Een groot deel van de Nederlandse bevolking is al eens op een coronabesmetting getest. De ene bevolkingsgroep stapt echter vaker naar de teststraat dan de andere.
Werknemers (van hen is 48 procent al eens bij een GGD getest) en kinderen, scholieren en studenten (43 procent) hebben zich het meest laten testen, gepensioneerde ouderen het minst (20 procent). In de groep vanaf 18 jaar hebben laagopgeleiden (29 procent) en mensen met een bijstandsuitkering (24 procent) zich aanzienlijk minder vaak op besmetting met het Covid-19-virus laten testen dan hoogopgeleiden (45 procent) en mensen met een baan (48 procent). Van mensen met een eigen auto werd een hoger percentage getest dan van mensen die geen auto hebben.
Sommige groepen stappen dus minder vaak naar een testlocatie. Of er bij hen sprake is van minder klachten óf dat de bereidheid om zich te laten testen kleiner is, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek niet uitgezocht.
Hoe groot nu echt het percentage Nederlanders is dat zich al eens heeft laten testen, wordt ook niet duidelijk uit het onderzoek waarvan het CBS de resultaten deze maandag openbaar maakte. De onderzoekers bekeken alleen de gegevens van de periode tussen 1 augustus 2020 en medio april dit jaar, en dat is achtenhalf van de zestien maanden dat de pandemie zich inmiddels in Nederland doet gelden. Het was de periode van de tweede golf, en de derde, dus er werd veel getest.
Het onderzoek –uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid– geeft overigens ook over die periode geen volledig beeld, want het heeft alleen betrekking op mensen die bij een GGD een test lieten afnemen. Er werden echter ook mensen getest bij de huisarts of in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Of bij commerciële bureaus die –tegen forse bedragen– testen afnemen om, bijvoorbeeld, te kunnen reizen. Veel zorgmedewerkers zijn getest in de instelling waar ze werken. Aantallen zijn niet bekend.
Alleen al bij de GGD’en werden in de onderzochte periode 11,3 miljoen coronatesten afgenomen, en die geven wel een indicatie van de verschillen tussen bevolkingsgroepen. Het betrof 6,7 miljoen mensen. Dat is 38 procent van de Nederlandse bevolking. Van hen heeft 59,6 procent zich één keer laten testen, 24,5 procent twee keer en 15,9 procent drie of meer keren. Soms zelfs vaak, als ze verkoudheidsverschijnselen hadden of als hun beroepssituatie er aanleiding toe gaf: wéér naar de teststraat.
Kinderen
In de helft van de Nederlandse huishoudens is weleens iemand op corona getest bij een GGD. De meesten konden opgelucht ademhalen vanwege een negatieve uitslag, maar 17 procent van alle bij de GGD geteste personen in deze periode heeft minstens één keer een positieve testuitslag gehad – die dus negatieve gevolgen had. Ze moesten in quarantaine: thuisblijven, afwachten, hopen dat het meevalt. Hoevelen van hen doktershulp nodig hadden, is niet uitgezocht.
Jongeren (12 tot 18 jaar) en jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) lieten zich het meest testen. Onder onderwijsmedewerkers was het percentage testen het hoogst (63), ook al waren scholen vaak voor een groot deel dicht. Onderwijspersoneel krijgt dan ook voorrang als het een test aanvraagt. Voor de basisschoolkinderen zelf geldt sinds 6 januari het advies zich te laten testen bij verkoudheidsklachten of als ze met een besmet persoon in contact kwamen.