Ook tijdens Rutte III liep het CDA op medisch-ethisch terrein niet voor de troepen uit, zegt woordvoerder Harry van der Molen. „Politiek ben ik tevreden met wat er wel en niet tot stand is gebracht.”
Sommige Kamerleden slaken een zucht van verlichting zodra een kabinet eenmaal is uitgeregeerd. Blij als ze zijn dat een periode van spanning, crisisoverleggen en het bijleggen van meningsverschillen eindelijk achter de rug is. Zo niet Harry van der Molen, woordvoerder medische ethiek van het CDA. „Het fijne van de samenwerking met VVD, D66 en ChristenUnie was dat alle partijen keer op keer serieuze pogingen deden om er met elkaar uit te komen. De procedurele afspraken in het regeerakkoord waren daarvoor een goede basis. Ook het optreden van Hugo de Jonge als zorgminister heeft erg geholpen. Hij heeft alle partijen aan tafel het gevoel weten te geven dat hij serieus zou omgaan met hun gezichtspunten”, blikt hij terug.
U nam de portefeuille medische ethiek pas halverwege deze kabinetsperiode over van uw voorganger Hanke Bruins Slot. Waar zag u het meest tegenop?
„Ik heb nooit zo’n last gehad van een er tegenop zien-gevoel. Ik houd wel van complexe dossiers, al is deze portefeuille wel bewerkelijk. Het CDA is zoals bekend geen partij die op medisch-ethisch gebied graag voor de troepen uitholt. Wij volgen liever de lijn dat ethiek meer is dan alleen een standpunt innemen. Het is ook een kwestie van een zorgvuldige discussie voeren, van met elkaar in een lang proces beredeneren: Wat is nou goed? Dus als CDA-woordvoerder medische ethiek besteed je niet alleen veel tijd aan de coalitie, maar ook aan je eigen fractie. Dat vergt dat je vooraf als woordvoerder ook zo diep mogelijk in de materie duikt. En jezelf durft te confronteren met de vraag: Redeneer ik niet te gemakzuchtig dat dit of dat nu eenmaal altijd het CDA-standpunt is geweest? Technisch kan er steeds meer, zoals bijvoorbeeld het wijzigen van het DNA van embryo’s. Wijs je dat van de hand, of durf je jezelf de vraag te stellen: Is dit echt zo erg? Hoe verhoudt het tegengaan van lijden zich tot heel principiële uitgangspunten over het ontstaan van het leven? Die spanning wil ik wel opzoeken.”
Het CDA-verkiezingsprogramma bevat geen expliciete standpunten over bijvoorbeeld de embryowet. Komt dat omdat de lopende gedachtenvorming binnen de partij het formuleren van een eenduidig standpunt op dit moment onmogelijk maakt?
„Ik moet me hoeden voor te stellige uitspraken, want ik zat niet in de verkiezingsprogrammacommissie. Maar wat ongetwijfeld een rol heeft gespeeld is dat we individuele Kamerleden inzake dergelijke gevoelige onderwerpen de ruimte willen bieden om hun geweten te volgen en ze niet via het verkiezingsprogramma willen binden aan een bepaald stemgedrag.”
Zat u de afgelopen periode als een stootkussen tussen VVD, D66 en ChristenUnie in?
„Zo zie ik dat niet. Waar dat kon, heb ik wel steeds geprobeerd voor elkaar te krijgen dat ook moeilijke stappen door ons alle vier in gezamenlijkheid konden worden gezet. Neem bijvoorbeeld de regeling die het mogelijk maakt dat artsen in heel uitzonderlijke situaties ook bij kinderen van 1-12 jaar levensbeëindigend mogen optreden. Dat ligt binnen het CDA en de ChristenUnie natuurlijk veel gevoeliger dan binnen D66 en VVD. Toen andere fracties al tot besluitvorming wilden komen, heb ik gezegd: Gun ons de tijd. CU-Kamerlid Dik-Faber en ik zijn daarna op bezoek geweest bij de voorzitter van de Nederlandse kinderartsen. Die maakte ons duidelijk dat het hun eerste en voornaamste inzet was om de palliatieve behandelmogelijkheden bij minderjarigen te verruimen en te verbeteren. Alleen voor een heel kleine groep kinderen die vanwege een hersenziekte of een tumor al heel veel geneesmiddelen hebben gehad en daardoor resistent zijn geworden voor alle pijn- en sedatiemiddelen wilden ze een regeling voor actieve levensbeëindiging. Die laat De Jonge nu opstellen en daar was uiteindelijk binnen de coalitie, inclusief CDA en CU, voldoende draagvlak voor.”
De regels voor geslachtsselectie bij ivf zijn iets verruimd en er komt een regeling voor levensbeëindiging bij minderjarigen. Er kwam geen versoepeling van de regels voor embryokweek en geen voltooidlevenwet. Heeft Rutte III in medisch-ethisch opzicht CDA-beleid gevoerd?
„Als je kijkt naar hoe er deze kabinetsperiode rond medische ethiek is gehandeld, dan heeft dat onze volledige instemming. Politiek ben ik tevreden met wat er wel en niet tot stand is gebracht.”
Is bij u het vertrouwen gegroeid dat het CDA op de medisch-ethische dossiers ook na Rutte III goed kan regeren met de liberale partijen?
„Nou, op een heel aantal zaken zitten we natuurlijk wel eventjes op een totaal andere golflengte. De afstand tussen D66 en ons op voltooid leven is gewoon heel groot. Zo’n stervenswet, dat gaan we niet doen. Daar is het CDA heel stellig in. De abortuspil via de huisarts, daar staan wij niet om te springen. De embryowet, waarin je heel veel onderzoek met embryo’s gaat toestaan; dat is er in deze periode niet van gekomen en dat is nog steeds ons standpunt. Dus als we opnieuw bij de formatie betrokken raken, zullen we weer op een heel aantal punten goede afspraken moeten maken met elkaar.”
Ligt u al wakker van de compromissen die u straks wellicht moet sluiten met D66 of VVD?
„Nee, want het is nu eerst aan de kiezer om uit te maken welke meerderheden er straks mogelijk zijn. Dat zal bepalend zijn en daar zullen we het mee moeten doen. Als we uitgenodigd worden voor de formatie is het enige wat ik kan doen met de eigen CDA-standpunten onder de arm weer zo goed mogelijk het gesprek aangaan. En dan zien wat er te halen valt.”
Dit is het derde deel van een serie artikelen over het medisch-ethische beleid van Rutte III.