Met een spoedtelefoontje dwong chef infectieziektenbestrijding Van Dissel het kabinet vrijdag in een crisisstand. Nederland gaat van een gerichte naar een harde lockdown.
Het is maandag 7 december. In zijn kantoor op het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM legt directeur Van Dissel de laatste hand aan het kabinetsadvies; een stuk dat ook naar de Tweede Kamer gaat ter voorbereiding op het coronadebat. Het wordt een somber verhaal, waarin hij de klemmende vraag of versoepelingen rond de kerstdagen haalbaar zijn ontkennend beantwoordt. Het zit er niet in.
Van Dissel maakt een kleine rekensom. Wat nu als mensen al in de aanloop naar de feestdagen de basisregels over afstand houden en drukte mijden negeren en massaal gaan winkelen? Antwoord: tussen 24 december en 3 januari kan het aantal besmette personen dan zomaar uitkomen op een kleine 200.000; met een nieuwe reeks ziekenhuisopnames als gevolg.
Tijdens de persconferentie op dinsdag 8 december zegt premier Rutte: „Nederland staat op een tweesprong. Óf we zorgen er samen voor, door ons gedrag, dat de cijfers toch weer de goede kant op gaan. Óf de cijfers blijven stijgen en dan sluit ik zelfs niet uit dat we voor de Kerst bij u terug moeten komen met nog strengere maatregelen.” In een staatje dat Van Dissel de Tweede Kamer woensdagmorgen 9 december toont, staat dat zelfs een recordaantal van 296.578 Covidgevallen per 8 januari realistisch is te noemen als de gedragsregels tijdens de feestdagen opnieuw worden genegeerd. Dat kan de zorg niet aan.
Toch is het niet die sombere prognose die diezelfde woensdagmiddag centraal staat in het Kamerdebat. Veel opwindender vindt de volksvertegenwoordiging een notitie die dinsdag uitlekte vanuit het ministerie van Economische Zaken. Daarin valt te lezen dat de noodzaak om de horeca langdurig gesloten te houden –een paardenmiddel dat steeds meer ergernis wekt– twijfelachtig is. Geen officieel stuk, haast minister Wiebes (Economische Zaken) zich te verklaren. Maar de toon in het debat is gezet.
Bijna de hele oppositie draagt het kabinet ertoe op de mogelijkheden voor versoepelingen –in de horeca en de amateursport– gericht te gaan onderzoeken. De coalitiepartijen doen er gelaten het zwijgen toe.
Alles bij elkaar een gemiste kans, zo blijkt. Met een alarmerend telefoontje op vrijdagavond over oplopende besmettingen en ziekenhuisopnames duwt Van Dissel het kabinet opnieuw in de crisisstand. Dat grijpt opnieuw naar hét paardenmiddel: een lockdown. Dit keer geen intelligente, maar een harde, welteverstaan.
Niet onbegrijpelijk, gelet op de stijging van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames en op de alarmsignalen vanuit de zorg. Tegelijkertijd is het vergaande maatregelenpakket onder grote tijdsdruk in elkaar gezet, van fijnmazigheid is geen sprake meer. Zo is het percentage besmettingen dat de GGD’s over de periode van 31 augustus tot en met 8 december kunnen relateren aan de categorie ”school en kinderopvang” met 5,9 procent nog altijd relatief laag te noemen. In meerdere regio’s lukt het scholen ook het fysiek onderwijs nog draaiende te houden, maar het kabinet is onverbiddelijk: alles gaat dicht.
Een heldere uitleg daarvoor kon onderwijsminister Slob maandagavond in de talkshow Op1 niet geven. Intussen wijst alles erop dat die maatregel instrumenteel is ingezet. Het kabinet wil daarmee niet zozeer de kinderen als wel de ouders bereiken. „U dient vanaf nu echt thuis te werken”, is het devies.
Het tekent de machteloosheid die zich van het kabinet meester lijkt te maken. Het appel van de premier op 8 december heeft zijn doel gemist.
Paniekvoetbal of niet, de harde lockdown is een feit. Wat resteert, is de hoop dat die zijn werk doet. En een verdergaande ontwrichting van de ziekenhuiszorg voorkomt.