Valt geweld in Sahel nog te stoppen?
Niger begon het nieuwe jaar met drie dagen van nationale rouw na een bijzonder bloedige aanslag op twee dorpen. Jarenlange inzet van onder meer Franse troepen in de regio lijkt geen enkel resultaat te hebben. „Het is ontzettend moeilijk jihadistische bewegingen te bestrijden.”
Het geluid van zo’n honderd motoren verscheurt op zaterdagochtend 2 januari de stilte rond de Nigerese plaatsen Tchomabangou en Zaroumadereye. De tweewielers naderen de lage, lemen huizen van de dorpen, gelegen op zo’n 7 kilometer van elkaar in het grensgebied met Burkina Faso en Mali. Een deel van de groep buigt af richting Tchomabangou, een ander deel rijdt naar Zaroumadereye.
Niet veel later klinken er schoten, eindeloos veel schoten. Als de motorrijders weer vertrekken, zijn er ongeveer honderd mannen en jongens vermoord: rond de zeventig in Tchomabangou en dertig in Zaroumadereye. De militanten probeerden zoveel mogelijk mannen en jongens te doden, vertellen ooggetuigen later. Het is de grootste aanslag ooit op Nigerese bodem.
Altijd weer komen aanslagplegers in de regio op motoren. Het is de reden waarom er sinds januari 2020 in delen van Niger een verbod op de voertuigen geldt. Dat is in de regio Tillabéri, waarin Tchomabangou en Zaroumadereye liggen, niet anders. Maar wie stopt tientallen motoren?
Kort voor de aanslag zouden de dorpen bezoek hebben gehad van militanten die ”zakat”, een soort belasting, kwamen opeisen. Het is een geëigende manier voor jihadistische groepen in de regio om aan geld te komen. De mensen uit Tchomabangou en Zaroumadereye weigerden dit keer echter te betalen en vermoordden de militanten. „We kunnen niet als gevangenen blijven leven”, citeerde The New York Times een dorpeling.
Controle
De aanslagen lijken dus een wraakoefening. „En het is een signaal naar de wijde omtrek: weiger ons niets”, zegt Abdourahamane Idrissa Abdoulaye, expert op het gebied van jihadisme in de Sahelregio en verbonden aan de Universiteit Leiden. Het feit dat álle mannen en jongens doelwit waren, wijst er volgens hem tegelijk op dat het om meer gaat dan wraak. „Jihadistische groepen zoeken een rechtvaardigingsgrond voor hun daden.” Uiteindelijk gaat het om controle over de regio.
De aanval is nog niet opgeëist, maar Idrissa vermoedt dat de daders uit Mali komen. Een regionale afdeling van al-Qaida liet alvast weten niet verantwoordelijk te zijn voor de massamoord en legde de schuld impliciet bij Islamitische Staat in West-Afrika (ISWAP). Een aanslag op twee Franse militairen op 2 januari in Mali eiste al-Qaida wél op. Eerder zei de groep al verantwoordelijk te zijn voor de dood van drie Franse soldaten op 28 december.
Politiewerk
In Burkina Faso, Niger en Mali zijn sinds 2012 duizenden burgerdoden gevallen door terreur, terwijl zo’n 3 miljoen mensen op de vlucht zijn geslagen. Niger heeft in het afgelopen jaar met meerdere grote aanslagen te kampen gehad. Op 12 december doodden militanten van de Nigeriaanse terreurbeweging Boko Haram nog 34 mensen in een dorp in de regio Toumour, in het zuidoosten van Niger.
Jihadistische groepen vinden een vruchtbare voedingsbodem in een lange geschiedenis van onderlinge spanningen tussen gemeenschappen over onder meer de controle van grond. Idrissa: „In Niger noemen de inwoners de groepen geen jihadisten, maar bandieten. Het geeft aan dat hun motieven niet zuiver jihadistisch zijn. Er spelen allerlei belangen mee. Ze bestrijden hun lokale vijanden en proberen hun doelen te behalen.”
Milities kunnen bovendien een doel op zich worden, aldus Idrissa. „Het enige doel is soms simpelweg de strijd voortzetten. Ze kunnen niet veel anders meer: het is de manier om aan geld te komen en invloed uit te oefenen. En welke toekomst is er als militieleden de wapens neerleggen? Er is feitelijk geen weg terug.”
Vredesmissies
In de regio zijn zowel Franse als Nigerese troepen actief. Daarnaast is er logistieke steun van onder meer de Afrikaanse Unie en de Europese Unie. De missies hebben het geweld echter nog niet kunnen keren; eerder lijkt die toe te nemen. „Het is ontzettend moeilijk dit soort bewegingen te bestrijden”, zegt Idrissa. „Het is geen gelijke strijd tussen twee duidelijk herkenbare groepen. De jihadisten dragen geen legeruniform en verplaatsen zich gemakkelijk over de grenzen.”
Meer troepen zijn volgens Idrissa niet de oplossing. Die moet volgens hem eerder worden gezocht in een andere aanpak. „Dit soort legers moet niet zozeer met militaire kracht bestreden, maar eerder met politiewerk. Je moet inlichtingenwerk doen, bewegingen in kaart brengen, zorg dragen voor de bescherming van getuigen, om vervolgens toe te slaan. Aan zo’n aanpak ontbreekt het.”
Voor een oplossing is volgens Idrissa verder gedegen kennis nodig van de groepen en de achtergronden van het geweld. „Daar kun je daadwerkelijk mee verder komen. Daarbij zijn de overheden aan zet. Er wordt vaak schamper gedaan over de corrupte regeringen in de Sahel, maar van welk ander gremium zou de aanpak moeten komen?”