Door tussentijds vertrek en vernieuwing van kandidatenlijsten sijpelt ervaring weg uit de Tweede Kamer. De gevolgen zijn ingrijpend.
Na de verkiezingen en formatie van 2017 telde de Tweede maar liefst 71 nieuwe Tweede Kamerleden. In de huidige zittingsperiode vertrokken al 30 Kamerleden tussentijds. Na de verkiezingen van maart keren enkele tientallen zittende Kamerleden niet meer terug (zie: ”Zeker 44 Kamerleden zwaaien straks af”).
Bert van den Braak, bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel aan de Universiteit Maastricht volgt de ontwikkelingen op de voet en duidt ze. Van den Braak, tevens actief als webredacteur en onderzoeker bij het Parlementair Documentatiecentrum (PDC) van de Universiteit Leiden, somt drie negatieve gevolgen op van de afnemende ervaring van Tweede Kamerleden.
De eerste: „Wie langer in de Kamer zit, weet meer over de wetsgeschiedenis en over de langetermijntrends. Als de gemiddelde ervaring van Kamerleden afneemt, verdwijnt het collectieve geheugen. Dat vermindert de kwaliteit van wetgeving.”
Het tweede punt betreft het gezag van de Kamer. „Minder ervaring betekent ook minder gezag. Allereerst in de richting van de samenleving, maar ook in de richting van de regering. We hebben Kamerleden met lef nodig die overtuigend de regering kunnen terechtwijzen en kunnen laten zien dat de Kamer uiteindelijk het laatste woord heeft. Burgers waarderen dat. En het is goed voor het aanzien van de politiek in de samenleving.”
Het derde punt is de scheefgroei tussen de macht van de Kamer en die van de regering. Van den Braak: „Door gebrek aan ervaring in de Tweede Kamer neemt de macht van de regering toe. Het parlement moet daarom ”countervailing power”, oftewel tegenmacht, bieden. Dat kan misstanden voorkomen. Én het houdt bestuurders scherp.”
De affaires van de laatste jaren bewijzen de noodzaak van die countervailing power. „De Kamer was de afgelopen maanden onder meer druk met de kindertoeslagaffaire en het gedoe bij de uitvoeringsorganisaties. Ik denk ook aan de invoering van de Politiewet in 2012. Die is op verzoek van de regering snel ingevoerd.”
Van den Braak geeft de politici een welgemeend advies: „Naar mijn mening dienen de onderhandelaars bij de kabinetsformatie de Kamer meer speelruimte te gunnen dan nu het geval is. Door het regeerakkoord minder hecht te maken en Kamerleden de vrijheid te geven af en toe afwijkend te stemmen, kan de Kamer meer werk maken van de noodzakelijke tegenmacht zonder dat dat direct tot een conflict of rel leidt.”
Mediademocratie
SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak, die na veertien jaar uit eigen beweging opstapt, legt de schuld voor de leegloop van de Kamer voor een groot deel bij de politieke partijen: „Die stellen de kandidatenlijsten op. Zij vinden belangrijk wie er scoort in de media. Maar volgens mij moet de vraag zijn: wie klimt op tot een goede vakman in de Kamer?”
Politieke partijen kijken volgens Van Raak vooral naar mogelijkheden om zoveel mogelijk stemmen te behalen. „Dat is begrijpelijk, maar je verliest dan wel kwaliteit. Je kunt de macht niet controleren als je de hele dag bezig bent met (sociale) media en hoe je daarin kunt scoren.”
Het lukt Van Raak niet langer om zo Kamerlid te zijn. „Ik wil zelf onderzoek doen, voorstellen maken, met klokkenluiders bezig zijn. De manier van Kamerlid zijn, wordt moeilijker omdat er veel meer bij komt. Ik zit zelf niet op Twitter en andere sociale media. Dat ligt mij niet zo.”
De jaren dat van Raak rondloopt op het Binnenhof zag hij een verschuiving „van een meer parlementaire democratie naar een mediademocratie. Die laatste heeft een bepaalde logica: eenvoudige problemen tussen bekende mensen en gemakkelijke oplossingen. De parlementaire democratie heeft een andere logica: ingewikkelde problemen waar veel mensen bij betrokken zijn en ingewikkelde besluiten. Naar mijn mening ging de laatste jaren de logica van de media te veel de logica van de parlementaire democratie bepalen. Dat is niet goed.”
Hijgerig klimaat
Ook oud-Tweede Kamervoorzitter Frans Weisglas (74) wijst met een beschuldigende vinger naar partijbesturen. Vooral zijn eigen partij, de VVD, neemt hij onder vuur. „Partijbesturen zijn zo onrustig, zo ongeduldig en denken dat het goed is om elke vier jaar met een fris en fruitig team te komen. Dat hoeft toch niet? Vernieuwing ontstaat vanzelf op een natuurlijke wijze, bijvoorbeeld als iemand met pensioen gaat. Dat is in het bedrijfsleven ook zo.”
Weisglas, die zelf van 1982 tot 2006 in de Tweede Kamer zat, pleit voor lange ervaring: „Een periode van vier jaar in de Kamer is te kort. Na acht jaar valt het te begrijpen dat sommigen ermee ophouden. Maar een periode van twaalf jaar zou een mooie standaard zijn voor het Kamerlidmaatschap. Al ben ik er ook niet voor om het zo precies af te bakenen.”
De regel in zijn eigen partij dat Kamerleden na acht jaar moeten vertrekken, leidt tot volgens Weisglas tot „een hijgerig klimaat.”
Maar ook Kamerleden moet hun verantwoordelijkheid nemen, zegt Weisglas. „Vroeger beschouwden politici het Kamerlidmaatschap als een roeping. Tegenwoordig is lid zijn van de Kamer dat veel minder. Het Kamerlidmaatschap maakt nu onderdeel van iemands carrière. Zo kan het gebeuren dat iemand tussentijds overstapt en bijvoorbeeld aan de slag gaat als wethouder of burgemeester.”
Maar ook hier wijst Weisglas met de beschuldigende vinger naar de partijbesturen. „Als Kamerleden weten dat ze na acht jaar moeten vertrekken, denken velen vooraf na wat ze daarna moeten doen. En als er dan een interessante functie voorbijkomt, vragen ze zich toch af of het verstandig is om daarop in te gaan.”
Zijn eigen VVD doet het in de ogen van Weisglas helemaal niet goed. Daar verdwijnt een groot deel van de bestaande fractie. Dat leidt tot een kaalslag: „Neem VVD-Kamerlid Veltman die het woord voerde tijdens een aantal coronadebatten. Corona is niet voorbij na de verkiezingen, maar de VVD stuurt hem weg. Met daarbovenop het vertrek van VVD-fractievoorzitter Dijkhoff betekent dat een heel nieuw woordvoerdersteam middenin de coronacrisis.”
Redelijk
Vertrekkend ChristenUnie-Kamerlid Joël Voordewind vindt dat selectiecommissies van politieke partijen „een stuk zelfdiscipline” moeten opbrengen: „Zij moeten zoeken naar een betere balans tussen zittende en nieuwe Kamerleden. En niet alleen kijken wie het vaakst scoort in de media.”
Voordewind stelt dat politieke partijen nadrukkelijker moeten kijken naar de levenservaring van hun kandidaten: „Ik zie dat de gemiddelde leeftijd van de kandidaten naar beneden gaat. Ik was zelf veertig toen ik in de Kamer kwam. Ik vond het waardevol om eerst maatschappelijke ervaring op te doen en een stuk levenservaring op te bouwen.”
De ChristenUnie heeft het in de ogen van Voordewind redelijk gedaan. „Onze selectiecommissie heeft volgens mij de opdracht gekregen om naar vernieuwing én ervaring te zoeken. En ook te kijken naar jong en oud. Bij ons in de top zeven staan nieuwe en zittende Kamerleden. Oud zijn de kandidaten niet echt, maar ik vind het een mooie mix.”
„Als we nu weer vijf zetels halen, dan hebben alleen onze lijsttrekker, Gert-Jan Segers, en de nummer twee, vicepremier en minister Carola Schouten, ervaring in de Tweede Kamer. Dat lijkt weinig, maar de andere kandidaten hebben in andere politieke gremia hun sporen verdiend. We streven naar zeven zetels zodat we een mooie combinatie hebben van ervaren politici in de Tweede Kamer en nieuwkomers.”