Honger onder Mao? Daarover mag je in China niet praten
Wie in China zwarte bladzijden in de geschiedenis van de Communistische Partij beschrijft, loopt het gevaar achter slot en grendel te belanden. President Xi Jinping ziet in „historisch nihilisme” een groot gevaar voor de toekomst van de partij.
Staand boven een gigantisch portret van oud-partijleider Mao Zedong prees president Xi Jinping deze week de grote verworvenheden van de Communistische Partij (CCP). Xi maakte duidelijk hoe de partij de levens van honderden miljoenen burgers verbeterde en hun weer zelfvertrouwen gaf. De snelle economische groei die China de laatste decennia doormaakte, verbond hij direct met het leiderschap van de CCP. „Het succes van China hangt af van de partij.”
De onderliggende boodschap is: Kom dus niet aan de partij. Kritiek op het huidige functioneren van de partij is niet welkom, maar kritiek op het verleden evenmin. De officiële geschiedschrijving moet de staat en de partij dienen en daarin is voor zwarte bladzijden geen plaats. Dus is Mao een held, die tijdens de feestelijkheden geëerd wordt als groot leider.
Er zijn intussen nog genoeg Chinezen die kunnen navertellen hoe desastreus een project als de Grote Sprong Voorwaarts, dat Mao in 1958 introduceerde, uitpakte. De gedwongen collectivisering van de landbouw en een staatsmonopolie op de graandistributie leidde tot een hongersnood waarbij tientallen miljoenen Chinezen omkwamen. Daarop volgde vanaf 1966 een tijd van harde repressie, die te boek staat als de Culturele Revolutie. Tot Mao’s dood in 1976 kostte deze episode aan nog eens honderdduizenden mensen het leven.
Schrikbeeld
Er zijn perioden geweest waarin er meer ruimte was om kritisch op het verleden terug te kijken. Onder het bewind van de Chinese leider Deng Xiaoping (1978-1989) bestempelde de partij de Culturele Revolutie in 1981 nog officieel als „een grote fout.”
Xi heeft eveneens erkend dat de partij in het verleden fouten heeft gemaakt, met name tijdens de Culturele Revolutie. Tegelijk strijdt hij tegen een open, dus ongeleide, publieke discussie daarover. Xi’s schrikbeeld is de ondergang van de Sovjetunie in 1991. Die zou al in 1956 zijn ingezet met de openlijke kritiek die de Russische president Nikita Chroesjtsjov (1953-1964) uitte op de wreedheden van zijn voorganger Josef Stalin. Een dergelijk scenario wil Xi koste wat het kost voorkomen.
De CCP voert daarom onder Xi een actieve strijd tegen „historisch nihilisme”, zoals elke afwijking van de officiële geschiedschrijving in China heet. In de aanloop naar het 100-jarige verjaardagsfeestje is de intensiteit van die strijd stevig opgevoerd. Zo opende de partij in april een officieel meldpunt voor negatieve berichten over de geschiedenis van de CCP op internet. In mei maakte internetwaakhond CAC bekend dat sindsdien al meer dan 2 miljoen berichten met „schadelijke” inhoud over de geschiedenis van de CCP waren verwijderd.
Een melding is snel gedaan. Weibo, de Chinese variant van Twitter, kent bijvoorbeeld een knop waarmee gebruikers „schadelijke content” kunnen rapporteren. Tussen de categorieën die het keuzemenu meldt (zoals ”terrorisme” of ”religieus verzet”), staat sinds begin dit jaar ook ”historisch nihilisme”.
Laster
Historisch nihilist ben je in China gemakkelijk. Een incident van enkele jaren terug illustreert de smalle marges van historisch onderzoek in China goed. Het tijdschrift Yanhuang Chunqiu publiceerde in 2013 een artikel waarin historicus Hong Zhenkuai vragen stelde bij onderdelen van de reguliere levensverhalen van vijf beroemde Chinese revolutionaire strijders. Het ging om de zogenoemde helden van de Berg Langya, die tussen 1937 en 1945 tegen de Japanners vochten en uiteindelijk van een berg afsprongen om te voorkomen dat ze in handen van de vijand zouden vallen. Zhenkuai zette vraagtekens bij de exacte locatie waar de strijders volgens de gangbare verhalen naar beneden sprongen.
„Laster”, oordeelde een rechter drie jaar later. Zijn these „bracht schade toe aan het nationale en historische gevoelen van de burgers”, motiveerde hij. Die gevoelens zijn nog altijd belangrijker dan waarheidsvinding.