Wet is nodig omdat ik zo verdorven ben
Het artikel van dr. G. A. van den Brink (RD 25-2) nodigt uit om nog meer te zeggen hoe ik Luther, en Calvijn en andere leermeesters, probeer te begrijpen. Ik wil me laten onderwijzen en daarmee mijn winst doen in prediking en pastoraat. Opdat door de werking van Gods Geest gevallen zondaren tot Christus worden gebracht.
Eerlijk gezegd heb ik mij verbaasd over Van den Brinks bijdrage. De kop van mijn artikel in het RD van 20-2 vatte mijn bedoeling samen: ”Houd eenheid van Gods eigenschappen in het oog.” Van den Brink begint zijn reactie met de stelling dat een „deel van de gereformeerde gezindte” Gods rechtvaardigheid benadrukt ten koste van Zijn barmhartigheid. Dat is een forse, wat mij betreft ongefundeerde aanval.
Nogmaals wil ik de Bijbel naspreken dat God volmaakt Eén is in al Zijn eigenschappen. Zó wordt Hij bemind door Zijn kinderen. De Schotse theoloog Hugo Binning roept in ”Ettelijke gronden” op om Gods eigenschappen sámen in het oog te houden. Waarom? „Halve openbaringen zijn gevaarlijk, óf om vermetelheid en zorgeloosheid te baren, als gij op de barmhartigheid alleen ziet, óf om wanhoop voort te brengen, als gij op de gerechtigheid en macht alleen ziet.” Binning schrijft dan hoe Gods eigenschappen functioneren in de bekering van een zondaar. Net Luther.
Een andere zaak is dat de ene eigenschap soms sterker op de voorgrond treedt dan de andere. Dat deed de dichter klagen: „Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten?” (Psalm 77:10). In het lieflijke Evangelie komt Gods barmhartigheid in Christus op de voorgrond, tot troost van verslagen zondaren. En dat op grond van recht. „De gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen” (Psalm 85:11, zie de uitnemende verhandeling van R. Erskine hierover).
Onrustig
Ruim spreken over Gods vergeving maakt mij niet onrustig. Het doet me juist verlangen dat de Heere door zo’n boodschap verslagen zondaren vertroost. Een eenzijdig beroep op Gods barmhartigheid, dát maakt mij onrustig.
Van Luther en Calvijn leer ik dat de mens als zondaar voor God moet worden geplaatst. Waarom? Om de mens vroomheid te leren, die bestaat in eerbied voor God en liefde tot God. Kennis van God en kennis van onszelf zijn de twee delen waarin de ware wijsheid bestaat, zo begint Calvijn zijn ”Institutie”.
Maar, zo trots en verdorven zijn we dat we voor God niet willen buigen. Dát is onze val, de afgod van ons eigen ik. Eigenwaan en eigengerechtigheid staan ons in de weg. Wat hebben Luther en Calvijn daar scherp over geschreven. De prediking van de wet is én blijft zo nuttig en nodig, opdat de mens komt tot de belijdenis: ik ben een verloren zondaar. Als in de prediking de gevallen mens niet wordt ontmaskerd, maakt dat me onrustig.
Evangelie zonder wet
Een rijke prediking van Gods barmhartigheid bemin ik. Maar geen Evangelieprediking zonder wet. Luther werd hier ook onrustig van, zo blijkt uit het antinomiaanse conflict in Wittenberg. Johann Agricola wilde niet weten van de wet als wegbereider van het Evangelie. Hij legde eenzijdig nadruk op het aanschouwen van de liefde Gods als oorzaak van boete en geloof.
Luther werd onrustig én vurig over de prediking van Karlstadt, waarin hij de ervaring van het oordeel miste. Die doorleving maakt de gerechtigheid van de gekruisigde Zaligmaker zo dierbaar. In dit verband schreef hij aan zijn vriend Melanchton: „Vraag eens of deze lieden de geestelijke benauwdheden en goddelijke geboorteweeën hebben doorgemaakt, of ze door dood en hel zijn heengegaan.”
Wedergeboorte
De onderscheiden wijze waarop de uitdrukking ”wedergeboorte” in de geschriften van het voorgeslacht functioneert, vraagt een aparte behandeling. Daar is enig onderscheid. De uitdrukking wedergeboorte wordt enerzijds verbonden aan de daadwerkelijke geloofsvereniging met Christus. Met name in de strijd tegen de remonstranten is daarnaast een accent komen te liggen op wedergeboorte als het Goddelijke begin van het geestelijke leven, de levendmaking. Hier moeten we geen tegenstelling maken.
Zijn ontdekking van de rechtvaardigheid des geloofs was voor Luther als een nieuwe geboorte. Zó schrijft hij het ook: „Ik had het gevoel, alsof ik wedergeboren was…” Het is niet correct als Van den Brink dit persoonlijke citaat als dogmatisch wapen gebruikt om te concluderen dat ik „beslissend anders” over de wedergeboorte spreek. Wedergeboorte buiten Christus? Nee! Zowel de overtuiging van zonde en schuld als de vertroosting door het Evangelie is ten diepste het werk van de verhoogde Christus, door Zijn Geest. Dat leer ik uit Luthers verklaring van Psalm 68:7. Het is de tweevoudige werking van Christus in ons, zo schrijft hij daar. Hij doodt ons en Hij doet ons opstaan. Hij vernedert ons en Hij verhoogt ons, elk op Zijn eigen goede tijd.
Kritisch
Ten slotte is het goed om stil te staan bij wezenlijke zaken. Kritische opmerkingen aanvaard ik in dank. Het kunnen nodige correcties zijn. In elk geval scherpen ze op om de bronnen nauwkeurig te lezen. IJzer scherpt men met ijzer. Maar, laat altijd de uitleg van het negende gebod in Zondag 43 van de Heidelbergse Catechismus leidend zijn. Aan die voorwaarden moet al ons schrijven voldoen. Ook dat hoort bij het spreken over Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Middelburg-Centrum.