Onderwijs weet wel raad met zak met geld
In recordtempo tuigden onderwijsinstellingen de afgelopen maanden een programma op voor de besteding van de vrijgekomen extra onderwijsmiljarden. Vijf scholen bieden inzicht in hun plannen.
Een miljardeninjectie. Zo kan het in februari gepresenteerde Nationaal Plan Onderwijs (NPO) met recht genoemd worden. In totaal gaat de komende twee jaar zo’n 5,8 miljard euro extra naar het basis- en voortgezet onderwijs – gemiddeld zo’n 700 euro per leerling. Nog eens 2,7 miljard gaat naar het hoger en wetenschappelijk onderwijs. „Het land zat misschien wel op slot, maar met dit programma blijft jullie toekomst open”, zo stak minister Slob bij de lancering van het NPO scholieren en studenten een hart onder de riem. Het geld moet scholen in staat stellen de gevolgen van de coronacrisis voor de ontwikkeling van leerlingen op te vangen.
Alle uitgaven die scholen met het NPO-geld doen, moeten passen binnen een in mei gelanceerde menukaart. Die biedt 23 opties – variërend van kleinere klassen en langere schooldagen tot extra personeel en brede brugklassen.
Naast lof kreeg het NPO de afgelopen maanden ook kritiek. Zo stelden diverse onderwijsclubs dat scholen te weinig tijd hebben om een goed plan op te stellen. Verder vinden critici uit onderwijs, wetenschap en politiek dat twee jaar te kort is om het bedrag zinvol te besteden.
Daarnaast luidden diverse onderwijsorganisaties de noodklok over het feit dat een deel van het NPO-geld terecht zal komen bij particuliere huiswerk- en bijlesbureaus. Scholen geven daardoor –al dan niet gedwongen door het lerarentekort– een deel van hun onderwijs uit handen. Onderwijsminister Slob maande scholen om externe partijen zoveel mogelijk op afstand te houden.
De onderwijsinspectie riep in april op de gelden ook te gebruiken om het onderwijs grondig te renoveren. De Onderwijsraad kwam in juni met het advies om het NPO te verbinden met structurele investeringen in het onderwijs.