Voor jongeren zijn hun ouders de belangrijkste personen als het gaat om de ontwikkeling en de versterking van hun identiteit. Maak daarom tijd vrij voor gesprek, benadrukt drs. Elline de Wilde.
Dit is een opmerkelijk resultaat uit het lectoraatsonderzoek ”Vorming vanuit de Bron” onder (v)mbo-jongeren. Omdat een gesprek tussen ouders en jongeren vaak niet lukt of juist teleurstellend verloopt, is het verrassend dat jongeren kennelijk toch graag met hun ouders praten. Maar hoe komt het dat zowel jongeren als hun ouders uitzien naar een goed gesprek, maar zo’n gesprek regelmatig uitloopt op een teleurstelling en voor spanning zorgt?
Vaak ligt er achter de verwijten die jongeren maken richting kerk en opvoeding het verlangen naar betekenisvolle ontmoetingen en verhalen die sturend en beslissend werken in hun zoektocht naar antwoorden. Verhalen die vragen, twijfels, beleving en betekenis omvatten.
Een jongere vertelde eens dat hij graag zou horen hoe God betekenis kreeg in het leven van zijn moeder. Hij vond het lastig te verkroppen dat hij dit tijdens een huisbezoek moest horen. „Ze weet toch dat wij juist zulke verhalen nodig hebben?”
Ouders praten best veel met hun kinderen, maar weinig over de echt belangrijke dingen. Het lectoraatsonderzoek laat zien dat jongeren wel willen praten (onder meer om hun mening te kunnen vormen), maar dan niet op een manier waarin hun wordt voorgehouden wat ze moeten denken. „Uitleggen en overleggen helpen het beste, want dan word ik meegenomen in het proces”, aldus een jongere.
Jongeren willen graag praten over hun vragen: Hoe weten hun ouders zo zeker dat de Bijbel waar is? Hoe komt het dat ongelovigen soms veel bewuster leven dan gelovige mensen? Waarom zijn de regels van het kerkverband zoals ze zijn? Hadden hun ouders veel twijfels toen ze puber waren en hoe zijn ze daar uitgekomen? Waarom nemen hun ouders wel of niet deel aan het avondmaal?
Voor een goed gesprek geldt dat je vooral moet luisteren en op zoek moet gaan naar wat nog niet gezegd is. Volgens de joodse filosoof Martin Buber zet je in een échte ontmoeting iets van jezelf op het spel. Dat vraagt van ouders kwetsbare moed. Kwetsbaar omdat we falende opvoeders zijn en onze misstappen moeten erkennen voor God en onze kinderen, zeker gezien de belofte die we bij de doop hebben afgelegd. Moed omdat we ons niet mogen laten leiden door moedeloosheid of angst, maar biddend mogen pleiten op Gods verbond, als bron van hoop voor de toekomstige generatie. Een goed gesprek aangaan, vraagt ook wijsheid en geduld.
Valkuilen
Verschillende valkuilen liggen op de loer. Een ervan is dat we alleen voorspelbare vragen stellen. Jongeren willen echter eerlijke vragen. Zelf vertellen ze soms onbehouwen over wat ze doen, zien en denken. Waardeer hun eerlijkheid. Als vanzelf gaan ze daarna vragen wat je er als ouder van vindt. Eerder niet.
Ze zijn op zoek naar antwoorden, naar waarheid. Dat gaat gepaard met het spannende proces van ”schuren” langs bestaande grenzen en opvattingen. Als ze keuzes maken die tegen Gods Woord ingaan, probeer daar dan in liefde woorden aan te geven, zodat je pijn en verdriet voor hen zichtbaar worden.
Een andere valkuil is dat we ter verdediging stellige beweringen en overtuigingen poneren. Ga echter niet als moraalridder het geestelijk erfgoed verdedigen. Jongeren prikken daardoorheen. Vraag in plaats daarvan eens: „Kun je vertellen hoe je tot deze gedachte bent gekomen?” Ze verlangen niet naar voorgeprogrammeerde antwoorden, maar naar overdachte en gefundeerde (opr)echtheid.
Ouders moeten zich ervan bewust zijn dat er onbedoeld verwarring kan ontstaan vanwege de verschillende taalvelden in de communicatie. Als een jongere zegt dat hij de preek ”inspirerend” of ”middeleeuws en ongenuanceerd” vond, moeten we moeite doen om hem of haar te begrijpen. Hun taalveld is anders dan dat van hun ouders. Maar als we goed luisteren en de juiste vragen weten te stellen, neemt de geestelijke spraak- en interpretatieverwarring af. Geef zelf woorden aan hen. Want waar moeten zij het geestelijk taalveld vandaan halen, als er weinig over geestelijke zaken gesproken wordt?
Er zijn gelukkig ook jongeren in wie de Heere duidelijk werkt. Hen mogen we niet vergeten. Zij hebben, net als alle andere jongeren, leiding en correctie nodig van Godvrezende en wijze leidslieden, zoals eens Priscilla en Aquila de jonge Apollos onderwezen (Hand. 18:26).
Vrijmoedigheid
Soms zuchten ouders: „Ik zou zo graag van hart tot hart met mijn zoon of dochter willen spreken. Maar ik kan het niet. Zij leren het op school, ik heb het nooit meegekregen.”
Kwetsbaar zijn is moeilijk, maar door uit te spreken dat je het als ouder lastig vindt om over geestelijke zaken te spreken, ontstaat er al beweging. Een mooie vraag als aanleiding tot een gesprek is: „Wat zou jij later anders doen in de geestelijke opvoeding dan wij?”
Ouders kunnen zich verdiepen in de leefwereld van jongeren, die het prettig vinden als je dit doet door open en directe vragen te stellen: „Wat doe je in je vrije tijd en waar heb je het over als je met vrienden op stap bent?” Blijf belangstellend en betrokken op hun leefwereld, ook wanneer je zou wensen dat je van het bestaan van deze wereld niet afwist. Jongeren zijn allergisch voor het veroordelende vingertje, voor gemaaktheid en stelligheid. Dan gaan ze uitloggen.
Ontbreekt het bij ons als opvoeders vaak niet aan vrijmoedigheid? Het vraagt van ons moed en tijd om de diepste gevoelens en gedachten van jongeren op tafel te krijgen. Vraag eens: „Hoe is het nu écht met je? Wat trekt je zo aan in de games die je speelt en de films die je kijkt? Kijk je uit naar de zondag en waarom? Kun je eens vertellen wat je zo mooi vindt aan een jongerenavond? Hoe vind je het dat wij thuis over geestelijke dingen spreken?”
Regelmatig hoor ik: „M’n ouders praten nooit over geestelijke zaken.” Dit vergoelijken ze dan met: „Ik begrijp het wel, hoor. Ze hebben het zelf ook niet van hun ouders geleerd.”
Relatie en gezag
Uit ons onderzoek blijkt dat het voor het versterken van de identiteit van jongeren belangrijk is om argumenten uit te wisselen over onze visie op de Bijbel, de eigen traditie en andersdenkenden. Voor opvoeders kan dit echter bedreigend overkomen. Dit kan liggen aan onwetendheid over de (christelijke) jongerencultuur of aan het ontbreken van kennis om je argumenten Bijbels te funderen.
Het helpt misschien als we bedenken dat, hoe kritischer de vragen van onze jongeren worden, hoe meer ze verlangen naar verankering in de Waarheid! Wees daarbij met de Bijbel in de hand duidelijk. Scheid hoofd- en bijzaken, wijs de zonde af en prijs de dienst van de Heere aan!
Maak tijd vrij voor gesprek en vertel dat je voor je kinderen bidt. Blijf onvoorwaardelijk van hen houden en leg je doopbelofte steeds voor de Heere neer. We hebben in deze ingewikkelde tijd onze jongeren een aantrekkelijk alternatief te bieden, het leven vanuit de Bron. Dat gaat tegen de stroom in, maar geeft wel houvast.
In de Bijbel gaan relatie en gezag samen op. Het is nodig dat ouders het gezag van Gods Woord voorleven en doorgeven. Jongeren hebben behoefte aan ouders die uit genade, met vallen en opstaan, als pelgrims Christus navolgen en verlangend uitzien naar een beter Vaderland. Laten we ons ervan bewust zijn dat afbreken in de regel gemakkelijker gaat dan opbouwen en dat voorleven meer effect heeft dan voorzeggen.
Een vader kwam met de vraag: „Wat moet ik morgen vragen aan m’n kind? Ik kan en durf het niet, maar doe ik het morgen niet, dan doe ik het nooit.”
Hij is de volgende dag uit z’n comfortzone gestapt en het gesprek met zijn kind aangegaan. Wat heeft dat hem gekost? Een stukje van zichzelf. Wat heeft het hem opgeleverd? Een ontmoeting die niet in woorden is te vangen.
De auteur is lid van de kenniskring van het lectoraat identiteit van het Hoornbeeck College. Dit lectoraat onderzoekt hoe de christelijke identiteit van jongeren versterkt kan worden.