Dat Italianen –niemand uitgezonderd– gek zijn op water, zie je in zomers Rimini en aan de Amalfikust. Bij goed weer trekken ze erop uit om naar het strand te gaan, en gaan ze het water in.
Maar de Italianen (alle 60 miljoen) zijn ook gek op een ánder soort water. Dat is het water waar je niet in gaat staan en niet in kunt duiken. Wat dat is, zie je als je voor een willekeurige supermarkt gaat turven hoeveel sixpacks flessen met mineraalwater er naar buiten gaan.
Italianen (van 0 tot 111 jaar, ’s lands oudste) zijn dus niet alleen zeefanaten, maar ook kampioen waterdrinken. Belangrijk is dat het water is gebotteld. Wereldwijd gezien drinken Italianen (op de inwoners van Mexico en Thailand na) het meeste gebottelde water per hoofd van de bevolking.
Dat is natuurlijk nergens voor nodig. Ik hoor buitenlandse toeristen zich weleens afvragen of ze het kraanwater kunnen drinken. Natuurlijk, we zijn geen ontwikkelingsland! Het kraanwater is er prima. De antieke aquaducten, althans in Rome, voeren nog altijd het beste water aan. Onze woning is er ook op aangesloten. Ik woonde nog maar kort in Italië toen een vuistdikke vragenlijst op de mat viel. Of ik de tienjaarlijkse volksstemming wilde invullen. Ik begon enthousiast vakjes aan te kruisen, toen ik op de vraag stuitte: „Bent u aangesloten op het aquaduct?” Je krijgt toch beelden voor ogen van zo’n kaarsrechte bogenrij aan de Via Appia. In werkelijkheid betekent aquaduct in het Italiaans letterlijk ”waterleiding”. Dat was wel ontnuchterend. Die magnifieke stenen bogen vervormden zich op mijn netvlies tot grijze buizen onder de grond.
Italië is geologisch en meteorologisch zo fortuinlijk dat er weinig tekort is aan water en dat het water tot het beste ter wereld behoort. Natuurlijk gaat er ook wel eens iets mis. In 2007 werd ontdekt dat een chemisch bedrijf veertig jaar lang in de Abruzzen giftige afvalstoffen moedwillig in de grond had laten lopen. Het grondwater is er supervervuild. Dat ze dáár aan de mineraalfles zijn, kan ik mij voorstellen.
Maar de rest kan gewoon uit de kraan drinken. Zou Italië worden bewoond door alleen Nederlanders, dan kwamen die waterflessen niet meer het huis in, ook al omdat je er 90 euro per jaar mee bespaart. Dan had je ook niet het probleem dat het hengsel van zo’n pak van zes flessen net afbreekt als je op de trap tussen de eerste en tweede etage bent en je naar de vijfde moet.
De échte reden dat de gemiddelde Italiaan jaarlijks ruim 220 liter mineraalwater erdoorheen jast, is dat water goedkoop is. De meeste gemeenten rekenen er een vast bedrag voor. Ook al laat je de kraan een maand lang open staan, je betaalt er geen euro meer voor (het is wel jammer van het parket). Er bestaat in Italië toch het idee dat er iets niet kan kloppen als het gratis is, of heel goedkoop.
Daar komt bij dat het water door de gemeente wordt geleverd, ook al is dat door privatisering tegenwoordig al lang niet meer alleen zo. Alles wat van de overheid komt –uiteraard op uitkeringen en subsidies na– is verdacht. Er heerst nou eenmaal een diepgeworteld wantrouwen tegen de publieke zaak.
De Italiaanse stranden en zeeën zijn óók van de overheid. Laat het maar niet horen in Rimini en Amalfi.