Hoewel we middenin een ‘derde golf’ zitten, lijkt het einde van de crisis in zicht. Dat betekent dat we verwachten dat in de meeste bedrijfstakken de omzet eind dit jaar of uiterlijk volgend jaar weer minimaal op het niveau van 2019 ligt.
Maar wanneer productie en omzet weer op het oude niveau zijn, zijn daarmee nog niet alle problemen achter de rug. De corona-nasleep zal lang voelbaar blijven, zowel fysiek als financieel. Denk bijvoorbeeld aan de mensen die nog lang na een doorgemaakte corona-infectie allerlei fysieke klachten houden. En financieel zijn veel ondernemers ook een stuk minder fit.
Velen ondernemers zullen nog jarenlang een flinke schuldenlast op de schouders meetorsen. Alleen al aan uitgestelde belastingen stond de teller eind februari op bijna 17 miljard euro, waarvan circa 11 miljard voor mkb-bedrijven.
Daarnaast hebben banken extra leningen verstrekt, en voor ruim 3 miljard aan betaalpauzes verleend. Daar komen betalingsregelingen met leveranciers of verhuurders nog bij. Bedrijven met een toekomstbestendig bedrijfsmodel kunnen de schade uiteindelijk wel weer inhalen, mits zij voldoende tijd krijgen. Want grote en snelle terugbetalingen kunnen een ondernemer alsnog over de kop jagen en maken het vrijwel onmogelijk om te investeren.
Ook met extra tijd kijken sommige ondernemers tegen een onmogelijke schuldenberg aan. Daarom is het goed dat er sinds dit jaar een regeling is voor schuldsanering (WHOA): als de meeste schuldeisers akkoord gaan met gedeeltelijke kwijtschelding, dan kan de rechter deze deal ook aan de overige schuldeisers opleggen. Toch zal er ook een groep bedrijven zijn die het niet redt, bijvoorbeeld omdat zij er vóór de coronacrisis al minder goed voor stonden, of omdat hun horizon korter is.
Daarbij denk ik aan ondernemers die vlak voor hun pensioen staan. Zij hebben simpelweg niet meer de tijd om alle schade in te halen. Bij bedrijfsbeëindiging moeten zij hun werknemers de transitievergoeding betalen, wat er bij de bedrijfsvorm van eenmanszaak of VOF toe kan leiden dat de ondernemer ook het privévermogen (nog verder) moet aanspreken.
Tenzij ze hun bedrijf kunnen verkopen, staan deze ondernemers voor de keuze om aan te sturen op een faillissement, of door te ploeteren tot de AOW-leeftijd in zicht is. Want bij een faillissement hoeft geen transitievergoeding te worden betaald, en als een bedrijf ophoudt vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd van de ondernemer zelf, dan compenseert het UWV sinds dit jaar de betaalde transitievergoeding. Een verruiming van de voorwaarden van deze compensatieregeling zou dus welkom zijn. Zodat een levenslang succesvol ondernemerschap niet uitdraait op een persoonlijk financieel drama.
De auteur is econoom bij RaboResearch