Gods heerlijkheid
Genesis 9:27
„God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten; en Kanaän zij hem een knecht.”
Groot en uitnemend is de eer en heerlijkheid van onze God, die geopenbaard is en gebleken is in de geboorte en menswording van Zijn Zoon, onze Heiland en Zaligmaker Jezus Christus. Ja, ook zelfs het heerlijke, dat eertijds heerlijk was, is niet heerlijk geweest ten opzichte van deze uitnemende heerlijkheid, die in de menswording van de Heere Jezus is gebleken (2 Korinthe 3:10). Want in deze geboorte is gebleken de eer en heerlijkheid van Gods waarheid. De beloften, eertijds aan de vaderen gedaan, heeft God vervuld, door Jezus te verwekken (Handelingen 13:32). In deze Jezus, geopenbaard in het vlees (1 Timotheüs 3:16), zijn voorts al de andere beloften Gods ja en amen gemaakt (2 Korinthe 1:20). Zo is in deze geboorte gebleken dat God waarachtig is (Johannes 3:32).
Zo is in deze geboorte ook heerlijk gebleken de eer en heerlijkheid van de goddelijke genade, liefde en goedertierenheid; en wel van die genade, waardoor Hij de Zoon heeft gegeven (Johannes 3:16) en Hem niet heeft gespaard (Romeinen 8:32). Daardoor bewijst God Zijn uitnemende liefde jegens ons (Romeinen 5:8) en schenkt Hij ons alle dingen in en met Zijn Zoon Jezus Christus (Romeinen 8:32), de allergrootste en allerheerlijkste beloften (2 Petrus 1:4), en heeft ons zo begenadigd in de Geliefde (Efeze 1:2). Dat zijn zulke grote en heerlijke dingen, dat de heilige Schriftuur daarvan moet getuigen.
Fridericus Ragstat à Weille, predikant te Spijk (”Noachs profetie”, 1685)
Fridericus Ragstat à Weille (1648-1729) was de eerste Joodse predikant in de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden. Hij schreef een boek over zijn overgang tot het christendom. Hij was onder meer predikant in Ossenisse en Spijk.