend hulpmiddel is het recent verschenen ”Samen voor zijn aangezicht” (2021) van ds. A. T. Vergunst, predikant van de gereformeerde gemeente te Carterton. Ook ”Het huwelijk. Gods wijsheid over gevende liefde” (2012) van Tim en Kathy Keller biedt veel goeds. Typerend voor de inhoud is Kellers uitspraak: „Als onze visie op het huwelijk te romantisch of te idealistisch is, onderschatten we de invloed van de zonde op het menselijk leven. Als we te pessimistisch en cynisch zijn, begrijpen we de goddelijke oorsprong van het huwelijk niet.”
De kern van het christelijke huwelijksonderwijs wordt bepaald door het Bijbelse gegeven dat het huwelijk een verbond is tussen een man en vrouw die God bijeenbracht. Dat besef stempelt de omgang met elkaar, de invulling van de huwelijksdag, de visie op seksualiteit en niet te vergeten het spraakgebruik. Zo heeft een gehuwde christen geen ”partner”, maar een bondgenoot. Voor het leven. Dat maakt de keuze van een huwelijksgezel als het goed is tot een zaak van zorgvuldige persoonlijke overweging, overleg met ouders en vrienden en vooral gebed. Om het met de woorden van de puritein Richard Steele te zeggen: „Laat verstand en oordeel een aandeel hebben in uw keuze. Heb niet eerst lief om daarna te overwegen, maar overweeg en heb daarna lief.”