Gezond kerkelijk besef bindt samen
Maak je de kern van de gereformeerde geloofsleer eigen, gedenk Gods wonderen in de (kerk)-geschiedenis en zoek het gezelschap van allen die de Heere ootmoedig vrezen. Daardoor wordt een positief getuigenis gegeven tegenover berichten over afname van het aantal christenen, reageert dr. J. P. van den Brink.
Op het artikel van dr. C. S. L. Janse over kerkverlating (RD 22-9) kwamen diverse reacties. Janse toonde aan dat er in het kerkelijk grensverkeer een beweging is van behoudend georiënteerde kerkgenootschappen naar kerkgenootschappen die ”ruimer in de leer” zijn. Naast het grensverkeer tussen de kerken is er ook een uitstroom vanuit de diverse kerken: een maand later meldde het RD dat (nu voor het eerst) meer dan de helft van de Nederlanders niet meer bij een religieuze groep is aangesloten. Meer dan driekwart gaat zelden of nooit meer naar een kerk.
In het licht van deze telkens weer schokkende cijfers van de voortgaande secularisatie raakt de discussie over de 20.000 uitstromers uit de Gereformeerde Gemeenten (tegenover 10.000 instromers) niet de kern van het probleem. Achter deze berichten en getallen zitten individuele mensen.
Het is het individuele verhaal van die mensen dat mij telkens weer raakt. Bij mensen die God en Zijn dienst vaarwel zeggen huilt mijn ziel om hun behoud. Bij stelletjes uit verschillende kerken die een gezamenlijk kerkelijk onderdak zoeken ontstaat een dubbel gevoel, omdat die jonge mensen zo’n keuze niet zouden moeten hoeven maken. Bij mensen die uit onvrede/dwaling een andere kerkelijke keus maken ben ik vaak bezorgd dat deze keus hen verder van God afvoert. Met mensen die dicht bij de Heere leven maar die in hun vorige kerkelijke gemeente geestelijk geen aansluiting vonden lijd ik mee, omdat wij in onze kerken elkaar zo veel schade aandoen en dat wij niet in staat blijken om als christenen één te zijn. Het begon bij Paulus en Barnabas, en kreeg vorm bij de exclusieve volgelingen van Paulus, Cefas of Apollos; sindsdien is het er niet beter op geworden.
Drama
Elke uitstroom of doorstroom is dus uiting van een drama. Dat Maarten Vogelaar en Arjen Zijderveld hun kerkelijke omzwervingen niet zo ervaren (RD 18-10) kan ik daarom moeilijk meemaken. Ik kan mij niet voorstellen dat je de kerk waarin God tot je ziel sprak en waar je het geloof hebt ontvangen, zonder pijn verlaat. Zij spreken niet van een drama, omdat zij er in hun ogen iets beters voor terugkregen. Dat gun ik hun van harte, maar de toelichting die zij daarbij geven maakt mij terughoudend in deze felicitatie.
De Gereformeerde Gemeenten zouden er niet of onvoldoende in slagen om de verbinding te leggen met de pluriforme wereldwijde kerk van Christus die zich zou kenmerken door een grote mate aan diversiteit. Hun persoonlijke ervaring krijgt in hun artikel de status van de hoofdreden waarom zo velen de Gereformeerde Gemeenten vaarwel zeggen. Zij voelden zich geremd om kennis te nemen van eigentijdse christelijke denkers die als verdacht werden aangemerkt. Jongeren groeien op met een besef in een wereld te leven die wordt gekenmerkt door pluraliteit. Doordat de Gereformeerde Gemeenten zich niet openstellen voor deze diversiteit, zouden zij afhaken.
Omarmen
Toont het onderzoek van Janse juist niet aan dat vanuit kerken die deze pluraliteit wel omarmen de uitstroom naar buiten de kerk veel groter is dan de instroom? De scribenten zeggen dat zij hun kerkelijk besef zijn kwijtgeraakt en dat achten zij winst. Maar bindt een gezond kerkelijk besef juist niet samen? En is het ontstaan van allerlei nieuwe kerkelijke en buitenkerkelijke initiatieven (refobaptisten, DoorBrekers, Mozaiek0318 et cetera) geen aanleiding tot grotere kerkelijke verdeeldheid en verwarring?
Kerkelijke zelfgenoegzaamheid zij ons vreemd, maar is het gebrek aan kennis van de wortels van de gereformeerde leer niet een van de oorzaken waarom velen worden aangetrokken door hedendaagse christelijke denkers? Ondanks het vele goede dat je van hen kunt leren, vind je niet altijd de beproefdheid en het evenwicht, die je wél aantreft bij Schriftuurlijk-bevindelijke schrijvers (als John Owen, Thomas Boston en meer). Daarmee wil ik C. S. Lewis, D. Bonhoeffer en anderen niet als ketters afserveren. Bepaald niet. Ze staan in mijn boekenkast, maar de eerstgenoemden staan op ooghoogte.
Gedenken
Kerken van reformatorische signatuur moeten meer inspanningen doen om elkaar op rechte gronden te vinden. Psalm 119, „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel, van allen die de Heere ootmoedig vrezen”, moet praktijk worden. Kerken bij elkaar brengen is een Godswonder. Daarbij gebruikt God mensen. Elk initiatief in deze richting verdient steun. Israël moest Gods wonderen blijven gedenken. Zo worden ook wij opgeroepen om Gods wonderen in de geschiedenis te gedenken.
Mede daarom ben ik blij met een interkerkelijk initiatief van een symposium rond de herdenking van de Synode van Dordrecht. Ik ben verheugd als ik in een interview met ds. C. Harinck lees: „God bewonderen, dat doet je ziel zó goed!” (Terdege 19-10). Dat is het echte antwoord op die telkens weer moedbenemende getallen en statistieken.
Het perspectief is dat er straks een schare zal zijn die niemand tellen kan. Er zullen daar broeders en zusters zijn met wie ik hier de tafel des Heeren niet kon delen. En dat is mij nu tot schaamte. Wat door onze zonde gebroken is, zal worden verzoend en geheeld, want de Heere, onze God, is een enig Heere.
De auteur is ouderling in de gereformeerde gemeente van Eindhoven.