„Het gaat niet om stikstof, het gaat om onze grond”
Van generatie op generatie boerden de Steenbeeks en Van Ommerens aan de Schansweg bij Lunteren. „Maar over tien jaar is het klaar. Tenminste, als je zo’n rapport leest dat zegt dat alle boeren uit de Gelderse Vallei moeten verdwijnen. Ze zijn niet wijs.”
„Het zal zo’n vaart niet lopen”, relativeert Jan van Ommeren (32) direct zijn eigen woorden. „Aan de andere kant: dit soort nieuws heeft wél invloed.” De publieke opinie wordt gemasseerd, anti-boer, vindt de veehouder uit de buurtschap Nederwoud.
Alle beperkende maatregelen en dreigende rapporten ten spijt stapte hij in 2018 in een maatschap met zijn vader. „Mijn moeder heeft heel wat keren gezegd: Waar begin je aan?” Maar hij begon. Het boerenbloed sprak.
En dat doet het al generaties. Oma Van Ommeren (85) heeft het allemaal op een briefje geschreven: haar opa Gijsbert Steenbeek was 58 jaar toen hij in 1913 deze boerderij bouwde: een degelijke woning, met de deel ernaast. Het perceel werd toen gesplitst; eerdere generaties boerden hier ook al. Hoeveel, en hoe ver terug, dat weten de huidige eigenaren niet; een familielid is bezig met historisch onderzoek.
Met de hand
Gijsberts zoon, ook een Gijsbert, was vijftien toen zijn vader dit huis zette. Hij nam het bedrijf over, met de acht bunder grond die erbij lag. Zijn dochter hielp van jongsaf mee: „Melken met de hand. Ik dacht weleens: Ik wilde dat het er net zo makkelijk uitkwam als water uit de kraan. Moet je zien hoe dat vandaag gaat: de boer hoeft er niet eens bij te blijven als de koeien worden gemolken.”
Het meehelpen ging vanzelf. „Er waren geen jongens in ons gezin, en er was werk genoeg. Er werd niet gevraagd of je zin had.”
Die zin had ze overigens wel; „moeder is een echte boerin”, zegt haar zoon, die voluit ook weer Gijsbert heet. Ze bleef op de boerderij, ook toen ze met Hendrik Jan van Ommeren trouwde. Een boerenzoon; „dat kwam goed uit.” Vanaf 1959 bestierden ze de boerderij samen; de ouders Steenbeek woonden toen in de uitbouw die aan het huis was toegevoegd.
Bedrijven
De generaties kwamen en gingen. Ze waren boer en bleven boer. „Dat sprak vroeger vanzelf”, zegt oma Van Ommeren. „Als je geen boer werd, was er iets mis met je. Gelukkig kunnen jongeren tegenwoordig zelf een beroep kiezen.”
Gijs van Ommeren (59), de boer van nu, woont hier weer sinds 2000. Zijn ouders trokken toen naar Ederveen. Van zijn zes kinderen werd alleen Jan boer, nu in maatschap met zijn vader. „Maar de andere vijf doen allemaal wel iets wat met landbouw te maken heeft. Als de boeren moeten vertrekken, valt ook veel bedrijvigheid eromheen weg.” Volgend jaar komt Jan in het huis en willen zijn ouders op de verbouwde deel gaan wonen.
Weinig beperkingen
Opa Hendrik Jan –hij is nu 86– begon met twaalf koeien, een paar kalveren, een paar pinken, wat varkens en iets van vier- of zeshonderd kippen. Hij was in 1965 een van de eersten in de regio die een meststal voor zijn 120 varkens bouwde. In 1971 werd er een ligboxenstal voor de koeien aan toegevoegd. „Ik was ook een van de eersten met een tractor; we probeerden wel graag dingen uit.”
Er kwam een melktank; de bussen hoefden niet meer elke morgen aan de weg. Het was een andere tijd. Beperkingen, belemmeringen, die waren er allemaal niet. „Ging het goed, dan had je een paar beesten meer. Ging het minder, dan had je er wat minder.”
Opeens kregen de koeien een nummerplaatje in hun oren geknipt. Maar dat was voor de registratie, niet om de boer aan banden te leggen.
Er moest een hinderwetvergunning komen. „Dat liet vader aan mij over, hij wilde er niets mee te maken hebben”, zegt zoon Gijs. „We kregen er bijna ruzie over. Zonder die vergunning konden we niet verder, je móést wel. En het stelde eigenlijk niets voor.”
Er moest een mestboekhouding bijgehouden gaan worden. En er moest steeds meer. „Als je ziet wat je nu aan documenten produceert: gigantisch.”
Het melkquotum deed zijn intrede. „Het werd er allemaal een stuk krampachtiger door: op de peildatum zorgde je dat je je maximum aantal koeien had, want anders werd je voor het volgende jaar gekort. We werden een stuk fanatieker in ons werk.”
Zondebok
De Van Ommerens hebben 70 koeien en 6500 varkens op twintig bunder land. „Het grootste deel van het voer wordt op het eigen bedrijf gemaakt. Hierin verwerken we voor een groot deel reststromen uit de humane voedselproductie. Daardoor nemen we per saldo CO2 op, in plaats van dat we het uitstoten. Maar we houden het imago dat we belastend voor het milieu zouden zijn.”
Collega’s in de omgeving stopten, soms vanwege de overheidsmaatregelen, andere keren vanwege de financiële situatie. „Die markt, dat is een natuurlijke reden; daar kun je weinig aan doen”, zegt zoon Jan. De politieke besluitvorming is moeilijker te verteren.
Neem nu stikstof. „Alle boeren in Nederland hebben een milieuvergunning; er is precies bekend wat de stikstofuitstoot van hun bedrijf is. Die kun je dus makkelijk aanpakken. Bij de industrie is van nog geen kwart van de bedrijven de uitstoot bekend. Die worden ongemoeid gelaten.”
Om over andere stikstofuitbrakers nog maar te zwijgen, zegt Gijs. „Schiphol dat wordt gedoogd. Vliegveld Lelystad dat zonodig moet uitbreiden. Tata Steel dat door de GGD uit een longkankerrapport is geschrapt. Maar de landbouw is het zondebokje.”
Publieke opinie
De boer van de Schansweg houdt zich maar een beetje buiten alle discussies, zegt zijn vrouw. „Hij doet zijn werk in de schuur en bemoeit zich zo min mogelijk met het gedoe.”
Dat is met junior anders. „Ik werk in deeltijd in het voeradvies”, zegt Jan. „Dan kom je op veel bedrijven. Ik merk hoe hoog het de boeren zit.” En dat zit het hemzelf ook. „In oktober 2019 hadden we offertes voor een nieuwe schuur liggen. Toen kwam het eerste stikstofrapport. De bank zei: Ho, even pas op de plaats.”
Nieuwe rapporten volgden. „Er wordt bewust onzekerheid gecreëerd”, zegt de jonge veehouder. „Men laat een rapport bewust uitlekken, om de boel in de week te zetten. Ze zeggen eerst: De Gelderse Vallei moet leeg; voor boeren is geen plaats meer. Dan weet je zeker dat je tegengas krijgt. Je laat het sudderen en zegt: Een derde deel is ook wel genoeg. Dat herhaal je een aantal jaren later een paar keer en dan heb je je doel bereikt. Heel geraffineerd. De onzekerheid maakt het voor boeren onaantrekkelijk om door te gaan. En in de publieke opinie krijgt de agrarische sector een negatief imago.”
Dat is ook bedoeling, denkt Van Ommeren: „Het gaat niet om stikstof, het gaat in wezen om de landbouwgrond. Die is nodig om er huizen op te bouwen. Die nieuwbouwwijken stoten ook stikstof uit, maar daar hoor je niemand over.”
De Nederlandse stikstofnorm is onevenredig streng, zegt de Lunterse boer. „Op een kaartje was pas te zien dat een deel van Oost-Nederland rood kleurde. Het gebied net over de grens was blauw. Niet omdat daar minder stikstof wordt uitgestoten, maar omdat de Duitsers een soepeler norm hanteren.”
De boeren verdrijven uit gebieden als de Gelderse Vallei strijdt volgens Van Ommeren met alle logica. „Het is de beste landbouwgrond ter wereld. Als hier geen voedsel mag worden geproduceerd, leg dat dan maar eens uit in gebieden waar nauwelijks iets groeit.”
De drie generaties Van Ommeren zijn er zomaar niet over uitgepraat. Op de tractor richting Den Haag zitten ze deze woensdagmorgen niet. „Daar moeten we ons heil niet zoeken. Al is het wel een worsteling, want het is goed dat de boeren een signaal afgeven. Het is zo oneerlijk wat er over de agrarische sector wordt gezegd.
Je moet er wel voor waken dat de problemen je gaan beheersen. Ons werk is niet ons hoogste doel. Maar het is wel een belangrijk deel van ons leven. En dat staat steeds meer onder druk.”