Buigen of woest worden: refo’s in een seculiere samenleving
Rellen in christelijke dorpen. Protesten tegen mondkapjes of avondklok. En kerkgangers die hun eigen gang gaan. Neemt het ontzag voor de overheid ook in reformatorische kring af?
We staan vanouds bekend als bijzonder gezagsgetrouw, wij christenen uit de gereformeerde traditie. Sterker, we vinden dat het de verkeerde kant opgaat met de samenleving als mensen zich niet meer door overheden laten gezeggen. We kijken kritisch naar losgeslagen medeburgers die vinden dat ze zichzelf wel tot wet mogen zijn, en we belijden volmondig dat er in onze tijd sprake is van een grote gezagscrisis. En als we dat zeggen, bedoelen we dat het iets heel fouts is om geen gezag te erkennen.
Maar het wordt, zoals altijd, ingewikkeld als het over onszelf gaat. Als de overheid regels maakt waar wíj het niet mee eens zijn. Dan ligt de zaak ineens genuanceerder.
De laatste tijd zijn verschillende reformatorische kerken, dorpen en gemeenschappen op een ongunstige manier in het nieuws gekomen. Ze houden zich niet aan de regels van de overheid, of aan de regels die de meerderheid in onze samenleving gepast vindt.
Is er dus ook bij reformatorische christenen sprake van een afnemend ontzag voor de overheid, zoals sommigen geloven? Of zijn de verhalen over agressieve refo’s vooral uitzonderingen op de regel, zoals anderen denken? Ligt het aan de intolerante, radicaliserende wereld om ons heen, dat orthodoxe christenen de behoefte voelen om –letterlijk of figuurlijk– van zich af te slaan? Of is er eigenlijk helemaal niets nieuws onder de zon?
Allerlei deskundigen hebben de afgelopen weken in allerlei kranten en radioprogramma’s hun licht over dit probleem laten schijnen. Hun verklaringen varieerden van „De reformatorische gemeenschap voelt zich niet begrepen” tot „De Biblebelt radicaliseert.” Het is dus wel belangrijk om eens op een rijtje te zetten welke factoren allemaal een rol zouden kunnen spelen, als we het hebben over reformatorische christenen in verhouding tot de overheid en de samenleving.
1 Coronastress
De eerste verklaring van de recente ongeregeldheden is de simpelste: stress. Iedereen heeft last van de huidige omstandigheden, en onder druk worden mensen prikkelbaar. Krijgen ze korte lontjes. Doen ze soms dingen die ze normaal niet zouden doen, omdat ze –gestrest als ze zijn– niet goed kunnen relativeren of rustig blijven.
Mensen voelen zelf trouwens lang niet altijd dat ze last hebben van zulke spanningen, want iedereen denkt graag van zichzelf dat hij kalm en stressbestendig en veerkrachtig is. Maar ondertussen vreet die onbewuste spanning wél aan de mensen, op de een of andere manier. Daardoor voelen ze zich sneller aangevallen dan normaal, reageren ze veel geïrriteerder dan nodig is of laten ze zich verleiden tot woedende protesten. Soms slaan ze er zelfs op los – want niet iedereen is in staat om conflicten met woorden op te lossen.
Zoals Trouw-columnist Sylvain Ephimenco vorige maand schreef: „Door de schaarse berichten hierover zou je het misschien niet denken, maar toch is er in Europa een groeiende onderhuidse beweging die naar de oppervlakte hunkert. Een golf vol frustraties, rebellie, ontkenningen en moeheid die na een jaar coronabeperkingen aan de wortels van nationale overheden knaagt en hun autoriteit betwist.”
Het is iets wat de hele samenleving treft, een gevoel dat breed leeft. En het gaat de gereformeerde gezindte niet voorbij.
2 Plattelandscultuur
Dat een deel van de Biblebeltbevolking de neiging heeft de wetten naar eigen hand te zetten, heeft vaak meer te maken met oeroude plattelandstradities dan met ”reformatorisch” of ”kerkelijk” zijn. Denk maar aan al die plaatsen waar het sinds jaar en dag gebruikelijk is dat er zich tijdens de oudejaarsnacht heftige taferelen ontrollen. Veel van die plaatsen horen bij de Biblebelt, sommige ook niet.
Je kunt zeggen: het heeft iets te maken met het minderwaardigheidsgevoel van het platteland ten opzichte van de stad, met slechtere mogelijkheden voor werk en opleiding – problemen die ook in de volkswijken van grote steden spelen. En dat is ook zo. Tegelijkertijd zit de houding van ”We gaan hier graag onze eigen gang” dieper. Die komt vooral voort uit een oude plattelandstraditie, waarin de opvattingen en regels van de eigen (dorps)gemeenschap belangrijker zijn dan wat de landelijke overheid vindt of meent te kunnen opleggen.
Nog tot ver in de 17e eeuw was het bijvoorbeeld in veel dorpen de gewoonste zaak van de wereld dat boeren of vissers de gelederen sloten, zodra er iets ernstigs aan de hand was. Er werd op het platteland veel gevochten en het gebeurde geregeld dat daarbij zelfs doden vielen, maar als het even kon werd de overheid daar niet bij gehaald. Zelfs doodslag werd gezien als een probleem dat twee families –die van de dader en die van het slachtoffer– met elkaar moesten oplossen. Zonder inmenging van hogere instanties.
In de loop van de eeuwen heeft de landelijke overheid ook op zulke plattelandsgemeenschappen meer grip gekregen. Maar iets van de oude mentaliteit is nog altijd zichtbaar. Generaties lang heeft zich in deze dorpen een houding gevormd van ”niet zeuren maar zelf je problemen oplossen”. Dat betekent óók dat je de regels die de overheid in het verre Den Haag uitvaardigt, met een korreltje zout neemt. Als je zelf niet ziet wat de meerwaarde van die regels is, dan hoef je je er ook niet aan te houden.
Zo bekeken heeft een gebrek aan ontzag voor de overheid niets te maken met ”nieuwe ontwikkelingen” of ”moderne manieren van denken”, maar is het juist een teken van traditionalisme en conservatisme, van vasthouden aan oude gewoonten en plattelandsgebruiken. Gewoonten die juist in tijden van crisis hardnekkig de kop opsteken.
3 Groeiende kloof
Reformatorische mensen voelen zich steeds meer paria’s in eigen land, zei hoogleraar religiegeschiedenis Fred van Lieburg vorige maand in Trouw. Dat paria-gevoel is er altijd enigszins geweest, het gevoel van ”de wereld begrijpt ons toch niet” en het daaruit voortvloeiende wantrouwen ten opzichte van de overheid en de media. Misschien heeft het zelfs nog wel te maken met het trauma uit de 19e eeuw, toen de overheid de samenkomsten van de afgescheidenen verbood.
Maar de emoties worden groter naarmate de kloof tussen seculier en orthodox-christelijk Nederland groeit. Van Lieburg over reformatorische mensen: „Zij ervaren steeds meer antipathie, en steeds minder begrip voor hun opvattingen, over het homohuwelijk en over vaccinatie bijvoorbeeld. Er zit een diepe angst achter, vooral sinds de Paarse kabinetten, dat hun manier van leven alsmaar ingeperkt wordt. Dat ze hun overtuigingen niet meer kunnen uiten.”
In een interessant artikel op de website socialevraagstukken.nl vult Wim Dekker, lector informele netwerken aan de Christelijke Hogeschool Ede, het rijtje voorbeelden moeiteloos aan: „Woede, hoon en zwaar beschuldigende kwalificaties klonken (…) aan het adres van reformatorische scholen vanwege hun intolerante houding ten opzichte van homoseksuele leerlingen en de ongepaste manier waarop met het vertrouwen van deze leerlingen was omgegaan op een school in Gorinchem. Direct gevolgd door het dreigement artikel 23 af te schaffen en zo reformatorischen te beroven van hun eigen scholen. (…) Een deel van de reformatorischen heeft principieel moeite met vaccinatie. Ze zien de bui al hangen. Spot en uitsluiting omdat zij niet gevaccineerd zijn worden al gevoeld. Om nog maar niet te spreken van de koopzondagen, de weigerambtenaar of de blikken van ontzetting als je de geboorte van je achtste kind komt aangeven.”
Dat de kloof tussen reformatorische christenen en de rest van de samenleving groter wordt, is dus een feit. Dat leidt aan weerskanten tot vijandbeelden. De seculiere meerderheid vervalt makkelijk in een neerbuigende houding, die soms leidt tot minachtend gedrag, spot, verwijten, uitsluiting en haat. En de reformatorische minderheid reageert daarop met een slachtofferhouding –”Een ware christen kent altijd vervolging”– die soms gepaard gaat met boosheid, wantrouwen, complotdenken, angst en verzet.
Die negatieve gevoelens strekken zich ook uit tot de overheid. De grote vraag is immers: zal de overheid –vanuit de principes waarop onze rechtsstaat gebaseerd is– minderheden blijven beschermen? Of is ze vooral een vertegenwoordiger van de niet-christelijke meerderheid?
4 Gezagscrisis
Dat reformatorische mensen vanouds als gezagsgetrouw gezien worden, heeft te maken met hun traditie. Calvijn heeft veel geschreven over het gezag van de overheid, en hij laat er geen misverstanden over verstaan: ook een slechte overheid moet je gehoorzaam zijn. Alleen als bepaalde wetten rechtstreeks tegen Gods geboden ingaan, hoeft dat niet. Maar verder hebben gewone burgers een tiranniek bewind slechts geduldig te verdragen. De overheid is een door God gegeven instelling, die we niet mogen minachten.
Dat die traditie een eeuw geleden nog volop leefde, blijkt wel uit de omstreden standpunten van ds. G. H. Kersten en andere bevindelijke predikanten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij waren zó van Calvijns visie doordrongen –dat een gelovig mens ook een slechte overheid te allen tijde gehoorzamen moet– dat ze niet zagen wat er in hun eigen tijd wérkelijk gebeurde. Ze dachten dat het volk moest ”buigen onder de oordelen” en zich niet tegen de Duitsers verzetten – zelfs niet bij Jodenvervolging en andere misdaden van de bezetter.
Maar in deze nieuwe eeuw lijkt er ook onder de bevindelijken een andere wind te waaien. De geschiedenis heeft ons geleerd dat té grote gehoorzaamheid veel schade kan doen. En we beseffen dat Calvijns visie, afkomstig uit een standensamenleving (waarin alleen de lagere overheden het recht hebben de hogere tot de orde te roepen), niet een op een overgezet kan worden naar onze tijd. Maar ook het hele idee van ”respect voor de overheid, zelfs als die overheid dingen verkeerd doet” lijkt steeds vreemder te worden. Tanend overheidsgezag vinden wij algauw de schuld van een falende overheid die dat gezag niet verdient.
De nieuwe generaties refo’s zijn mondiger geworden, zelfbewuster. Ze hebben weinig meer van het beschroomde, het ootmoedige, het ietwat onderdanige van de bevindelijke ”kleine luyden” van vroeger. Net als de rest van Nederland denken ze al snel dat ze het beter weten dan de burgemeester, de premier, de gezaghebbende deskundigen of hun eigen leidinggevende. En daarin tonen ze zich kinderen van de 21e eeuw, waarin het traditionele, patriarchale gezag vrijwel heeft afgedaan.
5 Gekrenkte eer
De laatste verklaring voor de piepende en krakende (gezags)verhoudingen in onze samenleving is de oudste van de wereld: een gerichtheid op eigen eer en eigen belang. Bij christenen en niet-christenen.
Natuurlijk, er is van alles mis in dit land en met het beleid, en het is prima om daar af en toe de vinger bij te leggen. Ook de overheid bestaat uit mensen die dingen fout kunnen doen en bij wie (politiek) eigenbelang soms een grote rol speelt – we mogen dus best kritische burgers zijn of voor onze belangen opkomen. Maar wat het risico is van voortdurend zien en zeggen wat er allemaal misgaat in de buitenwereld: dat je vergeet de blik naar binnen te slaan.
Juist als christen kun je immers snel in de verleiding komen om te zeggen: „Onze samenleving en onze overheid trekken zich niets van Gods wetten aan, daar hoeven we dus niet naar te luisteren, we moeten God altijd meer gehoorzaam zijn dan de mensen.” Hoe waar dat laatste ook is, de vraag blijft hoe en wanneer je die tekst precies moet toepassen – alleen al de discussie binnen de kerk over aantallen kerkgangers per dienst liet het afgelopen jaar zien hoe ingewikkeld dat is.
Misschien begint het hier wel mee: dat je eerst eens kijkt welke drijfveren er verscholen zitten onder je eigen boosheid. Zelfonderzoek is tenslotte een wezenlijk element van het christenleven. Dat is niet alleen goed voor je ziel, het is ook een beproefde methode om met gespannen situaties om te gaan. Natuurlijk wil je op de bres staan voor rechtvaardigheid als je vindt dat overheid of samenleving je niet goed behandelen. Maar veranderen kun je de situatie niet altijd – en dan helpt het soms om na te denken over je eigen manier van omgaan met die situatie.
Het is de laatste tijd best moeilijk om de verhitte reacties op gebeurtenissen in de Biblebelt te lezen. Op de sociale media ontstaat vaak één groot kluwen waarin woorden als ”domme boeren”, ”reliwappies”, ”religekkies”, ”inteelt” en ”achterlijk volk” herhaaldelijk terugkomen. Zelfs als het niets met kerk of geloof te maken heeft – er hoeft in Lunteren maar een journalist aangevallen te worden of de kerk heeft het gedaan. Dat laat zien dat bij veel mensen van alles door elkaar loopt: minachting van het platteland, minachting van praktisch opgeleiden, minachting van kerk en geloof.
Natuurlijk heb je dan de neiging om woest te worden. Om erop te slaan. Om even cynisch en neerbuigend terug te gaan doen. Om haastig uit te leggen dat Urk en Krimpen echt uitzonderingen zijn in de reformatorische wereld, die helemaal niets met jou van doen hebben. Of, dat kan ook, om jezelf een vervolgde martelaar te gaan voelen en je af te keren van de samenleving. Het heeft allemaal te maken met je miskend voelen, in je eer gekwetst zijn, gebrek aan respect ervaren, je niet serieus genomen voelen door de rest van Nederland. En het is logisch dat je degenen die jou dat aandoen, als je vijanden gaat zien.
Maar ja, dat is gewoon je eigen eergevoel, dat heeft niets met geloof te maken. En met dat eergevoel maakt de Bijbel korte metten. We weten immers allemaal wat je met je vijanden moet doen, volgens de Bergrede.
Luistertips
De ongelooflijke podcast met Bart Jan Spruyt en Stefan Paas
Peter Schalk, Almatine Leene en Tom de Nooijer bij Op1.