Mens & samenleving
Zomergesprek met dr. P. van Gurp (99): een eeuw in het spoor van het verbond

Hij denkt dat hij aan het laatste stukje van zijn reis bezig is. Maar dr. P. van Gurp –hij hoopt in september 100 te worden– zit nog niet stil. Zijn leven legde hij vast voor de kleinkinderen. En catechismuspreken maken doet hij nog graag. „Ik zie uit naar het einde.”

10 July 2021 11:10
Dr. P. van Gurp (99) uit Dalfsen. beeld Sjaak Verboom
Dr. P. van Gurp (99) uit Dalfsen. beeld Sjaak Verboom

De buitendeur heeft hij al op een kiertje gezet. Dan kan hij blijven zitten als het bezoek komt. Maar koffiezetten doet dr. P. van Gurp (99) zelf: hij schuifelt met de rollator naar het aanrecht, rommelt wat met melk in een pannetje en zet even later twee mokken koffie neer.

De emeritus predikant woont nog zelfstandig, aan de rand van Dalfsen. Boodschappen worden bezorgd – hoewel hij onlangs nog zelf naar de supermarkt is geweest, vertelt hij met pretlichtjes in de ogen. Sinds een jaar komt de thuiszorg hem douchen. „Douchen gaat nog wel, maar jezelf afdrogen terwijl je op twee natte voeten staat… En als ik val, breek ik iets waardoor ik in het ziekenhuis terecht zal komen. Dan kom ik hier niet terug.” Het valt hem zwaar, die hulpbehoevendheid. „De laatste keer dat ik door een ander werd gewassen, was door mijn moeder. In een teil; zo ging dat toen in Den Haag.”

Hij heeft nog genoeg aanloop, vertelt dr. Van Gurp. „Ik ben niet eenzaam.” Hij is ook nog altijd betrokken op het kerkverband dat in 2003 onder zijn leiding ontstond: De Gereformeerde Kerken (hersteld) (DGK), een afsplitsing van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). De zaterdag voor het interview heeft hij zich nog naar Zwolle laten rijden, waar de jonge kandidaat P. Heres werd bevestigd als DGK-predikant. „Ik heb Peter mede opgeleid, vanuit het College van Opleiding tot de Dienst des Woords van ons kerkverband. Hij kwam hier bij mij thuis. Hij was de laatste. De volgende student moeten anderen maar opleiden.”

De plek die dr. Van Gurp voor het interview heeft gekozen, is zijn studeerkamer. Die bevindt zich op de eerste verdieping. Trots toont de predikant hoe hij daar komt. De rollator blijft beneden in de hal. Zelf zet Van Gurp zich op het stoeltje van de traplift. Langzaam gaat het naar boven. Daar staat een tweede rollator klaar. Even later zit de bijna 100-jarige te midden van zijn boeken achter het bureau waarop zijn computer staat.

1 Waarom zijn we hier?

„Hier zit ik elke dag te werken, als ik niet weg ben. Na het ontbijt ga ik naar boven. Als de bel gaat, heb ik een apparaatje om te kijken wie er beneden staat. Nee, voor een collecte ga ik niet naar beneden. Of het moet een heel bijzonder doel zijn. Ik moet wel even een middagdutje doen, hoor. Veertig minuten, daar heb ik een wekkertje voor. Daarna ga ik weer verder.

Toen ik nog predikant was, zat ik maar af en toe op m’n studeerkamer. Overdag was ik op pad in de gemeente. Maar de vrijdag was voor de preek; dan zat ik tussen de boeken. Heerlijk. En ook tijdens de twee perioden van studieverlof. Na mijn emeritaat kreeg ik de vraag of ik wilde promoveren op een thema uit de missiologie. Dat heb ik gedaan: ik schreef een studie over J. C. Hoekendijk. Toen heb ik veel op de studeerkamer gezeten.

Waarom dit kamertje me inspireert? Hier heb ik rust om te lezen, te studeren. Ook om God te ontmoeten. Een Bethel, ja, en een Pniël. Het is ook de plek om te schrijven. Ik heb heel wat gepubliceerd in mijn leven. De laatste 27 jaar komt dat allemaal vanuit dit kamertje. Ik heb net nog een hoofdartikel voor het blad De Bazuin ingeleverd.

Tot drie jaar geleden ging ik nog voor. Elke week maakte ik een nieuwe preek. Momenteel werk ik aan preken over de Heidelbergse Catechismus. Die kunnen te zijner tijd gelezen worden binnen de DGK-gemeenten.

Hier werkte ik de afgelopen vijf jaar ook aan een autobiografie. Kijk daar ligt het: ”Levensboek”, ruim 500 pagina’s. De drukker heeft er iets moois van gemaakt, in een oplage van honderd exemplaren. Heel persoonlijk, voor mijn kleinkinderen. Andere verwanten kunnen het kopen. Ik had de kleinkinderen beloofd dat ze een exemplaar zouden krijgen – ze zijn er beduusd van, zo mooi vinden ze het. Ik wil ze laten zien hoe het is om als kind van God te mogen leven, en hoe dat leven gestalte krijgt. In de hoop dat ze het voorbeeld van opa volgen.”

17288940.JPG
beeld Sjaak Verboom

2 Wat is de missie van uw leven?

„In april 1940 deed ik in Scheveningen belijdenis bij ds. J. G. Feenstra. Samen met mijn latere vrouw, Jo Wagenaar, en met mijn zus Wil, de laatste Nederlandse overlevende van Dachau, die onlangs is overleden. Ds. Feenstra liet ons Psalm 17 vers 4 toezingen: „Maak Uwe weldaân wonderbaar,/ Gij die Uw kind’ren wilt behoeden.” En vervolgens liet hij ons als catechisanten vers 3 zingen: „Ik zet mijn treden in Uw spoor.” Dat heeft m’n leven gestempeld. Als gedoopt kind mag je leren leven uit Gods verbond. Ik heb ook ondervonden dat de Heere er altijd was.

Toen ik predikant werd, ik was 25, ervoer ik het als heel bijzonder dat God een deel van Zijn kudde aan mijn zorgen toevertrouwde. In dat werk als predikant heb ik de gemeente altijd willen leren wat het betekent dat je gedoopt bent. Dat God zegt dat je Zijn kind bent en dat Hij vraagt om overeenkomstig dat verbond te leven. Ook in mijn werk binnen het brede verband van de GKV en bij de totstandkoming van DGK heb ik altijd de overtuiging gehad dat God dit van mij vroeg.

Hier in Dalfsen heb ik recent nog aandacht gevraagd voor Gods verbond en Zijn geboden. De raad wilde de winkels op zondag openstellen. Toen heb ik vijf minuten ingesproken. De tribune zat vol. Ik heb Gods Naam genoemd en het goede van Zijn geboden benadrukt. Gezegd dat Dalfsen nog altijd een christelijke gemeenschap is waarvan de meerderheid ooit gedoopt is. Later hoorde ik van ouderen dat ze blij waren met mijn inbreng. Dat zie ik als mijn taak: in het publiek Gods Naam verheffen.”

3 Wat doet u als u niet werkt?

„Vroeger was de zaterdagmiddag altijd voor het gezin. Dan gingen we naar buiten, om te wandelen of te fietsen. Toen m’n dochters groter werden en er jongens over de vloer kwamen, kocht ik een biljarttafel. Anders zaten ze de hele avond te klitten op de bank.” Met zichtbaar vermaak: „De meiden vonden het maar niks, die biljarttafel, maar de jongens waren niet te houden. Een plezier dat we hadden.

Verder heb ik veel in de tuin gewerkt. Als schooljongen in Den Haag had ik al een stadstuintje; daar kon je je voor opgeven. Dat heeft voor mij de basis gelegd voor het tuinieren. Tot drie jaar geleden heb ik hier ook altijd in de tuin gewerkt; nu gaat dat niet meer. In de periode dat we in Australië woonden, van 1955 tot 1964, zag ik dat iedere man daar graag hobbyde en een eigen werktafel had. Dus maakte ik ook een werkbank. Daar heb ik wat staan knutselen. Ik heb ooit voor de kinderen een tafeltennistafel gemaakt. Heel iets anders dan met theologie bezig zijn – het werk van de handen.”

4 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?

„Voor mij is vakantie: niks hoeft, alles mag. In Australië had ik vier vakantiezondagen, maar ik vond het gek om dan zelf in de kerk te gaan zitten. Dus de eerste keer ging ik gewoon toch zelf preken. Na afloop dacht ik: Je bent gek! Jij hebt ook recht op vakantie.

Met de kinderen gingen we graag naar het strand, of in het binnenland op vakantie. Nee, in het buitenland kwamen we niet. Later gingen mijn vrouw en ik samen naar bijvoorbeeld Zuid-Limburg, of Duitsland. We maakten tripjes of waren in de natuur. Nee, kerken en kathedralen waren aan ons niet besteed. Hoewel… We hadden een keer een bed and breakfast in Duitsland. Zag ik daar ineens de directeur van de hbs van vroeger. Hij vroeg of we de nieuwe rooms-katholieke kerk in de buurt al gezien hadden. Nee. Ga daar morgen eens kijken dan, zei hij. En wij gingen. De volgende dag zagen we hem weer. En? vroeg hij. En? Hij was nog steeds de directeur.

De laatste jaren dat mijn vrouw nog leefde gingen we al niet meer op vakantie. Ze had alzheimer. Ik deed haar er geen plezier meer mee om een vakantie te plannen.

Tegenwoordig ga ik alleen nog weleens een paar dagen naar een dochter. De kleinkinderen vinden het zo leuk als opa komt. Maar ik ben altijd blij als ik weer thuis ben.”

vanGurp-1b-katern_DSF5958.jpg
beeld Sjaak Verboom

5 Welke muziek kan u bekoren?

Resoluut: „Bach. Alles van Bach. Omdat hij een gelovig man was. Hij probeerde met de muziek God te loven. En Mozart. Gewoon, omdat het zo mooi is. Ik draai die muziek graag. Alleen komt het er niet zo veel van.

Vroeger in Den Haag op de hbs gingen we met de school naar het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Daar maakten we kennis met het orkest. Een musicus legde bijvoorbeeld uit hoe z’n instrument werkte. Enorm leerzaam, en mooi vanuit educatief oogpunt.

Thuis hadden we een harmonium, waar we bij zongen. Psalmen, en liederen van Johannes de Heer. Mijn vader was de enige die kon spelen. Maar toen Jo, mijn verloofde, bij ons thuis kwam en bleek dat zij pianoles had, werd zij achter het orgel gezet.

Mijn moeder speelde viool. Toen ik een jaar of 10 was, heb ik ook een poosje vioolles gehad. Maar ik kon de noten niet lezen; ik bleek een bril nodig te hebben. Pas veel later, toen ik de gemeente van Spakenburg diende, heb ik het weer opgepakt. Ik ben heel ver gekomen. Nee, ik heb nooit in een orkest gespeeld. Altijd individueel. Wel vond ik het leuk om muziekavonden te organiseren. Fantastisch om de jeugd op die manier actief bezig te laten zijn.

Ook andere kunst kan me bekoren. Mijn vrouw schilderde. Kijk, daar hangen een paar van haar 
schilderijen. In Den Haag kwam ik als jongen vaak in musea. Later, toen ik predikant was, was daar minder tijd voor. Maar in Arnhem, na mijn emeritaat, hebben we samen veel muziekuitvoeringen en musea bezocht.”

6 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?

„Op mijn nachtkastje ligt niks, zelfs geen Bijbel. Lezen doe ik ’s avonds, beneden. Ik heb net ”Het wonder van de 19e eeuw” van H. Algra uit. Dat had ik al eens gelezen, lang geleden. Verder: biografieën. Waarom? Omdat ik geïnteresseerd ben in hoe het leven van mensen zich ontwikkelt: met God, of los van God.

Momenteel ben ik bezig in de roman ”Jeremia, de man die huilde” van Thomas Lemmons. Zo’n boek van een gelovig iemand werpt nieuw licht op een Bijbelboek. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe Jeremia een meisje had. Maar hij kon niet met haar trouwen, omdat hij als profeet de oordelen van God moest aankondigen. Zulke boeken over Bijbelse personen, die recht doen aan de Bijbelse gegevens maar daar een verhaal omheen maken, vind ik interessant.

Ik lees heel breed. Het is voor mij ontspanning. Ook als ik in het Engels lees – dat doe ik graag. Na negen jaar Australië, waar ik in het Engels moest preken, gaat me dat gemakkelijk af.”

7 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?

„Met zo veel personen. Met Abraham: Hoe was het om Gods stem te horen en op weg te gaan? Met Paulus. Of met Augustinus. Die heeft voor zijn bekering een heel zondig leven geleid. Heb je later nog weleens last gehad van je zonden? zou ik willen vragen. Of met Calvijn. Wij kennen hem als een bijzonder figuur, maar het was geen gemakkelijk heerschap, hoor. Hij verbood mensen hun kinderen namen van heiligen te geven. Deden ze dat toch, dan noemde hij bij de doop gewoon een andere naam. Ik zou hem willen vragen: Kan dat eigenlijk wel?

Ik zou ook nog weleens met prof. K. Schilder willen spreken. Destijds, bij de Vrijmaking in Den Haag in 1944, zat hij ondergedoken. Maar hij kwam wél op de bijeenkomst in de lutherse kerk waar de ”Acte van vrijmaking of wederkeer” werd voorgelezen. En wat heel bijzonder was: hij wilde speciaal met ons als theologiestudenten spreken. Ik heb later een keer over hem gedroomd. Hij zat op een soort troon en wij als jongens stonden op trappetjes om hem heen. Ik zei: „Prof. Schilder, er gaan zo weinig mensen met de Vrijmaking mee. Vindt de Heere het eigenlijk wel goed?” Waarop hij antwoordde: „Zo moet je de vraag niet stellen. Het gaat erom of je je geroepen weet dit te doen. Dan is het goed en moet je rustig verdergaan.” Je begrijpt, toen ik wakker werd, was ik diep onder de indruk. Dit was een duidelijke boodschap.”

8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?

Hij pakt een oude uitgave van Trommius erbij. „Waar staat die tekst waar Paulus zegt dat de wereld voor hem gekruisigd is en hij voor de wereld? O ja, hier heb ik hem: Galaten 6:14. Die tekst heb ik achter op mijn ”Levensboek” gezet. Zo is het: ik heb niets meer aan de wereld – het gaat uiteraard niet over de natuur, maar om de zondige wereld. En de wereld heeft niets meer aan mij.

Wat ook achter op mijn ”Levensboek” staat, is Psalm 26 vers 8: „Wat blijdschap smaakt mijn ziel,/ wanneer ik voor U kniel/ in ’t huis dat Gij U hebt gesticht!” Dat is mijn leven. Al jong had ik het verlangen om dominee te worden. Maar toen ds. Feenstra ons aanspoorde om belijdenis te doen, wist ik niet of ik mezelf een kind van God mocht noemen. Ds. Feenstra zei: „Piet, je begint aan de verkeerde kant. Je moet uitgaan van wat God heeft gezegd. Hij heeft jou Zijn kind genoemd.” Zo heb ik belijdenis gedaan. En zo heb ik mijn predikantswerk gedaan, in het spoor van het verbond.”

9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?

„Dieptepunten zijn er meerdere geweest. Een daarvan is het overlijden van mijn vrouw, elf jaar geleden, na 63 jaar huwelijk. Ze is 89 geworden. Een begrafenisondernemer zei eens: De moeilijkste begrafenissen zijn die van een klein kind en die van een oud mens. Dat laatste heb ik me te weinig gerealiseerd in m’n ambtelijk werk. Je denkt toch: 89 is een mooie leeftijd. Maar ze was een deel van mijzelf; des te groter is de impact. Ik mis mijn vrouw nog iedere dag, ’s morgens, ’s middags, ’s avonds.”

Hij valt stil en kijkt verdrietig voor zich uit.

„En hoogtepunten?” De glimlach verschijnt weer. „Zo veel. De geboorte van je eerste kind. Onze trouwdag in 1947. Je moet weten: we waren al in 1941 verloofd. Maar ja, eerst moest de theologiestudie worden afgemaakt; je moest voor je vrouw kunnen zorgen. En dan de bevestiging tot predikant in mijn eerste gemeenten, Musselkanaal en Tweede Exloërmond, in Groningen. Dat God je de zorg voor een deel van Zijn kudde toevertrouwt. Zo bijzonder.”

17288943.JPG
beeld Sjaak Verboom

10 Hoe kijkt u naar de toekomst?

„Het duurt niet lang meer. Dat voel ik, waarom weet ik niet. Dit is het laatste stukje. Je takelt langzaam af. In september hopen we nog een familiedag te hebben, ergens op de Veluwe. Voor mijn honderdste verjaardag. Dat deden we iedere twee jaar. Dan werd er ook weer een nieuwe familiefoto gemaakt. Maar dit zal de laatste keer zijn. Als ik het haal.

Mijn ”Levensboek” was het laatste boek dat ik schreef. Ik hoop nog wel de serie catechismuspreken te kunnen afmaken; ik ben nu bij zondag 12.

Of ik ertegen opzie of ernaar uitkijk, het sterven? Ik zie ernaar uit. Altijd bij de Heere zijn. Verlost van de zonde. Dan zal ik ook al de heiligen zien. Dat zei prof. K. Schilder in 1948 tijdens de bijeenkomst waar het overlijden van prof. S. Greijdanus werd bekendgemaakt: „Hij is de heiligen gaan opzoeken.” Een heel bijzondere manier van zeggen.”

17288942.JPG
beeld Sjaak Verboom

Serie Op doorreis

In deze serie kiest de geïnterviewde een plek die haar/hem inspireert en reflecteert zij/hij aan de hand van tien vragen op het leven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer