Moet imam straks naar EU-school?
Imams, welkom op onze Europese school van normen en waarden. De voorzitter van de club van EU-leiders, Charles Michel, ziet het al helemaal voor zich. In de strijd tegen religieus radicalisme roept hij op tot de oprichting van een Europese imamopleiding. Maar hoe realistisch is dit voorstel? „Het idee van Michel is goed, maar het werkt anders dan hij denkt.”
Het voorstel van Michel, voorzitter van de Europese Raad, kwam niet als een verrassing. De Leidse hoogleraar Islam en het Westen Maurits Berger had het al vaker gehoord. De roep om imams van eigen bodem op te leiden klinkt haast na elke terroristische daad, signaleert hij. „Er vinden aanslagen in Nice en Wenen plaats en daar is de gedachte weer: wordt het niet tijd voor een eigen imamopleiding?”
Precies een week na de aanslag in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen reist Michel vanuit Brussel naar de getroffen stad om met bondskanselier Sebastian Kurz de slachtoffers van de schietpartij te herdenken. Daar snijdt de voorzitter ook meteen de aanpak van terrorisme, extremisme en radicalisme in de Europese Unie aan. „Ik vind”, zegt Michel, „dat er op Europees niveau discussies moeten worden gevoerd over het idee dat enige tijd geleden is gerezen om een Europees instituut voor de opleiding van imams op te richten.” Die school moet ervoor zorgen dat „de boodschap van tolerantie en openheid op Europees niveau kan worden overgebracht.”
Haat
Op Twitter vat hij het later scherp samen: „Om de ideologie van haat te bestrijden, moeten we zo snel mogelijk een Europees instituut opzetten om imams in Europa op te leiden.” Steun voor zijn uitspraken vindt Michel echter niet in Brussel. Een dag later spreekt hij met de andere Europese voorzitter, Ursula von der Leyen van de Commissie, op een podium over terreurbestrijding in de EU, maar er valt geen woord over een Europese imamopleiding.
In plaats daarvan wijst Von der Leyen naar de voorstellen over terrorismebestrijding waar het dagelijks bestuur van de EU op 9 december mee zal komen. Ze spreekt van drie speerpunten: preventie, bescherming van de buitengrenzen en actie – bijvoorbeeld tegen vuurwapens. Zou een Europese opleiding onder de preventie vallen? Lijkt van niet, want dat gaat over integratie en het opschonen van internet. De Commissie kwam dinsdag nog met een uitgebreid actieplan om integratie en inclusie in de EU te bevorderen. Wat daarin over onderwijs wordt gezegd, is totaal iets anders dan wat Michel voorstelde.
Ook de Europese ministers van Binnenlandse Zaken bogen zich in de Raad over Michels uitspraken. Zij waren het deels met hem eens. „Wij moeten ervoor zorgen dat godsdienstonderwijs in overeenstemming is met de Europese grondrechten en waarden”, verklaarden zij. Opvallend is echter dat zij eraan toevoegden dat „onze strijd tegen terrorisme niet is gericht tegen welke religieuze overtuiging dan ook.”
Met de verklaring van de ministers viel Michels specifieke plan voor een Europese imamschool in duigen. Een woordvoerder van Michel wil geen commentaar geven op de vraag of de voorzitter bij zijn oorspronkelijke voorstel blijft, of dat hij er bij nader inzien toch liever geen enkele religie uit licht.
De vraag blijft echter wat in Brussel precies de plannen zijn met het overgebleven idee dat „godsdienstonderwijs in overeenstemming is met de Europese grondrechten en waarden.” Hoewel er niet meer concreet over een Europese imamopleiding wordt gesproken, zijn de bredere ideeën van religieus onderwijs in lijn met EU-waarden nog allesbehalve van tafel. Dat zou er indirect voor zorgen dat er alsnog sprake is van plannen om een Europese imamschool op te richten.
Navraag bij de Commissie, die initiatieven voor Europese wet- en regelgeving neemt, levert vooralsnog niets op. Een woordvoerder geeft op een enkele vraag antwoord, maar gaat ondanks herhaaldelijk aandringen niet in op de vraag met welke voorstellen het dagelijks bestuur precies gaat komen om ervoor te zorgen dat geestelijken voortaan volgens Europese normen en waarden worden opgeleid. Wanneer de Commissie begin december met haar voorstel over terrorismebestrijding komt, zal duidelijk worden of deze ideeën concrete vormen gaan aannemen of niet.
De ideeën stuitten buiten Brussel echter al op kritiek. Verschillende experts wezen op de pogingen die in diverse Europese landen –waaronder Nederland– zijn gedaan, en op niets uitliepen. Anderen noemden het creëren van een „Europese islam” niet noodzakelijk en nog minder wenselijk.
Scheiding
Met dat laatste stemt hoogleraar Berger volledig in. Volgens hem laat de scheiding van kerk en staat geen enkele ruimte aan een door de EU opgericht instituut waar een bepaalde islam wordt gepropageerd. „Geen enkele politicus mag bepalen welke islam moet worden geleerd. Vrijheid van religie betekent dat de overheid zich niet inhoudelijk met religie bemoeit. Zodra de wens ontstaat om een bepaalde islam te onderwijzen, haakt iedereen af.”
Het plan van Michel roept het beeld op van een politicus die probeert een religie te vormen naar politieke verlangens. Berger begrijpt de stevige uitspraken van de voorzitter van de Europese Raad. „Als politicus moet hij duidelijk maken dat dit zijn wens is. Maar als ik hem zou spreken, dan zeg ik: „Op die manier gaat het niet werken, dat heeft de praktijk al uitgewezen.” Wel moeten moslims kennis krijgen wát de Europese waarden zijn en wáárom Europa daar belang aan hecht.”
Daar waar de EU-ministers een opleiding voor alle geestelijken beoogden, focust Michel op de islam. Voor Berger is dat laatste niet direct een probleem. „De christelijke en joodse gemeenschappen in Europa hebben al heel lang een goed ontwikkelde onderwijsinfrastructuur. Voor de islamitische gemeenschap is dat niet het geval.”
Ondanks de bezwaren tegen het voorstel van Michel, is de hoogleraar ingenomen met het belang dat de politicus aan het onderwijs toekent. Gedegen islamitische scholing in een westerse context is volgens hem van belang voor de integratie van moslims. „De opleiding van islamitische geestelijken is een belangrijk deel van de puzzel.”
Kenmerkend voor de moslimgemeenschap in Europa is namelijk dat het ontbreekt aan goed geestelijk leiderschap. Als Nederlandse moslims belangrijke vragen hebben, zoeken ze een geestelijke autoriteit. „Alleen vinden ze die bijna niet in Nederland. Wel in Saudi-Arabië. En bij de Saudi’s kunnen ze altijd terecht, die geven zelfs gratis boeken.”
Daar moet Europa wat tegenover stellen, vindt Berger. „Ik zou graag zien dat er door zulke opleidingen, hier in Nederland en in Europa, gezaghebbende mensen opstaan. Die op lokale vragen een antwoord hebben. Waarom iemand bijvoorbeeld niet naar Syrië zou moeten afreizen, en of je als moslimman een vrouw een hand mag geven. Daar zit de jeugd mee.”
De hoogleraar weet waar hij het over heeft. Als hij in 2006 in dienst komt bij de Universiteit Leiden ‘erft’ hij de twee jaar eerder opgerichte imamopleiding. In 2014 trekt het bestuur echter de stekker uit de opleiding. In die tijd sluit ook een imamopleiding aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam haar deuren sluit. „Deze opleidingen waren niet rendabel vanwege het gebrek aan studenten”, legt Berger uit. „Alleen de Vrije Universiteit in Amsterdam biedt nog een imamopleiding aan, maar die heeft besloten om geld bij te leggen.”
Kopzorgen
Nederland is niet het enige land dat met deze problemen worstelt. Verschillende Europese landen stimuleren lokale opleidingen, met wisselend succes. In Zweden betaalt de overheid vanaf 2016 de imamcursus. In Frankrijk is dat niet mogelijk vanwege de strikte scheiding tussen kerk en staat. Ook in Duitsland geeft het aantal buitenlandse imams –zo’n 90 procent van het totaal– de nodige kopzorgen.
Maar nieuwe initiatieven hoeven niet opnieuw op een fiasco uit te lopen, zolang er maar wel rekening wordt gehouden met een aantal randvoorwaarden, zegt Berger. De eerdere opleidingen waren leergeld. Zo moeten opleidingen zich niet willen meten met instituten als de beroemde Azhar-universiteit in Caïro, zegt Berger. „Laat jonge moslims daar studeren en bij ons promoveren of een master doen.” Dat islamitische geestelijken toch in het buitenland studeren, ziet de hoogleraar niet als een probleem. Juist de combinatie van een studie aan een buitenlands gezaghebbend instituut en contextualisering in Europa geeft dat zij zich kunnen meten met buitenlandse geleerden, stelt hij.
Ook is bij dit soort initiatieven vertrouwen essentieel, benadrukt Berger. „Vaak zijn terrorisme en radicalisering de enige redenen van de overheid om zo’n project te starten. Maar bij zulke initiatieven wil de gemiddelde moslim niet betrokken zijn.” Het beste wat Europese politici kunnen doen, is ervoor zorgen dat het debat niet in de anti-terrorismediscussie belandt.
Daarnaast is het belangrijk te weten dat moslims zelf al de nodige initiatieven nemen, zegt Berger. „In de islamitische gemeenschappen zit men eveneens met de handen in het haar. Ook zij wensen een goede opleiding en geen imams uit het buitenland.”
Zo noemde Chems-Eddine Hafiz, de leider van een van Frankrijks meest prominente mosliminstellingen, het voorstel van Michel zelfs een „nobel idee”, en benadrukte hij dat er een tekort is aan geschoolde imams in westerse landen. Ook een aantal Belgische en Franse vooraanstaande moslims heeft zich in een opiniestuk positief uitgelaten over het voorstel. Verder is door moslims het initiatief genomen tot de oprichting van het onafhankelijke Europees Instituut voor de Studies van Islam in Brussel, waar ook Berger bij betrokken is.
De politieke behoefte is om meer westers geschoolde imams te hebben, aldus de hoogleraar. „Maar binnen de islamitische gemeenschap is vooral behoefte aan geestelijke leiding die dicht bij de leefwereld van moslims hier in Europa staat. Hun leefwereld is in de eerste plaats een westerse wereld. De politiek doet er goed aan om dát een impuls te geven.”