Vuurwerk is taboe. Maar carbidschieten mag tijdens oudjaar in een deel van Nederland nog wel. Plattelanders broeden op plannen om coronaproof met melkbussen te knallen.
Ruinerwold, 7 december. Buiten drukt de duisternis op de landerijen en flitst oranje zwaailicht van strooiwagens. Binnen snort de kachel.
„Ik heb vanmiddag anderhalf uur met boeren getelefoneerd”, gooit boerenzoon Imre Gol (22) in de groep. „Iedereen reageerde positief.”
„Wat hebben we toch een geweldige gemeenschap”, grijnst zijn broer Lard (20). In de woonkamer van de boerderij bij Ruinerwold zitten nog wat jonge kerels. Het zijn twintigers, ze werken als (of leren voor) boer of hovenier. Spijkerbroek of werkkleren aan. Flesje bier in de vuist.
Imre Gol heeft zijn kameraden opgetrommeld voor beraad over de jaarwisseling. Over carbidschieten.
Knal
Traditiegetrouw davert op oudjaarsdag in Ruinerwold de aarde. In slagorde staan tientallen (melk)bussen opgesteld. Om de haverklap klinkt er een dreunende knal. Wanneer iemand een brokje carbid in de bus met water besprenkelt en een vuurtje bij het explosieve mengsel houdt. En als daarop een bal van de bus zwiept en over de weilanden suist. „Alles dreunt. Alles trilt hier op de vensterbank”, gnuift Mark van Dijk (21). Hij was op zijn achtste al in de weer met carbid in een verfblik.
In het buitengebied van Ruinerwold, bij Meppel, is carbidschieten op oudjaarsdag een heel festijn. Het dorp loopt uit. Kinderen krijgen ’s ochtends carbidschietles. Bussen met belangstellenden rijden langs. Dopjes in de oren om de overdaad aan decibellen te smoren.
Misschien meer nog dan de „kick van de knal” is het de kameraadschappelijkheid die de Drentse plattelanders doet verlangen naar het luidruchtige festijn. Lekker met z’n allen kletsen rond het kampvuur. Biertje pakken, of een wijntje, en een „dikke hamburger opsmikkelen”, watertanden de jonge boeren. „Zo’n dag is machtig mooi.”
Puzzelen
Maar dit jaar gooit corona roet in het eten. Geen honderden dorpelingen om een kampvuur dit keer. Geen geknuffel. Geen vriendschappelijke pets op de schouder. Mag allemaal officieel niet.
Een keertje overslaan dan maar? Onbestaanbaar, vinden de jonge boeren in de woonkamer bij de familie Gol.
Daarom hebben ze een coronaproof carbidfestijn bedacht. Daarom hing Imre aan de lijn met collega-boeren in de buurt. Daarom zat een van zijn kameraden op internet te puzzelen hoe grenzen van de boerenpercelen in de omgeving precies zijn getrokken.
„We trekken een cirkel van 6 kilometer rond Ruinerwold”, ontvouwt Imre het alternatieve scenario.
De bedoeling is dat pakweg tachtig groepjes van een mannetje of vier gaan carbidschieten. „Zo’n beperkt groepje mag volgens de coronaregels.” Tussen de plukjes carbidschieters, verdeeld over het boerenland, zit telkens een meter of 80. „Ieder groepje schiet de bal naar het volgende groepje.” Tijdens het boerderijberaad, een week voor de toespraak van Rutte in het Torentje, hebben de jongemannen uiteraard nog geen weet van de zware lockdown.
Explosief mengsel
Carbid is populairder dan ooit. Nu de overheid vuurwerk verbiedt om ziekenhuizen te behoeden voor een toestroom van honderden vuurwerkslachtoffers, neemt de belangstelling voor het explosieve goedje hand over hand toe. Ook melkbussen zijn niet te aan te slepen.
Vanouds luiden met name plattelanders in onder meer oostelijke provincies het jaar uit met knallende melkbussen. Carbidschieten staat sinds 2014 op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed. De knallustigen gebruiken allang niet meer alleen de klassieke melkbus. Meer dan eens brengen ze zwaarder materiaal in stelling, zoals brandstoftanks. Het aansteken van het explosieve mengsel kan tegenwoordig per app.
Steekvlam
Carbidschieten is riskant. In huize Gol in Ruinerwold beseffen ze dat maar al te goed. „Je moet weten wat je doet”, zegt boerenzoon Imre. Hij was een jaar of veertien toen het misging. Op het moment dat hij een carbidbus wilde inspecteren, schoot er een steekvlam uit. „Eerstegraadsbrandwonden. Ik moest naar het ziekenhuis en zat later thuis zielig op de bank.” Ook Imres vader kreeg rond zijn veertiende een carbidongeval. „Zat ik tot de kop in het verband”, vertelt vader in de keuken, waar de aroma van mest hangt en een lobbes van een hond tussen de tafelpoten door scharrelt.
Tijdens de jaarwisseling 2019/2020 meldden er zich 1300 vuurwerkslachtoffers bij spoedeisende hulp dan wel huisartsenposten. Van die 1300 slachtoffers liep 6 procent (78 mensen) de verwondingen op bij carbidschieten. Tijdens de jaarwisseling van 2018/2019 lag het aandeel carbidslachtoffers ook op 6 procent. Bij oud en nieuw van 2017/2018 ging het om 7 procent, blijkt uit onderzoek van VeiligheidNL.
In ruim de helft van de gevallen van carbidletsel is er sprake van brandwonden, zegt Huib Valkenberg, vuurwerkspecialist bij VeiligheidNL. „Meestal wordt dit letsel veroorzaakt door een steekvlam uit een carbidbus.”
Er vielen sinds 2000 zestien doden door vuurwerk en één door carbidschieten, constateerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid in 2017 in een rapport. Het slachtoffer was een 54-jarige man uit het Gelderse Eefde die in 2010 bezweek aan de verwondingen die hij opliep bij een carbidongeval.
Bij carbidschieten, waarschuwt de Onderzoeksraad voor Veiligheid, „kunnen verschillende zaken verkeerd gaan, waardoor regelmatig onveilige situaties ontstaan.” Het deksel of de bal op de bus kan te hard worden vastgeslagen in de opening van de bus. Daardoor kan de bus ontploffen. Ook ligt gehoorschade op de loer.
Omdat vuurwerk komende jaarwisseling taboe is, zullen vermoedelijk ook nogal wat randstedelijke liefhebbers van het ruigere knalwerk hun toevlucht nemen tot carbid. Diverse steden vaardigden afgelopen weken een verbod uit op carbidschieten. Het geknal met melkbussen in dichtbevolkt gebied kan levensgevaarlijk zijn.
Pas kreeg Imre Gol van iemand uit Hoogeveen de vraag of hij 10 kilo carbid kon leveren. Gol schudt zijn hoofd. „In een stad moet je niet gaan carbidschieten. Dan sneuvelen er ramen.”
Brokken
De Rotterdamse oogarts Tjeerd de Faber, die zich al jaren beijvert voor een vuurwerkverbod, maakt zich zorgen over carbidschieten tijdens oudjaar. Hij vreest dat knalfanaten die van toeten noch blazen weten, brokken gaan maken. De afgelopen drie jaar moesten oogartsen in Nederlandse ziekenhuizen tijdens iedere jaarwisseling telkens zeker tien carbidslachtoffers met oogletsel behandelen. En dat zouden er over enkele weken weleens veel meer kunnen zijn, vreest De Faber. „Van een collega uit de Alblasserwaard hoorde ik dat daar geen melkbus meer veilig is. Kwajongens jatten melkbussen en gaan wellicht binnen de bebouwde kom carbidschieten. Dat is vragen om problemen. Een oude verroeste melkbus kan veranderen in een bom.”
Droge worst
Naarmate op 7 december de avond vordert, krijgt in de Ruinerwoldse boerderij het op coronaleest geschoeide carbidplan vastere vormen. Imre zal het carbid inkopen. „Ik denk aan 200 kilo.”
En er moet snel een aankondiging komen op een lokale nieuwssite. „We krijgen echt wel 300 man op de been.”
Aan de boeren in de omgeving zal het niet liggen. Die maken er geen punt van dat honderden dorpelingen op oudjaarsdag uitzwermen over hun percelen. De welwillende agrariërs verdienen een aardigheidje, klinkt het in de woonkamer.
„Een biertje en een halve, droge worst”, grijnst een van de jongemannen.
„Kunnen we ook een drone laten vliegen?” oppert iemand.
Een ander grijnst. „En die drone vervolgens met een bal de lucht uitknallen.”
Ieder voor zich
Balen voor de boeren. Het op 7 december gesmede carbidplan (de kilometerslange cirkel van groepjes van vier carbidschieters) kan linea recta de prullenbak in.
Maandagavond 14 december kondigt premier Rutte een zware lockdown af. Groepjes van vier op straat zijn niet toegestaan.
Blijft het op oudjaarsdag dus muisstil in Ruinerwold? Nee, zegt Imre daags na Ruttes toespraak in het Torentje. „We gaan sowieso schieten.” Nu is het ieder voor zich, één man per melkbus, hebben de mannen bedacht. „De een schiet bijvoorbeeld de bal naar de ander.”
Al is het onzekerheid troef, Imre houdt de moed erin. „We hopen nog steeds op veel lol tijdens de jaarwisseling.”
Vlak voordat ze de laatste keer die oudjaarsdag het mengsel in de tank aansteken, willen Rick en een drietal andere jongens het afdekzeil op de tankopening nog even goed vastsjorren. Dan gaat het mis. De tankinhoud explodeert voortijdig, mogelijk door een nog smeulend stukje carbid van een eerdere actie die dag. Een steekvlam treft de vier jongeren.
Rick is er het ergst aan toe. Zijn gezicht is verbrand. „Ik schrok en dacht meteen: Dit is goed mis. Ik kon niets meer zien. Direct stak ik mijn verbrande hoofd in een speciekuip met water. Maar doordat ik op de rand van de kuip leunde, viel die om.” Rick draagt een koptelefoon ter bescherming van zijn trommelvliezen. Doordat hij echter het ding maar half op heeft, loopt hij brandwonden op aan zijn onbeschermde oor.
Opluchting
Omstanders slagen erin de vier gewonde jongens op een tractor te zetten. De bestuurder racet „vol gas” naar de boerderij van Hammink. Even later arriveert de ambulance.
In het ziekenhuis in Almelo worden carbidresten uit Ricks ogen verwijderd. Nog dezelfde dag belandt hij in het Brandwondencentrum Groningen. Daar blijft hij een week liggen. Ook een van de andere slachtoffers komt in Groningen terecht.
Dagenlang kan Rick niets zien. Tot zijn opluchting komt gaandeweg zijn gezichtsvermogen terug. Van de tweedegraadsbrandwonden is nu niets meer te merken, zegt Rick.
Zelf steekt Rick, boer in opleiding, sinds het ongeval geen carbid meer af. „Ik wil geen risico meer lopen.” Met vrienden reed hij afgelopen paar jaar tijdens oud en nieuw met een huifkar langs carbidafstekenende vriendenploegen. „Je moet toch wat te doen hebben. Anders is zo’n dag zo saai.”