Vluchten naar Zeeuws-Vlaanderen
De plaatsnamen klinken bekend. Al jarenlang komen ze voorbij in mijn stamboomonderzoek. Zijn er hier, in Zeeuws-Vlaanderen, nog meer sporen te vinden van de hugenoten die eind 17e eeuw van Frankrijk naar Nederland vluchtten? En wat hebben papkoeken met die vluchtelingenstroom te maken?
Het aardige van een stamboom is dat je familieverleden verbonden raakt met de vaderlandse of zelfs Europese geschiedenis. Die komt daardoor meer tot leven.
Natuurlijk, ik had weleens gehoord van hugenoten die aan het eind van de zeventiende en begin van de achttiende eeuw, vanwege de herroeping van het Edict van Nantes, Frankrijk ontvluchtten. Ik schreef er op de middelbare school zelfs een scriptie over. Maar sinds ik in mijn eigen lijst met voorouders namen als Le Grand, Lagasse en Valee ontdekte, is mijn interesse pas echt gewekt.
Het Edict van Nantes garandeerde de protestanten vrijheid van religie. Bij de herroeping in 1685 viel die weg. De gereformeerde leer werd verboden en predikanten moesten zich bekeren tot het rooms-katholieke geloof of het land binnen veertien dagen verlaten. Alle andere protestanten werd het zelfs verboden om te emigreren. Er bleven voor Franse protestanten niet veel opties over: je kon je bekeren, verder leven in de illegaliteit of vluchten. Zeker 200.000 hugenoten –zo’n 25 procent van alle protestanten– kozen voor het laatste.
Ik ben er inmiddels achter dat mijn voorgeslacht voornamelijk uit Noord-Frankrijk afkomstig is: uit Picardië, de omgeving van Lille. Zeeuws-Vlaanderen lag daar niet al te ver vandaan en was dus een logische keuze. Bovendien, zo las ik, waren er in de omgeving van Groede en Cadzand destijds veel landarbeiders nodig. Dus had je als hugenoot ervaring als boer, een veelvoorkomend beroep in Noord-Frankrijk, dan was je in de omgeving van Groede bijna zeker van een baan.
Groede
Wie zo’n 300 jaar later naar Zeeuws-Vlaanderen reist, treft daar nog steeds veel landbouwgrond aan. Het landschap oogt een tikje troosteloos, maar dat komt waarschijnlijk vooral door het weer: het wil maar niet stoppen met regenen.
Het dorp Groede wordt in de stamboom vaak genoemd en vormt dus een mooi startpunt van een speurtocht naar mijn roots. Het plaatsje blijkt een intiem en gezellig dorpsplein te hebben, met een grote kerk uit de dertiende eeuw in het midden en huisjes uit de zeventiende eeuw eromheen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het dorp lange tijd onder water gezet. Na 1612 werd het in recordtempo weer opgebouwd en bedijkt, waarna de overstromingen tot het verleden behoorden.
Leuk detail: bij de bouw van de dijken waren twee broers betrokken en wel de hoge ambtenaren Jacob en Cornelis Cats. Het is de reden dat er een standbeeld van de eerste –beter bekend als dichter– naast de kerk staat.
Dat standbeeld en de gezellige terrasjes zullen er eind zeventiende eeuw nog niet geweest zijn, maar het blijft een bijzonder idee dat de huizen die ik nú zie, er bij de aankomst van de hugenoten ook al stonden.
Waalse gemeente
De oude kerk vormt het middelpunt van het dorp. De eerste bouwactiviteit dateert van de late dertiende, begin veertiende eeuw. Bij de grote overstroming van 1375 verdwenen het dorp en de kerk in de golven. Later, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, gebeurde dat opnieuw. De kerk verviel tot een ruïne, maar werd erna opnieuw opgebouwd.
Op de huidige kerk hangt een plaquette, waarop wordt uitgelegd welke gevolgen de komst van de hugenoten had. Zij deden een verzoek om de kerk te gebruiken voor hun eigen diensten. Dat werd toegestaan. De zuidbeuk werd afgescheiden en tot 1808 gebruikt als Waalse kerk. In Waalse gemeenten is de voertaal nog altijd Frans. Dat we hier nog wel in Nederland zitten en niet in Frankrijk bewijst de deur van de kerk: die zit helaas op slot.
Wel geopend is de minibieb, een op een oude telefooncel lijkend hokje vol boeken, vlak naast de ingang van de kerk. Elk dorp in de omgeving blijkt er eentje te hebben. De grote hoeveelheid Franse boeken valt op: een hele plank vol. Over het protestantisme zelf is helaas niks te vinden.
Papvreters
Een bord op het plein verwijst ons naar de enig overgebleven bakkerij van het dorp. Daar verkopen ze zogenoemde papkoeken, waarvan het recept volgens de plaquette door de hugenoten naar Groede meegenomen is. De koeken leverden de inwoners de bijnaam ”papvreters” op.
De bakkerij hoort bij een miniopenluchtmuseumvan Het Vlaemsche Erfgoed. Er is nog maar één papkoek over; die nemen we. De koek, ook wel taart genoemd, blijkt een rondje van deeg, met een soort dikke romige vla erin.
Over de oorsprong van de koek doen verschillende verhalen de ronde. Een ervan bevat een link naar de hugenoten. Ze zouden het recept hebben meegenomen uit het noordwesten van Frankrijk, waar men ook een soort paptaart –”couque au riz”– maakt en eet. In de bakkerij vertelt de verkoopster een ander verhaal: volgens haar hebben Spaanse en Portugese soldaten de koeken tijdens de Tachtigjarige Oorlog in het dorp geïntroduceerd. Want ook in die landen eten ze gebak dat op de paptaart lijkt.
We slenteren nog even verder. Op zoek naar… ja, wat eigenlijk? Bekende namen, wellicht? De naambordjes in het dorp geven weinig prijs. Wel laat een tekoopbord van makelaar Tournois zien dat er hier wel degelijk Fransen zijn blijven wonen. En als we tijdens lunchtijd neerstrijken bij gasterij de Fonteyn? Dan bestellen we een croque monsieur.
Zie ook: het-vlaemsche-erfgoed.nl.
Serie Kustverhalen
Acht redacteuren reizen de Noordzee langs en komen allemaal met een persoonlijk verhaal terug. Vandaag: hugenoten in Zeeuws-Vlaanderen.