Hij vergelijkt zijn werk als Speciaal gezant voor religie en levensovertuiging met de druppel die de steen uitholt. Resultaten boeken op het terrein van godsdienstvrijheid is een proces van de lange adem, weet Jos Douma. Het zicht op zoveel onvrijheid stemt hem ook dankbaar dat hij als christen in Nederland zijn geloof openlijk kan belijden. En dat drijft hem nog meer om de publieke zaak te dienen. „Ik kom op voor de vrijheid van ieder mens om te geloven of niet te geloven.”
Zijn weg als Speciaal gezant voor religie en levensovertuiging heeft hij inmiddels wel gevonden. „Als diplomaat doe je dat eigenlijk volautomatisch, dat hoort bij het beroep”, zegt voormalig ambassadeur Jos Douma (65). Om lachend te vervolgen: „Diplomaten kennen vaak plaatsingen van maximaal vier jaar en dan zou het erg onhandig zijn om meer dan een jaar nodig te hebben om je in te werken.”
Het is sinds juli 2019 dat hij zich Nederlands eerste religiegezant mag noemen. In die functie komt de gereformeerd vrijgemaakte Douma wereldwijd op voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daarvoor was hij tijdens zijn lange carrière bij het ministerie van Buitenlandse Zaken vanaf 1980 werkzaam in onder andere Nigeria en aangesteld als ambassadeur in Slovenië (2009 tot 2013), Iran (2013 tot 2015) en Georgië (2015 tot 2019). Als gezant put Douma uit een schat aan ervaring, blijkt uit de vele verhalen die hij bevlogen weet te vertellen.
Was godsdienstvrijheid een nieuw terrein voor u?
„Nee, zeker niet. Wel dat ik er voltijds mee bezig ben, maar niet als het gaat om vrijheid van religie en levensovertuiging. Die vrijheid is al sinds 2007 een beleidsprioriteit van het ministerie van Buitenlandse Zaken en maakt zo dus al lang deel uit van mijn carrière.
Tijdens mijn aanstelling in Nigeria werd ik vaak geconfronteerd met het vraagstuk hoe grote godsdiensten zich tot elkaar verhouden. Christenen, moslims en animisten leven daar samen. Destijds was de situatie trouwens nog veel vreedzamer dan nu het geval is.
In mijn tijd als ambassadeur van Georgië –en tegelijkertijd Armenië– gaf ik vrijheid van godsdienst prioriteit. Als ambassade hebben we destijds een programma opgezet gericht op interreligieuze dialoog. In de Armeense hoofdstad Jerevan brachten we leden van diverse religies bij elkaar in een context die gewoonlijk overheerst werd door de Armeens-Apostolische Kerk. Jezidi’s, christenen, moslims en joden zaten aan een tafel en moesten praten als gelijkwaardige partner. Dat was erg verrijkend.”
U bent speciaal gezant voor vrijheid van religie én levensovertuiging. Waarom dat laatste zo nadrukkelijk?
„Het recht om niet te geloven is net zo belangrijk als het recht om wel te geloven. Ook de mensen die niet geloven of niet meer geloven, zijn van waarde. Zo wordt het geheel van vrijheid van levensovertuiging, gedachten en geweten bewaakt.
Daarnaast staat ook het denken van mensen die niet gelovig zijn aan gevaren bloot. Zij hebben echter vaak niet van die prachtige organisaties als Open Doors of Kerk in Nood die bijvoorbeeld christenen hebben. Het element levensovertuiging is in deze functie opgenomen zodat zij weten dat ook aan hen wordt gedacht.”
Op Twitter plaatste u recent een foto van een viering van het heilig avondmaal bij u thuis. Daarbij verwees u naar een Iraanse christen die vanwege het drinken van wijn tijdens het avondmaal zweepslagen kreeg. Welke rol speelt uw geloof in uw werk?
„Voor mij is het evident dat mijn geloof een rol speelt. Als ambtenaar ben ik blij de publieke zaak te kunnen dienen. Het gaat om de vrijheid voor ieder mens om te geloven en te zijn wie hij of zij is. Maar als ambtenaar ben ik ook mens, en als mens ben ik christen.
Ik laat dat soms ook heel nadrukkelijk blijken. Je hoeft je niet te schamen voor je geloof. Door publiekelijk voor mijn levensovertuiging uit te komen, deel ik die met mijn gesprekspartner. Als ambassadeur in Teheran liet ik in mijn gesprekken met de geestelijke autoriteiten over christenen blijken dat ik wist waar ik het over had.
In de kwestie die ik op Twitter aankaartte, is het heel bedroevend dat je in Iran als historische Armeense minderheid wijn mag drinken tijdens het avondmaal, maar dat een christelijke bekeerling daarvoor wordt gestraft. Ik vond het goed om er bij stil te staan dat ik zelf wel in vrijheid –momenteel dan wel belemmerd door corona– dat avondmaal mag vieren. Noem het een coming out, daar kom ik voor uit.”
Wat is uw rol precies als gezant?
„Ik ben binnen Buitenlandse Zaken allereerst aanspreekpunt, aanjager en boegbeeld op het gebied van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Maar mijn functie is net wat anders dan mijn buitenlandse collega’s, want ik werk daarnaast aan een netwerk die religie en diplomatie wederzijds moet versterken, bijvoorbeeld binnen ontwikkelingssamenwerking. Het derde is dat ik binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken de kennis van religie vergroot. Het is van groot belang dat we het perspectief van de ander leren kennen. Zodat we inzien dat wereldwijd veel mensen worden gedreven door religie.”
Een speciaal gezant godsdienstvrijheid. Is dat een poging om de koopman van de dominee te scheiden?
„Technisch klopt dat. Handelsmissies zijn in de eerste plaats bedoeld om handel te drijven. Tegelijkertijd zijn voor Nederland ook mensenrechten van belang. De minister kan boodschappen overbrengen en mee naar huis nemen. Juist omdat wij een grote handelspartner zijn en met alle landen betrekkingen hebben, komen we ook met groter gezag binnen en kunnen we het ook over vrijheidsschendingen spreken. Maar dat is altijd in alle bescheidenheid.
En soms komt het ook gewoon niet uit om tijdens een handelsmissie een bepaalde boodschap over te brengen. Je moet daar met een zekere selectiviteit mee omgaan, niet alles hoeft op hetzelfde moment. Dan zeggen collega’s tegen mij: „Kaart jij het maar aan.” Tegelijkertijd, als je iets constateert mag je het ook zeggen. Gevoeligheden horen bij het vak.”
Heeft een gezant ook daadwerkelijk invloed?
„Asia Bibi, de Pakistaanse vrouw die ter dood was veroordeeld, heeft in haar memoires laten optekenen dat vooral de toenmalige EU-gezant voor godsdienstvrijheid Jan Figél voor haar vrijlating van groot belang is geweest. En die collega heeft ook veel voor haar betekend, maar wat precies de doorslag heeft gegeven, weet je niet.
Wat wij als gezanten doen is bij landen de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging op de agenda zetten én houden. Voortdurend. Mijn VN-collega heeft het ooit eens vergeleken met de beroemde druppel op de steen. Als je maar lang genoeg waterdruppels op de steen laat vallen, zal die uiteindelijk breken. Dat is wel een langdurig proces.
Daarbij is ook samenwerking van groot belang. Nederland maakt onderdeel uit van een internationale alliantie van landen die zich inspannen voor godsdienstvrijheid. Door gezamenlijke druk van betrokken landen krijg je dingen voor elkaar. Een goed voorbeeld daarvan is de afschaffing van de doodstraf op afvalligheid in Sudan.
Mensen kunnen heel sceptisch doen over het effect van een gezant, maar Nederland heeft dankzij mijn functie meer capaciteit om dit thema aan de orde te stellen. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging had al langere tijd prioriteit, maar nu kunnen we intensiever het gesprek aangaan.”
Welke vaardigheden heeft een religiegezant nodig om succesvol te zijn?
„Je hebt een bepaalde senioriteit nodig om dit werk met gezag te kunnen doen. Ervaring is van groot belang. Daarnaast is inlevingsvermogen een vast stuk gereedschap. Als je daar niet over kunt beschikken, dan heb je een probleem.
Soms moet je echter bijna onbehouwen zijn. Een fraai voorbeeld daarvan is Jemen, een land dat wordt geteisterd door grote religieuze problemen. Sjiitische Huthi-rebellen beschouwen de Bahai-gemeenschap in het land als ketters omdat Bahai na Mohammed nog een profeet kennen. En dat wordt niet getolereerd. Verschillende Bahai zaten eerder dit jaar nog gevangen.
De Huthis hadden in maart toegezegd deze Bahai los te laten. Maar na drie maanden was er nog niemand vrijgelaten. Toen hebben we via sociale media heel direct laten weten: wordt het niet tijd om hen vrij te laten? Dat genereerde effect. Ondertussen ging de gewone diplomatie natuurlijk ook door. En ten langen leste zijn de Bahai vrijgelaten. Dat is het resultaat van normale diplomatie en sociale media waar je soms iets hardere taal gebruikt.”
Zijn er ontwikkelingen op het gebied van godsdienstvrijheid die u zorgen baren?
„Het is heel lastig om bepaalde ontwikkelingen te rangschikken. Ik maak mij zorgen om intolerantie in het algemeen. Dat uit zich in het onderdrukken van mensen met een duidelijke levensovertuiging, en vaak is dat religie. Van de wereldbevolking ervaart 85 procent belemmeringen in de vrijheid van denken en geloven. Die mensen hebben niet de vrijheid die ze toekomt en daar moeten we wat aan doen.
Ook de discussie rond blasfemiewetgeving heeft mijn aandacht. Wij willen dat die wetgeving wordt afgeschaft omdat de vrijheid van meningsuiting primair is. Die ligt namelijk dicht bij de vrijheid van levensovertuiging.
Het noemen van landen is altijd lastig. Maar enkele landen die op de agenda komen zijn Iran, Nigeria, Pakistan. Al die drie landen zijn elk voor zich totaal verschillend. In Pakistan zien we hele positieve ontwikkelingen, maar tegelijkertijd ook heel pijnlijke blasfemiegevallen. Nigeria is heel complex, daar spelen allerlei issues die dan ook religieuze aspecten hebben. Iran kent complete intolerantie tegen andersdenkenden. Dat baart mij grote zorgen.”
Dit is het eerste deel in een tweeluik over gezanten godsdienstvrijheid. Zaterdag in RD Accent deel 2.