Engelandvaarders: vlucht naar de vrijheid
Wie op het strand van Noordwijk in de verte staart, kan het zich nauwelijks voorstellen. Hier voeren 81 jaar geleden de eerste Engelandvaarders weg, onder toeziend oog van de Duitsers. Naar de overkant, waar ze het vrije Engeland wisten. Er zouden er nog velen volgen, blijkt in het nabijgelegen museum. Hoeveel precies? Dat weet niemand. Maar dat het niet allemaal succesverhalen waren, wordt wel duidelijk.
Het is natuurlijk voer voor een spannend jeugdboek, de geschiedenis van de Engelandvaarders. Zoals K. Norel dat in 1945 deed, toen hij in zijn gelijknamige roman de Urker Evert Gnodde en de Rotterdammer Jan Koekman samen naar Engeland liet ontsnappen.
Maar als één ding duidelijk wordt in Museum Engelandvaarders in Noordwijk, is het wel dat het bittere ernst was. Alleen de plek al die sinds 2015 is ingericht als museum: een bunker van de Duitsers. Onderdeel van de Atlantikwall, de verdedigingslinie van meer dan 5000 kilometer waarmee de bezetter de westkust van Europa verdedigde.
„Hier kwamen de vrachtwagens binnenrijden”, wijst Adrie van der Knaap bij de entree. „Als ze hun munitie hadden gelost, reden ze er aan de andere kant weer uit. De lading werd via een treintje in een ondergronds stelsel vervoerd naar de bunkers verderop. Van daaruit kon geschoten worden.” Het heeft iets dubbels: de plek die destijds een bedreiging vormde voor iedere Engelandvaarder, is nu de plaats waar de herinnering aan hun moed levend wordt gehouden.
Definitie
Wat ook snel duidelijk wordt in het museum, is dat het begrip ”Engelandvaarder” breed gedefinieerd moet worden. Wie alleen denkt aan jonge mannen die in een donkere nacht een bootje vanaf het strand de zee in duwen, geruisloos peddelend de eerste kilometers afleggen, op volle zee de motor aanzetten en zo na een lange tocht Engeland bereiken, heeft het mis.
Er waren meer manieren om aan de overkant te komen. Via de zuidelijke route bijvoorbeeld: dwars door België en Frankrijk, over de Pyreneeën, en dan vanuit Spanje of Portugal met het vliegtuig naar Londen. Of langs de noordelijke route: vanuit Delfzijl met een schip naar Zweden, om daar per vliegtuig naar Engeland te ontkomen.
Het zijn allemaal Engelandvaarders, zegt Van der Knaap, bestuurssecretaris van het museum. „Wij hanteren de definitie dat het gaat om mensen die na de capitulatie van Nederland in mei 1940 en vóór de overgave van Duitsland in 1945 probeerden naar Engeland te ontkomen met als doel te gaan vechten tegen de bezetter.”
Hoeveel Engelandvaarders er precies geweest zijn, weet niemand. Ruim 1700 Nederlanders –mannen en vrouwen– bereikten Engeland. Maar hoevelen de poging gewaagd hebben? Het moest allemaal in het diepste geheim gebeuren. En wie kan dan zeggen hoeveel mensen nooit aankwamen omdat ze op zee verongelukten? Of tijdens hun tocht over land werden gearresteerd en in een concentratiekamp belandden? Nog steeds komen er nieuwe verhalen en nieuwe namen bij, weet Van der Knaap.
Succesverhaal
Hoeveel manieren er ook waren om aan de overkant te komen, de allereerste Engelandvaart was wel degelijk een tocht met een bootje over de Noordzee, vertelt het museum. Een succesverhaal van de Leidse studenten Kees van Eendenburg (25), Karel Michielsen (24) en Freddy Vas Nunes (25). Zij oefenen nota bene in de zomer van 1940 wekenlang op het strand van Noordwijk in hun zwembroek hoe ze met hun jol van 12 voet in de branding moeten roeien. Terwijl de Duitsers vanaf het terras van Huis ter Duin toekijken… Als begin juli het bevel komt dat alle schepen van het strand moeten verdwijnen, zeggen de studenten tegen de Duitsers dat ze de boot naar Scheveningen gaan brengen. Een paar honderd meter uit de kust hijsen ze echter het zeil en zetten koers richting Engeland. De schildwachten schieten nog wel, maar met hun geweren kunnen ze nauwelijks iets uitrichten. Bovendien is er plotseling een regenbui die als een paars gordijn van wolken tussen de kust en de vaarders getrokken wordt. De drie bereiken veilig de overkant.
Dat is het succesverhaal van stoere studenten. En gecombineerd met de boeken van K. Norel en Erik Hazelhoff Roelfzema (”Soldaat van Oranje”, later ook verfilmd en nog altijd als musical uitgevoerd) is dat ook het beeld dat veel mensen hebben, vertelt het museum. Engelandvaarders als ferme jongens, stoere knapen. Maar het is een vertekend beeld. Slechts een op de zes Engelandvaarders was scholier of student. En de meesten kwamen ook niet over zee maar over land aan de overkant.
Dat het lang niet allemaal successtory’s waren, wordt ook goed duidelijk. Hartverscheurend is bijvoorbeeld het verhaal van Chris van Blitterswijk (18), die in 1941 met drie anderen vanuit Vlaardingen vertrekt. De vier moeten ergens op zee zijn omgekomen. Als laatste levensteken hebben ze flessen met brieven overboord gegooid. De fles van Chris spoelt aan op het Duitse Waddeneiland Süderoog. De inhoud voert de Duitsers rechtstreeks naar de ouders en vriendin van Chris, die verhoord worden. Ze weten echter van niks: niemand was op de hoogte van het plan van Chris…
Moed en wanhoop
Zo komt in het kleine museum –de bunker telt vier ruimtes– een episode uit de geschiedenis van ons land tot leven die spreekt van moed én wanhoop, vrijheid én onderdrukking, leven én dood.
De laatste Engelandvaarders zijn inmiddels op de vingers van één hand te tellen. De vorig jaar overleden Eddy Jonker –hij werd 99– klom tot kort voor zijn dood nog in de boot in de laatste ruimte, zegt Van der Knaap. „Om kinderen te vertellen dat je nooit bij de pakken moet gaan neerzitten, maar initiatief moet nemen en door moet zetten.”