PBL: andere warmtebronnen nog niet klaar voor stop biomassa
Het is een risico om al voor 2030 te stoppen met subsidies voor het verbranden van houtsnippers voor warmte, omdat alternatieve warmtebronnen nog niet ver genoeg zijn dit te compenseren. Zelfs mét biomassa is het nog de vraag of de doelen voor alternatieve warmte, vastgelegd in het Klimaatakkoord, worden gehaald. Dat zegt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een advies over houtige biomassa, geschreven op verzoek van klimaatminister Eric Wiebes.
Biomassa is omstreden. Deskundigen botsen over de vraag hoe duurzaam het materiaal nu eigenlijk is. Meerdere wetenschappers noemen het essentieel voor het halen van de klimaatdoelen, maar volgens anderen leidt het tot luchtvervuiling, ontbossing en CO2-uitstoot. Het kabinet heeft de ambitie om biomassa af te bouwen. Dat wil ook de Tweede Kamer.
Voor het verduurzamen van bebouwd gebied wordt onder meer ingezet op warmtenetten. Die gebruiken alternatieve warmtebronnen, zoals geothermie, aquathermie of restwarmte van industrie, waarmee in een keer op grote schaal duurzamere warmte beschikbaar komt.
Warmtenetten hebben een bepaalde schaalgrootte nodig, willen ze rendabel zijn. Maar het is volgens het PBL niet waarschijnlijk dat die alternatieve bronnen rond 2030 al snel genoeg opgeschaald kunnen worden. Pas als hier meer duidelijkheid over is, kan „weloverwogen” worden besloten wanneer de subsidie voor biomassa stopt.
In de tussentijd zijn andere bronnen nodig. Volgens het PBL is houtige biomassa te overwegen tijdens die overgangsperiode naar andere warmtebronnen.
Gebouwen kunnen ook individueel worden verduurzaamd, bijvoorbeeld met behulp van een warmtepomp. Maar dit zijn vooral oplossingen voor de korte termijn. Hoe meer gebouwen in een wijk al individueel zijn verduurzaamd, hoe moeilijker het wordt om voor de resterende gebouwen een rendabel warmtenet aan te leggen, schrijft het PBL.