De gereformeerde gezindte heeft met de evolutietheorie een probleem. Grondige bezinning daarop is heel hard nodig. Ik pleit niet voor een bepaald antwoord, maar voor het onder ogen zien van de vragen.
Bij de bezinning op de verhouding van evolutie en christelijk geloof is het uitgangspunt dat God één of eenvoudig is, niet meervoudig, en dat ook Zijn handelen één is. Gods twee openbaringsbronnen, natuur en Heilige Schrift, zijn daarom niet met elkaar in strijd. Als er tegenstrijdigheden tussen die twee lijken te zijn, is het aan ons om te onderzoeken dat het niet om werkelijke maar om schijnbare tegenstrijdigheden gaat.
Gods Woord vormt de basis voor de theologie en Gods werk in de natuur die voor de natuurwetenschap. Beide wetenschappen mogen niet strijdig zijn met beide openbaringsbronnen. Als een theorie strijdig is met een van Gods openbaringsbronnen, moet ze worden afgewezen. De discussie over het al dan niet aanvaardbaar zijn van de evolutietheorie spitst zich doorgaans toe op het strijdige ervan met de Bijbel. Maar vaak wordt voorbijgegaan aan het probleem dat onze scheppingstheologie heeft met Gods werken, en (nog fundamenteler) dat Gods werk strijdig lijkt te zijn met Zijn Woord. Ik noem slechts drie van de vele voorbeelden.
Sommige vanaf de aarde waarneembare sterrenstelsels staan op miljoenen lichtjaren afstand. Dat is een probleem voor de op Bijbelse gegevens gereconstrueerde ouderdom van de aarde van circa zesduizend jaar.
Een ander probleem is dat vogels tand-DNA hebben, maar naar hun aard geen tanden. Dat roept de vraag op waarom God elke vogelcel nutteloos DNA toebedeeld heeft, toen Hij vogels schiep naar hun aard.
Een derde voorbeeld: mensen en mensapen hebben een vitamine-C-gen gemeenschappelijk dat op dezelfde wijze defect is.
Bij deze voorbeelden gaat het niet om theorieën waarvan we kunnen vragen: „Wat als het waar is?” Dit zíjn waarheden; we moeten die onder ogen zien.
Legitiem
Waar de evolutietheorie wordt bekritiseerd, zijn er globaal drie reacties op deze problematiek. De eerste is negeren. De tweede is hopen dat nieuw onderzoek van binnenuit zal laten zien dat de evolutietheorie niet klopt. De derde is creationistisch onderzoek doen dat de problematische feiten anders interpreteert.
De eerste reactie lijkt me onjuist. De tweede is tot nu toe niet bewaarheid, integendeel. De derde weg is volstrekt legitiem, maar heeft helaas weinig wetenschappelijk houdbaar resultaat opgeleverd. In combinatie met het gegeven dat nieuwe gegevens de evolutietheorie versterkten, lijkt deze weg dood te lopen. Dat wil niet zeggen dat men maar moet stoppen. Wie weet slaat nieuw onderzoek een bres in de muur en doemen er alsnog onvermoede vergezichten op. Maar op dit moment is daarvoor geen reële verwachting.
Dat noopt ons ook een andere weg in te slaan en de vraag te stellen of wij Gods Woord wel juist interpreteren, en in het verlengde daarvan of natuurwetenschappelijke theorieën misschien toch minder strijdig met de Bijbel blijken dan voorheen gedacht. Ook deze weg is volstrekt legitiem. Maar het is een weg waar velen huiverig voor zijn. Zij die haar eerder gingen, vervielen niet zelden tot relativering van Gods Woord. Deze weg kent dus voetangels en klemmen.
Toch moeten we mijns inziens deze weg proberen te gaan. Want als beide routes dood blijken te lopen, moeten we een God aanvaarden Wiens werken strijdig zijn met Zijn Woord. Dan valt niet allereerst de scheppingsleer om, maar de Godsleer en daarmee de héle christelijke theologie. Er staat dus nogal wat op het spel.
Maar tegelijkertijd staat er niets op het spel. Wie gelooft dat God één is, gelooft dat Zijn Woord en Zijn werk niet met elkaar strijdig zijn. En dat geloof is ook hier een vaste grond; een bewijs van wat we (nog) niet zien, en een reden om vrijmoedig bezig te gaan, op welke weg het antwoord dan ook gevonden wordt.
Gefundeerde kritiek
Ondertussen zijn de voetangels en klemmen wel realiteit. En daarom verwacht ik kritiek op deze bundel, ik hóóp erop! Niets is bevorderlijker voor bezinning dan gefundeerde kritiek. Die is nodig om de voetangels en klemmen te vermijden of er weer uit los te raken.
Want we zijn er nog niet. De bundel ”En God zag dat het goed was” presenteert zich als „voortgaande bezinning.” Er zijn al juiste vragen gesteld, maar er blijven ook vragen over. Of gegeven antwoorden aanvaardbaar zijn, moet breder doordacht worden. In de bundel zelf en in bijvoorbeeld de lezing van prof. dr. Mart-Jan Paul worden kritische opmerkingen gemaakt met betrekking tot de mensenziel en exegese en hermeneutiek. Die zijn zeer welkom. Want laten we het in ieder geval hierover eens zijn: we hebben een probleem en grondige bezinning daarop is heel hard nodig.
De auteur is uitgever en theoloog.