Familie Nagtegaal uit Leersum: Wonder dat we zijn gespaard
Ze kregen de schrik van hun leven. Een verwoestende valwind rukte vrijdag het dak van het huis van de familie Nagtegaal in Leersum. „Het is een groot wonder dat we er nog zijn.”
„Kijk”, wijst vader A. E. Nagtegaal (56) maandag naar stukken board en een hoop verpulverde dakpannen tussen gesneuvelde bomen. „Dit zijn delen van ons dak.” De restanten liggen op tientallen meters afstand van zijn vrijstaande woning aan de Groenoordlaan, zo’n beetje op het hoogste punt in het noorden van Leersum.
Wat Nagtegaal, ouderling in de oud gereformeerde gemeente van Leersum, wil benadrukken: „De Heere heeft ons gespaard. We hebben door onze zonden veel erger verdiend dan ons nu is overkomen.”
Draaikolk
Er heerst in de late vrijdagmiddag in huize Nagtegaal aanvankelijk een blijde sfeer. Dochter Elouise (18) is geslaagd voor toelatingstoetsen voor de pabo-opleiding aan de Driestar in Gouda. Rond half zes slaat de stemming om. Door het grote raam vlakbij de eettafel ziet moeder Claudia Nagtegaal (54) een soort grijze draaikolk naderen. „Er klonk een enorm kabaal. Een geluid als van een geweldige, gedreven wind, zoals je leest in Handelingen 2. Het was beangstigend.”
Vader, moeder en dochter haasten zich weg van de tafel bij het raam. Moeder, Psalm 142 citerend: „Ik had een gevoel van: „’k Wou vluchten, maar kon nergens heen.” Het was chaos.” Dochter Elouise: „Ik dacht: Wat gebéurt hier? Waar ben ik nog veilig?”
De complete buitenlaag van het dak is weggeslagen. Zonnepanelen en duizenden dakpannen liggen aan stukken. Het rondvliegende puin beschadigt onder meer de drie auto’s van de familie. Doordat twee dakkapellen zijn verwoest, gutst het regenwater naar binnen en slaan hagelstenen als pingpongballen tegen de parketvloer. In een oogwenk staat er enkele centimeters water op. Het natuurgeweld duurt een paar minuten.
Vader: „Het is een groot wonder dat we er nog zijn. Wij vinden het zo gewoon dat we een dak boven ons hoofd hebben, maar we hebben nergens recht op. Ik dacht afgelopen dagen aan de woorden van de Heere Jezus: „De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge.”
Dekens
De verbouwereerde familieleden proberen zo goed en kwaad als dat gaat het binnengestroomde water weg te krijgen. „We legden dekens en dekbedden op de parketvloer”, zegt moeder.
Hulp komt vrijwel meteen op gang. „Onze schoonzoon Marius mobiliseerde direct hulp. Gemeenteleden, collega’s, vrienden en buren boden hun diensten aan. We konden niet eens van elk aanbod gebruik maken.”
Moeder: „De wegen naar ons huis waren versperd door omgevallen bomen. Dus kwamen helpers lopend naar ons toe. Met materialen, zoals een stuk zeil, onder de armen.”
Van slapen komt het in de nacht van vrijdag op zaterdag niet veel. Dochter Elouise brengt die nacht elders bij een zus door. „Ik vertrouwde het niet. Toen ik bij ons thuis een stekker uit het stopcontact haalde, stroomde het water eruit.”
„Ik leef eigenlijk nog in een roes”, zegt moeder Nagtegaal, terwijl ze op haar telefoon foto’s van de ravage laat zien. „Ik heb ervaren hoe nietig een mens is. Je bent maar een speldenknopje.”
Kerk
Wonderlijk genoeg is het uitzicht vanuit de naast bos gelegen woning drastisch veranderd. Voorheen versperden hoge bomen een al te weids panorama. Nu complete bospercelen tegen de vlakte zijn gegaan, kan het gezin vele kilometers ver kijken. „We zien nu de torenspits van onze kerk”, zegt vader.
De zondag na het noodweer zal de familie niet snel vergeten. Tussen takelwagens en hoogwerkers door loopt ouderling Nagtegaal naar de kerk, op zo’n kilometer afstand van hun woning. Met het oog op de calamiteit kiest hij een preek van de Middelburgse predikant Bernardus Smijtegelt (1665-1739) over psalm 104. Daar wordt de majesteit van God beschreven. „Die op de vleugelen des winds wandelt”, vermeldt het derde vers. „Smijtegelt is verrassend actueel. Hij citeert Jona: „lk weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil overkomt.” Er gaat een enorme sprake Gods uit van het natuurgeweld in Leersum, net als van de coronapandemie.”
Het natuurgeweld leidde tot een bijzonder gesprek met een niet-kerkelijke buurtbewoonster. Moeder: „De vrouw zag dat we naar de kerk gingen en vroeg: „Halen jullie daar troost uit en teren jullie daar een week op?” „Ja”, zei ik, „daar halen we troost uit. We weten dat God alles bestuurt.” Ik vertelde dat mijn man een preek had gelezen over Psalm 104.” Waarop de buurtbewoonster antwoordde: „Ik heb nog een oude Bijbel thuis liggen en ga die Psalm straks lezen.”
Of een verzekeraar de schade gaat vergoeden? „Ik denk het niet”, schat vader Nagtegaal in, terwijl hij om zijn gehavende woning loopt. „Maar over materiële schade wil ik het liever niet hebben. Het gaat erom wat de Heere ons te zeggen heeft. Ik denk aan de indrukwekkende laatste woorden van de preek van Smijtegelt. Hij spreekt over een verzekerde woning: „Vromen, houdt maar moed, spoedig zult gij komen, waar het niet meer stormen zal, waar al de orkanen zullen ophouden, waar gij eeuwig in een woonplaats der vrede zult wonen, in welverzekerde woningen, en in stille, geruste plaatsen.””