Gender werd de afgelopen jaren in de Nederlandse media een steeds prominenter onderwerp. Deze zomer gaven kranten voor het eerst ook kritische vragen rond dit thema een plaats. Zo beet in opinieblad HP/De Tijd journalist Jan Kuitenbrouwer zich erin vast.
Dagblad Trouw haalde begin 2020 YouTube-ster Nikkie de Jager nog als „een triomf voor de transgendergemeenschap” naar voren. Een paar maanden erna kopte de krant: ”Het geslacht verdwijnt van de ID-kaart: Het effect is voor de minderheid levensgroot”. En afgelopen juni lag in grote letters de vraag voor: „Wat doe je als je dochter liever een jongetje wil zijn?”
In alle media kwam voor lhbt’ers het afgelopen decennium gaandeweg meer aandacht. Kranten, radio en tv haalden allerlei mensen naar voren die het geslacht waarmee ze geboren zijn relativeren. Dat gebeurde vooral op een meevoelende manier; journalisten zijn geïnteresseerd in het ongemak van transgenders. Ze hebben daarbij oog voor aanpassingen die hun welbevinden van de samenleving vraagt, zoals genderneutraal taalgebruik en een identiteitskaart op maat.
Schaduwzijden
Er zijn ook dingen die Nederlandse media niet deden. Ze stopten geen energie in het in kaart brengen van de gevolgen van het nieuwe genderdenken. Ze negeerden ontwikkelingen die zich in andere landen voordeden. De vraag of er misschien ook schaduwzijden zijn, bleef buiten beeld. Zo kreeg de voorzitter van de feministische stichting Voorzij, Caroline Franssen, telkens geen gehoor als ze aandacht vroeg voor de negatieve gevolgen die de op handen zijnde Transgenderwet volgens haar voor vrouwen heeft.
De vraag is hoe lang deze blinde vlek in stand blijft. Afgelopen maanden verschenen in diverse kranten en tijdschriften voor het eerst kritische bijdragen. Zo kreeg mediasocioloog Peter Vasterman in NRC Handelsblad ruimte voor een opiniestuk (17 mei). Hij poneerde dat het voor de media hoog tijd is om de roze bril af te zetten en onderzoek te gaan doen naar transproblematiek. Vasterman merkte op dat steeds meer pubermeisjes zich bij genderklinieken melden en stelde dat Nederlandse media kritischer moeten zijn op genderingrepen bij tieners; ze moeten ook de keerzijde belichten.
Vasterman zal weten dat hij zijn nek uitstak. NRC gaf drie dagen na zijn opiniebijdrage twee transgenderjongeren de gelegenheid duidelijk te maken dat ze van zijn mening niet gediend waren. Ook bleek onlangs dat de redactie de recensie die Vasterman over een drietal genderkritische boeken voor NRC schreef, aanvankelijk dankbaar goedkeurde en later alsnog afwees.
Hij zal zich gesteund weten door de genuanceerde bijdragen die columnist Maxim Februari (31 mei) en ombudsman Sjoerd de Jong (3 september) inmiddels in de krant schreven.
Nieuwe taal
In dagblad Trouw kwam columnist Willem Pekelder vorig maand kritisch naar voren. Hij signaleerde in zijn column van 17 augustus dat er nieuwe taal in opmars is en dat Hilversum vooroploopt. „Verbijsterend (…) dat het woord ‘vrouw’ onder het motto van inclusiviteit uit het woordenboek is geschrapt. Uiterst pijnlijk dat Hilversum zich zo mak voor dit politiek correcte karretje heeft laat spannen.”
Journalist Jan Kuitenbrouwer beet zich in het onderwerp vast. Sinds zijn artikel in HP/De Tijd over de „bloeddorst van de transbeweging” heeft hij zich alleen maar verder in de thematiek verdiept. Dat was op 14 juli. Een week later sprak hij zijn verbazing uit over het feit dat er geen verhit debat wordt gevoerd over de Transgenderwet die demissionair minister Dekker heeft voorbereid. „Welke partij heeft de moed dit zwijgcomplot te doorbreken?”
Olifant
In augustus ging hij verder in op de vraag hoe het komt dat er zo weinig debat over de Transgenderwet is. „Nou, dáárom: in de kamer waar dat debat zou moeten plaatsvinden, zit een enorme olifant.” De journalist neemt geen blad voor de mond en noemde gender in een volgende bijdrage een „seizoensmode.” HP/De Tijd heeft in september ongetwijfeld nog meer in petto, nu duidelijk is dat Kuitenbrouwer de zomermaanden benutte om zich grondig in te lezen.