Mariadevotie in Europa vraagt kritische distantie
Het is opvallend dat een protestants theoloog een studie over Maria publiceert. Een aantal jaren geleden had Arnold Huijgen zelf ook niet gedacht dat hij een boek over haar zou schrijven. Maar in coronatijd kwam het ervan om zich te geven aan de gezegende onder de vrouwen, die met de corona (stralenkrans) wordt afgebeeld.
Het boek krijgt een plaats in tal van actuele kwesties. In de eerste plaats gaat het om een terugkeer van religiositeit en een nieuwe vraag naar zingeving. Heeft aandacht voor Maria een functie in een ontzield Europa? In de tweede plaats constateert de auteur dat protestantse religie zich zo richt op de waarheid dat de aandacht voor schoonheid eronder kwijnt. Ten derde heeft deze studie ook een plaats in het gesprek met Rome. Als het gaat om de betekenis van een vrouw in Gods Koninkrijk, heeft dit onderzoek –ten vierde– ook relevantie voor genderissues. Ten vijfde komt in een studie over Maria veel expertise van exegese en systematische theologie samen. Tot slot gaat het uiteindelijk om het geheim van Gods genade in de persoon van Maria.
Het boek bestaat uit twee hoofddelen. Het eerste deel gaat over Maria als moeder en het tweede deel over Maria als vrouw. Elk deel bestaat weer uit drie hoofdstukken. Steeds begint prof. Huijgen met een studie van de Bijbelse gegevens, vervolgens komen kerk en theologie aan bod, terwijl daarna een toespitsing naar de actualiteit volgt.
Het is een genoegen om alle exegetische passages over Maria te lezen. Je ziet de contouren van het eenvoudige meisje Maria op een geweldig kruispunt in de heilsgeschiedenis oplichten. Ze lijkt op haar oudtestamentische zuster Hanna en net als in de opstanding van Christus doorbreekt God in haar zwangerschap alle biologische onmogelijkheden. We zien ook de ongereserveerde overgave van dit meisje functioneren, in tegenstelling tot de oude Zacharias, die op de meest heilige plaats van de tempel het beloftewoord in twijfel trekt. Op een fijnzinnige en diepzinnige wijze licht op dat het koninkrijk van de machtige Augustus geplaatst wordt in het kader van de Jezusgeschiedenis.
Celibaat
Zo komen er nog tal van Bijbelse noties langs. Bijvoorbeeld het bekende woord dat de maagd zwanger zal worden. In de geschiedenis heeft dat aanleiding gegeven tot de verheerlijking van het celibaat en de verdringing van seksualiteit. Ook de vraag of Maria als een tweede Eva kan worden gezien, wordt behandeld. De uitleg van Openbaring 12 wordt geplaatst in de context van de roomse gedachte over Maria als hemelkoningin.
Boeiend zijn ook de theologiehistorische verkenningen. In de vijfde eeuw woedde een heftige strijd om de vraag of je kunt zeggen dat Maria de ”moeder Gods” was. Nestorius bestreed dit, maar het is de vraag of deze theoloog het bij het rechte eind had. Wel was deze titel een aanjager voor de Mariadevotie. We krijgen ook de latere geschiedenis mee, waarin de Mariadevotie zich steeds verder ontwikkelde. We zien ook dat de Mariaverering de keerzijde was van de toenemende aandacht voor Christus als Rechter. De zachte Maria moest dan de harde Jezus gunstig stemmen.
In de bespreking van Maria met het oog op genderissues wordt een goede weg aangewezen tussen enerzijds de verabsolutering van de natuurlijke theologie en anderzijds de gnostieke zweverigheid. In de gnostiek wordt de verlossing losgemaakt van de schepping(sorde), terwijl de natuurlijke theologie ertoe kan vervallen om de status quo tot Gods openbaring te verheffen en de zondeval niet serieus te nemen.
Het geheel loopt uit op het betoog dat Maria een geestelijke functie heeft in een ontzield Europa. Maria herinnert Europa eraan dat dit werelddeel gestempeld is door het Evangelie. Als Joods meisje werpt ze een dam op tegen antisemitisme, haar nederigheid leert Europa een toontje lager te zingen en haar beeld bepaalt ons werelddeel bij de gehoorzaamheid aan het Woord.
Geen feestdag
Een evaluatie. Ten eerste voel ik niets voor een feestdag voor Maria. Als we Maria de moeder van de gelovigen mogen noemen, denken we ook aan Abraham als vader van alle gelovigen. Moeten we voor hem ook een feestdag instellen? Hoeveel feestdagen krijgen we erbij? Voor Henoch, Mozes, Elia, Paulus? Of juist voor Sara als toonbeeld van onderdanigheid? Een dergelijke aandacht voor Maria strijdt met het Nieuwe Testament, waar ze na Pinksteren niet meer voorkomt.
Al zou het –ten tweede– waar zijn dat het protestantisme een bepaalde Mariafobie heeft, vraagt de huidige Mariadevotie in het geheel van Europa niet veel meer kritische distantie? Door deze studie ben ik ook wat op onderzoek uitgegaan en ik ben geschrokken van officiële roomse uitspraken over Maria als medeverlosseres, als eerstgeborene van alle schepselen, als degene die ons Jezus het beste laat kennen, als degene van wie en in wie we zijn, als de vrouw van wie het moederschap ons redt en als de Eva die Christus op Golgotha heeft opgedragen aan de Vader.
Dat brengt mij ook in derde plaats tot een methodologische overweging. Als je Maria bestudeert, moet je dan niet veel dieper de gereformeerde traditie bevragen op haar „Mariafobie”? Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis legt de vinger op de gevoelige plaats. De aandacht voor de heiligen hangt samen met een miskenning van de nabijheid van Jezus: „Er is niemand die ons liever heeft dan Jezus Christus.”
Luther
Over de traditie gesproken, ik heb grote vragen bij het beroep op Luther. Prof. Huijgen beroept zich op de vroege Luther, maar Luther is steeds kritischer geworden over de Mariaverering. In zijn catechismi van 1529 komt Maria naast het apostolicum niet meer voor. In verband met de Mariaverering spreekt hij over „de onbeschrijfelijke en onuitsprekelijke gruwel van het pauselijk rijk.” Treffend is zijn uitspraak uit 1532: „Daarom moeten wij ons losmaken van de moeder en ons aan het Kindje vastbinden.”
Dit is ten vierde ook verbonden met een theologische kwestie. Als ik het goed begrijp, wil prof. Huijgen Maria gebruiken om in Europa een brug te slaan naar het christelijk geloof. Hij zoekt iets tussen het geloof en het seculiere. Ik snap en waardeer de intentie om bij de religiositeit en het onbehagen over het neoliberale mantra in onze cultuur aan te knopen. Toch vraag ik mij af of een neocalvinistische aanpak een alternatief is voor de neoliberale cultuur. Ik denk dat zo’n bruggetje ook een hinderpaal voor het geloof kan zijn, of zelfs een brug uit de kerk naar de wereld (Noordmans).
Ik zou meer voelen voor de radicaliteit van Paulus: Wij preken Christus, de gekruisigde. Kortom, ik heb Maria innig lief als mijn zuster, als een moeder in het geloof, omdat wij het van dezelfde Heiland moeten hebben en nergens anders enig heil vinden.
Boekgegevens
Maria, icoon van genade, A. Huijgen; uitg. KokBoekencentrum; 322 blz.; € 27,99