Een verbinder tussen de gereformeerde en de evangelische en charismatische wereld. Dat is prof. dr. C. van der Kooi ten voeten uit. „De Geest werkt breder dan alleen in het individu. God is nog niet klaar met Zijn doel, om mens en kosmos thuis te brengen.”
Prof. Van der Kooi wordt deze maand 66 en dús kreeg hij zijn ontslagbrief, zegt hij lachend in zijn markante villa aan de Engweg in Driebergen, een huis dat je in Zwitserland of Oostenrijk doet wanen. Hoge plafonds maken het gemakkelijk om zijn vele boeken op te tasten.
Van der Kooi begon zijn loopbaan aan de Vrije Universiteit (VU) als universitair hoofddocent dogmatiek. Later werd hij bijzonder hoogleraar theologie van de charismatische vernieuwing en directeur van het Center of Evangelical and Reformation Theology (CERT). In 2008 volgde zijn benoeming tot hoogleraar systematische theologie. Het CERT kreeg later een evenknie in het Herman Bavinck Center for Reformed and Evangelical Theology. Van der Kooi: „Zie het als een koepel van organisaties. Je hebt gewoon een adres nodig om je naar buiten te kunnen richten.”
Als dogmaticus en systematisch theoloog heeft Van der Kooi altijd gewerkt met een open oog naar zowel de evangelische wereld als naar de charismatische wereld. „Althans, de kerkelijke charismatische wereld, niet de vrije groepen”, zegt hij. „Men heeft vaak de neiging alles op een grote hoop te gooien, zowel in de liberale als de orthodoxe hoek, als iets wat niet deugt. De gereformeerde theologie heeft geleerd met twee monden te spreken: Woord en Geest. In veel gereformeerde theologie wordt dat gereduceerd op lutherse wijze: alleen maar Woord, of alleen Christus. Men vindt het eigene van de Geest een beetje link, gevaarlijk.”
Wat kunnen gereformeerden en evangelischen van elkaar leren?
„God wil iets met de mens, hem op zijn eigen benen zetten. Maar God wil ook iets met de grote wereld. Hij is er nog niet klaar mee. Hij wil deze kosmos thuis brengen. Delen van de evangelische wereld, die op zich trouwens heel divers is, hebben soms een theologie die te vergelijken is met een viool met één snaar, namelijk opstanding en overwinning. Alsof de voleinding al is aangebroken. Er is ook de gestalte van het kruis. De gereformeerde theologie heeft geleerd om met verschillende woorden te spreken: kruis, opstanding, uitstorting van de Geest; maar de voleinding staat nog uit. Dat bredere perspectief zit in een goede en gereformeerde theologie over de Heilige Geest. Het gaat dus niet alleen om het individu, het persoonlijke –dat hoort er absoluut bij– maar ook om de grotere wereld, de politiek, het bedrijf, het gezin, de samenleving van mensen. Je kunt misschien het brede woord ”sjalom”, vrede, daarvoor gebruiken.”
Wat hebben bijna dertig jaar bezinning en kruisbestuiving opgeleverd? Zijn de stromingen echt dichter bij elkaar gekomen?
„Delen van de gereformeerde wereld hebben de invloed van de evangelische spiritualiteit ondergaan, denk alleen al aan de liederen. De liedjes van Elly en Rikkert worden in veel huizen van reformatorische gezinnen gezongen. Kinderen groeien daarmee op. Dat zijn evangelische liedjes, maar heel christelijk, en van een hoog gehalte. Het is beetje gevaarlijk om te zeggen, maar ik denk dat de Protestantse Kerk in Nederland aardig is beïnvloed door evangelische vernieuwingsbewegingen. En dat is goed: de evangelische beweging zie ik als een ouderwetse vernieuwingsstroming.”
Uw boek ”Tegenwoordigheid van Geest” uit 2006, bedoeld om de brug te slaan tussen evangelischen en gereformeerden, heeft effect gehad?
„Absoluut. Ik krijg er nog altijd reacties op. En ik ben er nog altijd tevreden mee. In 2014 gaf ik een aantal colleges in Princeton in de Verenigde Staten over deze onderwerpen, die nu worden uitgegeven onder de titel ”This incredibly benevolent force. The Holy Spirit in Reformed Theology and Spirituality”. Ik verken daar de zogenoemde Geest-christologie: Jezus wordt in de Bijbel gezien als Geest-drager, gezonden door de Geest. Ik heb in dit opzicht veel geleerd van Jan Veenhof, een van mijn promotoren, al zijn we niet hetzelfde.”
Buitenstaanders merken op dat de theologische faculteit van de VU in de afgelopen decennia beduidend minder vrijzinnig is geworden.
„In de beeldvorming was de theologische faculteit van de VU de faculteit van Harry Kuitert. Dat was het beeld van buitenaf, maar vanbinnen uit wisten wij beter. We hadden ook mensen zoals Jan Veenhof, die anders in die gereformeerde traditie stond. Zij maakten ons bekend met de breedte van de theologie en legden de lijn met de Charismatische Werkgemeenschap Nederland.
De faculteit heeft zich ontwikkeld tot een faculteit met veel diversiteit, dankzij de verschillende seminaria van de vertegenwoordigde kerken. De faculteit is er door verrijkt, zoals door de baptisten en het Hersteld Hervormd Seminarium, waar studenten met een goede substantiële achtergrond binnenkomen. Juist mensen vanuit een piëtistische traditie hadden ook altijd belangstelling voor mijn colleges.”
Kenmerkend voor de theologische faculteit in de afgelopen decennia is de aandacht voor de Bijbel geweest, aldus Van der Kooi. „De exegeten aan de VU namen en nemen de Bijbel volstrekt serieus. Voor de Bijbel als tekst, af en toe een weerbarstige tekst, was groot respect. Het heeft de Heere God behaagd om Zich op déze wijze aan ons te openbaren. ”Take it or leave it”, je kunt het niet mooier maken dan het is. Die aandacht voor de Schrift is er altijd aan de Vrije Universiteit geweest, al bij Grosheide. Dat waren bijna letterknechten, en horig aan de dogmatiek.”
Maar dat laatste is er niet meer, aldus de hoogleraar. „Er was in de jaren zeventig bij velen een zoeken naar een absolute grond voor het geloof. Het was een modernistische zoektocht, bepaald door de gedachte dat alleen dat als kennis gold wat natuurwetenschappelijk kon worden bewezen. En dat zijn we nu kwijt. We leven in een postmoderniteit. We bevinden ons in allerlei verbanden. We zijn al voorwerp van ervaringen, ook religieuze ervaring, en theologisch moet je dat serieus nemen.”
De aandacht voor de ”Christelijke Dogmatiek”, samen geschreven met Gijsbert van den Brink, was overrompelend, zo constateerde u. Hoe komt dat?
„Honger naar substantie. Het boek kreeg vijf drukken, voor Nederlandse begrippen veel. Het boek is niet in de ramsj gekomen en is nog altijd even duur. Het wordt veel gebruikt, volgens mij in alle opleidingen. We vroegen ons af: Moeten we weer ”Christelijk geloof” van H. Berkhof gebruiken? Dat boek was en is mooi, maar wel uit de jaren zeventig. Berkhof deed te weinig met de triniteit en de pneumatologie. Toen dachten we: nu moeten we zelf maar.”
Van der Kooi denkt dat de ”Christelijke Dogmatiek” feitelijk meer een opvolger van Berkhof is dan van de ”Beknopte gereformeerde dogmatiek” van J. van Genderen en W. H. Velema. „Zij zeiden precies hoe het zat, vertelden wie gelijk had en wie ongelijk. Wat wij doen, is studenten zelf leren nadenken. We confronteren de lezer met verschillende mogelijkheden. We proberen niets dicht te plakken, maar roepen studenten op een eigen oordeelsvermogen te kweken. Dat lijkt me ook de taak van de dogmatiek: je thuis laten raken in de inhoud van het christelijk geloof. We sluiten zeker aan bij klassieke theologie, maar er zitten in ons boek heel vernieuwende aspecten.”
Veel veranderd
Er is veel veranderd in de studentenwereld, zegt Van der Kooi. „Dertig jaar doceren aan een universiteit, dat is een hele generatie. Wij hadden vroeger als student veel meer tijd. Ik ben in 1980 in mijn achtste jaar afgestudeerd en was een van de eersten van mijn groep. Ik had allerlei extra’s gedaan, veel gelezen en gestudeerd.”
Studenten verzamelen tegenwoordig punten, maar minder kennis, aldus Van der Kooi. „Het moet snel en kort. Het voordeel daarvan is wel dat studenten nu meer aan methodiek doen, onontbeerlijk voor het schrijven van een goed werkstuk. De internationalisering levert veel op, maar het probleem is dat de mensen die alles in het Engels willen doen, hun taak niet verstaan. Universiteiten moeten hun studenten ook leren fatsoenlijk Nederlands te schrijven. En dat blijft liggen.”
Al gaat Van der Kooi met pensioen, hij werkt voorlopig nog stevig door. Dat betreft allereerst deeltijdonderzoek aan de Vrije Universiteit voor het Templeton-project. Hij heeft ook een nieuwe parttime baan aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, bedoeld om vragen op het snijvlak van theologie en economie aan de orde te stellen, samen met prof. Paul van Geest.
In de tweede plaats heeft hij nog vijftien promovendi. „Te veel”, lacht Van der Kooi, maar echt vrolijk wordt hij er niet van. „Ik moet er eigenlijk een paar overdragen aan anderen. Negentig procent van mijn tijd ben ik kwijt aan het lezen van manuscripten van promovendi. Tijdrovend, maar ook wel boeiend. Maar aan creativiteit voor eigen onderzoek kom je pas toe als je op vakantie bent. Ik ben een gezegend mens, maar je moet voor het hoogleraarschap aan de universiteit wel over een goede gezondheid beschikken, anders gaat het absoluut niet.”
Prof. dr. C. van der Kooi
Kees (Cornelis) van der Kooi werd op 4 oktober 1952 geboren in Leeuwarden. Hij studeerde theologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, en promoveerde in 1985 op een onderzoek naar de vroege theologie van Karl Barth. Na acht jaar predikant te zijn geweest in Leimuiden werd Van der Kooi in 1992 universitair docent dogmatiek, in 2003 universitair hoofddocent en in hetzelfde jaar bijzonder hoogleraar theologie van de charismatische vernieuwing aan de VU. Op 1 januari 2008 volgde zijn benoeming tot hoogleraar westerse systematische theologie aan de VU. In 2002 werd hij directeur van het Center for Evangelical and Reformation Theology.
Van der Kooi vervulde verder adviesfuncties voor de Protestantse Kerk in Nederland en de Charismatische Werkgemeenschap Nederland. Hij schreef onder meer ”Heil en Verlangen” (1996), ”Tegenwoordigheid van Geest” (2006) en was samen met dr. G. van den Brink auteur van de ”Christelijke Dogmatiek”. Van der Kooi is getrouwd met Margriet van der Kooi, die ziekenhuispastor is in Woerden en Nieuwegein. Zij hebben vier volwassen kinderen en zes kleinkinderen.