Ziekenhuizen gaan verschillend om met het toelaten van pastorale bezoeken in coronatijd. Dat roept vragen op. In hoeverre is ziekenpastoraat onmisbare zorg? En heeft een patiënt altijd recht op de ‘eigen’ predikant aan het bed?
„In beginsel moet toegang tot geestelijke verzorging altijd mogelijk zijn”, zei minister De Jonge vorige week, toen hij gevraagd werd naar ziekenhuizen die pastores van buiten alleen nog in bezoektijden toestaan. Uit rondvraag blijkt dat minstens twintig ziekenhuizen deze keuze maken.
Het is echter de vraag of de minister hiermee de vraag wel beantwoordde. Zo bouwde hij zelf de nuance al in dat „een huis de ruimte moet houden om daar anders in te besluiten.” De minister had het daarbij nog over de situatie van het „even een brand blussen”, maar zijn ministerie vat deze ruimte een stuk breder op. Een woordvoerder meldde vrijdag desgevraagd dat ziekenhuizen zelf over het bezoekbeleid gaan: „Het is hun verantwoordelijkheid; de omstandigheden kunnen per situatie erg verschillen.”
Personeel
Belangrijker nog is de vraag wat die „toegang tot geestelijke zorg” precies betekent. Ziekenhuizen die predikanten alleen nog in bezoektijden toestaan, zeggen namelijk: geestelijke zorg ís ook mogelijk in ons ziekenhuis. Wij hebben toch eigen, interne geestelijk verzorgers? Die worden gezien als verplegend personeel en zijn daardoor altijd welkom bij de patiënt. Is daarmee niet voldoende toegang gewaarborgd tot geestelijke verzorging?
In grote lijnen wel, vindt drs. R. Smeets van de Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ). „In ieder ziekenhuis is wel een geestelijk verzorger aanwezig die werkt vanuit christelijke inspiratie of Bijbelse bronnen. Je mag aannemen dat hun aanwezigheid meestal voldoende toegang betekent tot geestelijke zorg.”
Bij „heel specifieke denominaties” kan Smeets zich „in een enkel geval” de noodzaak voorstellen van een eigen pastor aan het bed. „Het mooiste is als een interne geestelijk verzorger daar goed zicht op heeft en daarover in gesprek gaat met de pastor van een patiënt. We moeten waken voor een domeindiscussie. In goed overleg is er veel mogelijk.”
Smeets pleit voor maatwerk. „Een predikant zomaar weigeren is te simpel, maar die per definitie welkom heten evenzeer. Het gaat vooral om de behoefte van de patiënt.” Hij wijst op de moeilijke afweging waar ziekenhuizen voor staan: „Een patiënt heeft behoefte aan spirituele ondersteuning, maar een patiënt heeft ook behoefte aan veiligheid en gezondheid. Ziekenhuizen zijn daarom terecht heel kritisch op wie er binnenkomt.”
Kernvraag is: heeft een patiënt recht op een eigen predikant aan het bed? Een zorgaanbieder is verplicht, zo schrijft de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, „dat geestelijke verzorging beschikbaar is, die zo veel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de cliënt.”
Voldoet een ziekenhuis aan dit „zo veel mogelijk” met alleen de eigen geestelijk verzorger? Volgens dr. mr. K. W. de Jong, docent kerkrecht aan de Protestantse Theologische Universiteit, zijn daar vragen bij te stellen. „De vraag is of het inderdaad ónmogelijk is om de eigen predikant toe te laten, wat verhindert dat?”
Toch geeft dit wetsartikel geen direct antwoord op de vraag. „Geestelijke verzorging” wijst vooral op de regels van een beroepsgroep, waar veel predikanten of ouderlingen niet onder vallen. Bovendien beperkt het artikel zich tot de zorgplicht van een ziekenhuis.
Een andere vraag is relevanter, zegt dr. De Jong: „Dat is die naar het recht van patiënten.” Als voorbeeld noemt hij de verplichting voor instellingen om bij langdurige zorg een zorgplan op te stellen met patiënten. „Daarin ligt ook het basisrecht verankerd van mogelijkheden voor het beleven van de godsdienst. Het woord ”mogelijkheden” gaat hier ver. Als een patiënt in zo’n zorgplan zegt dat regelmatig bezoek van zijn eigen ouderling of predikant bij zijn geloofsbeleving hoort, heeft hij daar recht op. Zulke rechten van patiënten spelen mogelijk ook in het ziekenhuis een rol.”
Volgens de kerkrechtdocent is er „structureel helderheid” nodig. Hij ziet een taak weggelegd voor het CIO om deze duidelijkheid te verkrijgen. Het kerkelijk overlegplatform geeft desgevraagd aan op verzoek van minister Grapperhaus een brief te hebben gericht aan het ministerie over de kwestie. Daarop kwam nog geen reactie.
Geboortefotograaf
Een van de ziekenhuizen noemt in een reactie dat het maken van uitzonderingen ondoenlijk is, „omdat mensen dan ook de geboortefotograaf willen meenemen.” Volgens dr. P. C. Hoek, docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarium, weerspiegelt dat argument de maatschappelijke verhoudingen. „Zo’n vergelijking is absurd. Geestelijke verzorging wordt niet altijd gezien als iets noodzakelijks. Terwijl het gaat om behoeften die existentieel zijn voor patiënten. Er zullen er zelfs bij zijn die geestelijke zorg waarderen bóven de fysieke zorg die zij in het ziekenhuis krijgen. Zeker wanneer het einde nadert, met alle vragen vandien.”
De predikant begrijpt de verwijzing van ziekenhuizen naar de eigen geestelijk verzorgers, maar vindt die tegelijk „een beetje naïef. Zonder deze verzorgers tekort te willen doen, maar in veel gevallen zullen zij te weinig aansluiting hebben om daadwerkelijk pastor te zijn. Pastoraat veronderstelt op zijn minst een hoge mate van vertrouwen en gemeenschappelijkheid, juist ook geestelijk en theologisch. Ziekenhuispastoraat moet vaak in een betrekkelijk korte tijd gebeuren, naar mijn besef moet je dan zo weinig mogelijk tijd nodig hebben om aan een relatie te bouwen.”
Dr. Hoek begrijpt de dilemma’s voor ziekenhuizen. „Er spelen allerlei risico’s mee, de belasting van personeel. Niemand ontkomt aan een bepaalde mate van beperkingen. Maar laten we wel wegen hoe belangrijk de geestelijke zorg is voor mensen. En laat daarin de wens van een zieke leidend zijn.”