De spertijd uit de oorlogsjaren is bekend, maar Nederland heeft vaker een avondklok gehad. Voor onverlaten. Of ongehuwden. Of om mensen weg te houden van gevaar.
Een nachtelijk straatverbod gold niet alleen in bezet gebied, het werd in 1944 ook ingesteld in het al bevrijde Brabant. „Plaatselijk wordt bekend gemaakt op welke uren het verboden is zich in de open lucht op te houden. Voor Eindhoven is dit van 21 uur tot 6 uur.”
Dat de herwonnen vrijheid nog beperkt was, bleek niet mee te vallen. „Donderdagavond zijn 49, vrijdagavond 57 personen bekeurd wegens overtreding van de Verordening Avondklok”, meldde de politie in Nijmegen. Aan het eind van dat jaar was „aan jeugdige personen het verblijf in de open lucht en in café’s, restaurants en dergelijke gelegenheden verboden de tijd vanaf een half uur na zonsondergang tot één uur vóór zonsopgang.”
Op 4 april 1945 kreeg het eiland Tholen een avondklok. Als de bevolking niet luisterde, zou de regel zelfs worden aangescherpt: „De Burgemeester der Gemeente Sint Annaland vestigt in opdracht van het militair commando er nogmaals de aandacht op, dat alle personen om 22 uur binnenshuis moeten zijn. De laatste avonden is geconstateerd dat dit voorschrift niet goed is opgevolgd. Bij niet-nakomen zal thans direct procesverbaal worden opgemaakt en zal de avondklok worden teruggebracht van 10 tot 8 uur.”
Toen het noorden werd bevrijd, kwam er ook daar een avondklok, maar wel aanzienlijk korter dan de spertijd die onder het Duitse bewind gold.
Plunderaars
Na de watersnood in 1953 kwam er in meerdere plaatsen in het rampgebied een avondklok. Daarmee wilden de burgemeesters voorkomen dat huizen waarvan de bewoners waren omgekomen of gevlucht, zouden worden leeggeroofd. In ’s-Gravendeel werden „vijf onverlaten die zich aan plundering schuldig maakten” in de kraag gevat en opgesloten. De avondklok gold er van half zeven ’s avonds tot zeven uur ’s morgens.
In Abbenbroek op Voorne-Putten was er een avondklok van zeven tot zeven. In Zierikzee eindigde de avondklok ook om zeven uur, maar begon die ’s avonds pas om tien uur. Er was „schriftelijke vergunning van de politie nodig om de gemeente te betreden. Overtreding kan noodlottige gevolgen hebben omdat de politie van de vuurwapens gebruikmaakt.” In Stavenisse „was er een avondklok en hielden politiemannen uit Zwolle de wacht bij de ruïnes.”
In West-Brabant had de avondklok een ander doel: voorkomen dat mensen in de duisternis zouden verdrinken als ze in een ondergelopen gedeelte terechtkwamen. „Werkendam, Sleeuwijk en Almkerk staan gedeeltelijk onderwater en de burgemeester heeft de avondklok ingesteld. De geëvacueerden mogen zich tussen ’s avonds half zeven en ’s morgens zeven uur niet zonder vergunning op straat begeven met het oog op het nog steeds dreigende gevaar. Bij overtreding volgen zware straffen.”
Kerkenraadsvergadering
Prof. J. Hovius verwerkte de actualiteit later in dat jaar in zijn artikelenserie in het christelijke gereformeerde blad De Wekker over de kerkorde. Volgens artikel 28 van de kerkorde is het de taak van de overheid „de predikanten, ouderlingen en diakenen, wanneer dit nodig is, hulp te verlenen en te beschermen.” Volgens prof. Hovius moest de regering ervoor zorgdragen „dat de ambtsdragers ongehinderd kunnen vergaderen. Denk b.v. aan het instellen van een z.g.n. „avondklok”, een verordening, waarbij de Overheid verbiedt zich tussen bepaalde uren buitenshuis of op straat te bevinden. Dan, zo zegt de Kerkorde eigenlijk in artikel 28, is de Overheid verplicht de dienaren van Christus te helpen en te beschermen, door hun verlof te verlenen zich wel op straat te begeven en ze desnoods onder speciale politie-bescherming te plaatsen, indien het nodig is, dat zij zich ter uitoefening van hun door Christus gegeven opdracht naar een kerkelijke vergadering hebben te begeven.
Men kan hier ook denken aan het bezoeken van zieken en stervenden tijdens zulke speruren.
In zulke gevallen vraagt de Kerk geen gunst van de Overheid, maar zij vraagt om haar recht: het gebod van haar Koning gaat immers boven alles.”
Jongeren
Berichten over een avondklok kwamen meestal uit het binnenland. In 1960 was er binnenslands weer aanleiding toe. In het Stadspark in Maastricht was sprake van overlast. „Onbetamelijk optreden van jonge mannen”, daar ging het vooral over. „Aanrandingen en straatschenderijen.”
Het leidde op 27 augustus tot een maatregel voor de hele stad: „Artikel 92 van de Algemene Politieverordering voor de gemeente Maastricht bepaalt dat ongehuwde personen beneden de leeftijd van 18 jaar zich na 21.00 uur niet in de openlucht, in café’s en soortgelijke gelegenheden mogen bevinden. Zowel de ouders als de jeugdige personen zijn bij overtreding strafbaar, evenals de exploitanten van bedoelde inrichtingen. Alleen indien de jeugdige personen in gezelschap zijn van tenminste één der ouders, geldt bovenstaande bepaling niet. De commissaris van politie heeft er nadrukkelijk op gewezen dat door de politie tegen overtreding van bovenstaande bepalingen waar nodig of gewenst met alle strengheid zal worden opgetreden. Op deze wijze hoopt men de recente misdragingen van Maastrichtse jongeren radicaal de kop in te drukken.”
Honden
Weesp stelde in 1893 een avondklok in voor honden. „Van zonsondergang tot zonsopgang en wel op grond van klachten uit de naburige gemeente Muiden over het verscheuren van schapen in de weilanden.”