Zicht op Goelagkampen drukt mijn gemoed
De schoonheid van het bos om me heen ben ik direct vergeten. Als de autobus het bord ”gevangenzone” voorbijrijdt, dringt zich een onbehaaglijk gevoel op. Twee werkkampen passeert de bus, rijdend door de Russische deelrepubliek Mordovië, op 440 kilometer ten zuidoosten van de Russische hoofdstad Moskou. Prikkeldraad, hekken, wachttorens en barakken geven de bosomgeving een grimmig karakter.
De twee kampen behoorden tot Stalins beruchte Goelagkampen. Toen werden gevangenen gebruikt als werkslaven van de Sovjetindustrie. Ze groeven kanalen, bouwden steden in koude oorden. De dood keek over elke schouder mee.
Schrijfster Anne Applebaum van het boek ”Goelag: Een geschiedenis” schat dat tijdens de Stalinjaren tussen 1929 en 1953 zo’n 18 miljoen gevangenen de poorten van de Goelagwerkkampen, verspreid over de Sovjet-Unie, passeerden. Vierenhalf miljoen keerden niet terug.
Tegenwoordig zijn de kampen nog steeds in gebruik. Al zijn ze niet meer zo wreed. Critici van president Vladimir Poetin kunnen rekenen op een ticket naar een kamp ergens in het reusachtige Rusland.
Kremlinopposant Aleksej Navalni is veroordeeld tot 2,5 jaar strafkamp. Hij belandde achter prikkeldraad bij Vladimir, op honderd kilometer van Moskou. Navalni –hij zit in hongerstaking waardoor voor zijn leven wordt gevreesd– omschreef het als een „concentratiekamp.”
Oligarch Michail Chodorkovski zat opgesloten in Oost-Siberië en later in de regio Karelië bij de Finse grens. Nadezjda Tolokonnikova van de feministische Russische punkband Pussy Riot kwam terecht in een vrouwenkamp bij Partsa, het dorp dat ik toentertijd bezocht. In gevangenkolonie nummer veertien naaide ze legerkleding.
Met ontbloot bovenlijf zit de 64-jarige Fjodor voor zijn houten huis. Hij werkte als bewaker bij verschillende kampen in Partsa. Verderop ligt een kamp voor buitenlanders, zegt hij. Zij zitten daar wegens drugshandel of het plegen van een moord.
In Partsa bevinden zich twee vrouwenkampen. Zijn 20-jarige neef Dmitri komt naast hem zitten. „Als je hier woont, groei je op met kampverhalen.”
De 3000 bewoners van Partsa kunnen niet om de kampen heen. De wachttorens vormen de skyline van het dorp. De woningen kijken uit op de barakken. Met zijn werkkleding aan krijgt een kampbewaker een lift. In de overvolle bus naar Partsa zitten twee geblokte vrouwelijke kampbewakers in hun blauwe camouflageuniform met kort haar onder hun legerpet.
Het zicht op de kampen drukt mijn gemoed. Hoe moet daarbinnen de sfeer dan wel niet zijn? Alleen al de muggen vormen een plaag. Ze slaan overdag toe bij een temperatuur van 30 graden.
De omgeving weerhoudt de in Partsa geboren 56-jarige Tatjana er niet van om te verhuizen. Ze ijsbeert bij kolonie 13, terwijl ze op haar baas wacht. ,Ik ben een paar keer in Saransk (de hoofdstad van Mordovië, FA) geweest. Verder heb ik Partsa nooit verlaten. Waarom zou ik? Dit is mijn grond. Ik hoef hier niet weg.”