Kans op nog meer geweld na aanslagen in verdeeld Sri Lanka
Voor een stabiel land zijn bomaanslagen al moeilijk te verwerken, voor een kwetsbaar land als Sri Lanka lijkt dat bijna onmogelijk. Angst, wantrouwen, verdachtmakingen en hetzes worden er vanouds gecultiveerd, niet het minst jegens moslims.
Het klonk deze dagen ietwat geruststellend: een kleine lokale moslimgroepering, de National Thowheeth Jamaath (NTJ), zou achter de aanslagen in Sri Lanka zitten. Tegelijkertijd was er de suggestie van internationale connecties – met Islamitische Staat, of al-Qaida als hoofdverdachten. Gezien de doelen van de aanslagen –kerken en dure hotels– lijkt die connectie bijna vanzelfsprekend.
Beide terreurgroepen hebben immers voor alles westerse doelen op het oog. Zeker nu IS in Syrië en Irak is verslagen, verwachtten veiligheidsdiensten al geruime tijd uit die hoek revanche. Zo wordt er gesproken over ”pop-up-IS-terreur”: aanslagen die dán in het ene, dán weer in het andere plaatsvinden. Sri Lanka zou dan zeker niet het laatste doelwit zijn.
Dát IS in Sri Lanka bezig is voet aan de grond te krijgen is al langer bekend. Vorig jaar bracht de regering het nieuws dat zeker 30 moslims uit Sri Lanka zich hadden aangesloten bij IS in Syrië en Irak. Ook van de nu verdachte radicale moslimgroep was bekend dat die IS-sympathieën had.
Met het noemen van die „internationale connectie” wordt in Sri Lanka een buitengewoon gevoelige snaar geraakt, althans bij de Singhalese meerderheid van de bevolking, die ook nog eens boeddhist is en geen moslim.
Minderheidsmentaliteit
Singhalezen worden getypeerd als een meerderheidsgroep met een minderheidsmentaliteit, een bevolkingsgroep die zich constant bedreigd voelt door minderheden op het eiland – etnische Tamils, moslims, en jawel, ook westerse christenen. Die angst wordt nog eens versterkt doordat politici er gebruik van maken zodra er verkiezingen in aantocht zijn en de massa moet worden gemobiliseerd.
De burgeroorlog tussen Tamils en Singhalezen die in 2009 eindigde met een nederlaag van de Tamiltijgers, is zeker ook vanuit die mentaliteit te verklaren. De Tamils, zo luidde de redering van Singhalese groepen, mag dan op Sri Lanka een etnische minderheid zijn, in buurland India wonen er nog eens vele miljoenen, terwijl wij als Singhalezen enkel dit eiland tot woongebied hebben.
Met zo’n zelfde blik wordt gekeken naar moslims. Die mogen dan slechts 9 procent van de bevolking uitmaken, wereldwijd maken zij deel uit van een veel groter geheel. Een overmacht van moslims zou zelfs van plan zijn om de macht op Sri Lanka over te nemen.
Singhalese nationalisten die dit vuurtje van angst aanzwengelen, wijzen op de „economische macht” van Srilankaanse moslims. Wat ze dan niet vertellen is dat moslims overal slechts kleine winkeltjes runnen.
Dan is er nog de Arabische cultuur als „bedreigende factor.” Onmiskenbaar is de toenemende arabisering van de Srilankaanse moslimcultuur. Hoe kan het ook anders? Meer dan een miljoen Srilankanen werkt in het Midden-Oosten en onder hen zijn veel moslims. Zodra die terugkeren, brengen ze geld mee –waarvan ook moskeeën worden gebouwd– maar ze introduceren ook een Arabische leefwijze. Zo lopen vrouwen steeds vaker in een nikab.
De vrees voor moslims in Sri Lanka wordt via sociale media aangewakkerd door nationalistische Singhalese groeperingen – meestal betreft het nepnieuws. Zo zouden moslims sterilisatiepillen in voedsel hebben verstopt om Singhalezen tot een minderheidsvolk te maken.
Er is weinig voor nodig om deze onderhuidse angst te doen omslaan in agressie. Dat gebeurde al tientallen keren, en de aanslagen van zondag doen het ergste vrezen.