Hoe zingen in het verdachtenbankje kwam
Een zangverbod overvalt de koorwereld, en op de vraag hoe besmettelijk zingen nu écht is, komt maar geen sluitend antwoord. Het RIVM geeft geen inzage in zijn onderzoek en een slepend WOB-verzoek levert tot nu toe niets op. De stand van zaken na een jaar zang en corona.
Na een paar maanden coronacrisis bereiken de eerste verhalen over besmettingshaarden de media. Daarbij horen ook koren. Dagblad Trouw schrijft over ”Die ene Passion die wel doorging, met rampzalige gevolgen”: ruim honderd besmettingen en vier sterfgevallen volgen op een concert van het Amsterdams Gemengd Koor, begin maart. Zes leden van mannenkoor De Lofzang uit Heerde overlijden na besmetting tijdens een repetitie.
De conclusie lijkt niet moeilijk: zingen is gevaarlijk. Maar ligt dat inderdaad zo simpel? Volgens de bewindslieden, verantwoordelijk voor het beleid, wel. „Op plekken waar mensen luid zingen of schreeuwen, is het virus graag”, zegt premier Rutte begin mei tijdens een persconferentie. Twee weken later, 19 mei, herhaalt hij: „Het slechte nieuws (…) is toch echt dat zingen een risico is.”
Op z’n minst opmerkelijk is dat die stelligheid in de eerste maanden niet is terug te vinden in de adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) waardoor het kabinet zich laat leiden en die Rutte in april zelfs „heilig” noemt. Zo schrijft het OMT op 18 mei: „Het is momenteel nog onduidelijk in hoeverre zingen, roepen en schreeuwen het risico op verspreiding verder kunnen verhogen.”
Discussies
Het kabinet wil duidelijkheid, geen eindeloze discussies over wetenschappelijke finesses. Het presenteert de werkelijkheid als een eenvoudige optelsom: er zijn besmettingsclusters geweest op koren, koren zingen, dus zingen is gevaarlijk.
Maar door de bril van de wetenschapper bekeken, ligt het gecompliceerder. Want hoe bewijs je eigenlijk de besmettelijkheid van zingen? Wie leest over besmettingen op koren, denkt snel aan de kernactiviteit van zo’n koor: zang. Maar op koren gebeurt veel meer. De besmettingen bij De Lofzang vonden waarschijnlijk plaats tijdens de pauze, zegt secretaris Dietrik Augustinus desgevraagd. „Onder de koffiedrinkers waren de meeste zieken.”
Een conclusie over zangrisico’s hangt daarom met tal van vragen samen. Het RIVM kondigt in juni een „retrospectief onderzoek” aan naar de uitbraken binnen koren. Uitkomsten van die studie zouden in juli 2020 volgen – maar het blijft maandenlang stil. Heel wat koren pakken na de eerste lockdown de repetities weer op.
De stilte wordt in het najaar plotseling doorbroken. Half november kondigt het kabinet –op basis van een ”herziening advies koren” door het OMT– een verbod op zingen in groepsverband af. Uitzonderingen gelden voor professionele zangers en kinderen, evenals voor zingen tijdens een eredienst of demonstratie.
Het verbod valt de koorsector rauw op het dak. Minister Hugo de Jonge ontkent in antwoord op Kamervragen dat de communicatie naar koren en dirigenten onzorgvuldig is verlopen. Hij stelt dat hij de maatregelen in een Kamerbrief van 17 november expliciet heeft gecommuniceerd. Dat is echter onjuist: die brief spreekt alleen over de uitzonderingen op „het zangverbod”, dat dan al stilzwijgend verondersteld wordt. De minister zegt toe dat hij in gesprek gaat met vertegenwoordigers van koren en dirigenten. Het ziet er niet naar uit dat dit inmiddels is gebeurd: Koornetwerk Nederland geeft deze week aan nog niets van De Jonge te hebben gehoord.
Lang houdt het verbod geen stand; de wettelijke grondslag vervalt als op 1 december de coronawet ingaat. Inhoudelijk blijft de lijn echter gelijk: het verbod wordt een dringend advies om niet te zingen.
De plotselinge verscherping lijkt te wijzen op meer duidelijkheid over de besmettelijkheid van zang. Toch schrijft het RIVM dat er nog steeds geen „conclusief antwoord” is over het risico van zingen. Wel zijn er „opnieuw aanwijzingen” voor. Het instituut noemt „nieuwe literatuur en media-analyse” en met name clusterbesmettingen bij koren die de maatregelen in acht namen. Ook speelt mee dat het aantal besmettingen in de maatschappij weer fors hoger ligt, waarmee zingen relatief risicovoller wordt: de kans is immers groter dat er een besmet persoon op het koor aanwezig is.
Informatie-epidemie
Navraag bij het RIVM naar de nieuwe literatuur of de achtergrond van clustermeldingen levert weinig op. „Wij delen onze studies niet”, reageert een woordvoerder in december. „Dat klinkt misschien geheimzinnig, maar anders gaan mensen altijd op zoek naar net die ene studie die in hun straatje past en door ons niet is meegenomen.” De woordvoerder zegt dat dit fenomeen binnen het RIVM wordt omschreven als een „informatie-epidemie.” „We willen geen openbare wetenschappelijke discussie over ons beleid. We hebben ons werk evenwichtig gedaan.”
Het RIVM kreeg vijftien clustermeldingen van koorbesmettingen, en ziet dat aantal als een „onderrapportage” van de werkelijkheid, zegt de woordvoerder. „Een aantal meldingen hebben we onderzocht. Daaruit blijkt een hoge ”attack-rate” bij koren. Dat wil zeggen dat áls er besmettingen via een koor plaatsvinden, de gevolgen vaak groot zijn: een kwart tot driekwart van de personen raakt dan besmet. Bij deze koren zijn de regels goed nageleefd. Dat wijst erop dat er echt iets rond zingen lijkt te gebeuren.”
De woordvoerder onderstreept dat ook elders in Europa zulke signalen binnenkomen vanuit koren. Hij kan niet zeggen of er ook clustermeldingen bekend zijn over gemeentezang in kerken.
De houding vanuit het RIVM is: hard bewijs leveren is moeilijk, maar te veel signalen wijzen op de risico’s van zingen. Voorzichtigheid is nu de beste oplossing.
Die lijn is te begrijpen, maar valt de koorsector zwaar. Honderden amateurkoren –met niet zelden een betaalde dirigent aan het roer– worden door het beleid geraakt. Koorbesturen zullen hun houding ten opzichte van het advies moeten bepalen als Nederland uit de lockdown komt.
Daarbij zal niet meehelpen dat bewindslieden voortdurend te grote woorden gebruiken, alsof de besmettelijkheid van zang al een uitgemaakte zaak is. Ook doet de geslotenheid van het RIVM het draagvlak geen goed. Zo valt op dat het RIVM spreekt over een hoge ”attack-rate” bij koren, terwijl Koornetwerk Nederland dit juist ontkent (zie: ”Zangverbod kwam voor Koornetwerk Nederland uit de lucht vallen”). Overheidsbeleid is zo onvoldoende open en controleerbaar.
WOB-verzoek
Een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) door het Reformatorisch Dagblad naar de overwegingen bij het zangverbod leverde tot op heden –de reactietermijn is inmiddels weken verstreken– geen informatie op. Het ministerie verklaart de vertraging door te wijzen op de grote hoeveelheid WOB-verzoeken over corona. Ook navraag onder koren waar besmettingen in het najaar plaatsvonden, leverde niets op: men wil liefst geen media-aandacht meer. Het Leidse koor Populus Unus in Cantione –waar in september mensen ziek werden– verwijst door naar de GGD, die de casus onderzocht heeft. Die wil echter „vanwege de privacy” geen informatie verschaffen.
Daarmee blijft onduidelijkheid bestaan, niet alleen voor koren, maar ook voor veel kerkenraden. Hoewel gemeentezang altijd bleef toegestaan op grond van de godsdienstvrijheid, staan ook kerken voor de vraag wat verstandig beleid is. Zij en talloze koorbesturen zouden gebaat zijn bij meer openheid rond de overheidsadviezen én bij een helder antwoord op de vraag hoe besmettelijk zang is. Het is echter de vraag wanneer –en of– die duidelijkheid er komt.
Dit is het eerste artikel in een tweeluik over corona en zang. Woensdag deel 2: Wat zegt de wetenschap: hoe besmettelijk is zingen nu eigenlijk?